De geschiedenis der Nieuwtestamentische Godsopenbaring - pagina 13
11 het Nieuwe Testament predikt door openbaring den eenigen weg der zaligheid. Het doet dat door te spreken van het werk van Christus, het geeft de prediking over dat werk. En de wetenschap, die aan deze openbaring recht wil laten wedervaren, zal dan ook niet als de Bijbelsche theologie alleen op de woorden, doch ook op de daden hebben te letten OTrouwens, en dat zij de tweede opmerking, die we hier maken, zóó alleen komt God als God tot Zijn recht en wordt genoeg gedaan aan Zijn majesteit. Niet God wat en de mensch wat,, maar God alleen. God komt met Zijn Woord en de aarde davert, God zelf zorgt, dat het Woord, dat Hij tot menschen heeft te spreken, op juiste wijze tot menschen wordt gebracht. Als Hij zich openbaart, is het niet, opdat die openbaring verborgen zou blijven, maar opdat ze bekend zou worden en alle menschen roepen tot aanbidding. Evenwel, wie openbaring zegt, raakt aan een menigte van problemen. Het verblijve aan de dogmatiek nauwkeurig te omschrijven, wat onder openbaring moet worden verstaan, hoe ver ze reikt, hoe ze moet worden ingedeeld en wat ze bewerkt. Hier doen zich vragen voor van zeer groot belang en van wijde strekking. De beantwoording daarvan is voor ons onderwerp niet noodig. Immers, als men openbaring aanvaardt, gelooft, dat God zich in woorden en werken heeft bekend gemaakt en daardoor nog steeds tot ons spreekt, zal men toestemmen, dat in het Nieuwe Testament met uitsluiting van alle andere boeken, die dezelfde periode behandelen of misschien dezelfde stof ons mededeelen, bijzondere openbaring is te vinden. Dat mag ons uitgangspunt zijn. Té meer, daar we hier staan voor iets, dat dadelijk samenhangt met heel het theologisch uitgangspunt. Scheiding tusschen theoloog en theoloog maakt niet slechts het al of niet aanvaarden van Goddelijke openbaring, maar wel degelijk ook de houding tegenover de Schrift. Wie in haar, zooals ze daar ligt, openbaring Gods ziet, omdat hij niet alleen gelooft, dat God gesproken heeft, maar dat ook de Schrift zelf vrucht is van ') A. KuYPER, Encyclopaedie der H. Godgeleerdheid, III, 1894, bl. 175; BAVINCK, a.w., I, bl. 360; NÖSQEN, a.w., I, bl. 12 vlg.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 oktober 1925
Rectorale redes | 76 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 oktober 1925
Rectorale redes | 76 Pagina's