GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Taalbederf door de school van Kollewijn - pagina 102

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Taalbederf door de school van Kollewijn - pagina 102

Rede bij de 54ste herdenking van de stichting der Vrije Universiteit te Amsterdam

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

94 dezelfde taal te spellen, die bij KoUewijn c.s. zoo geliefd was. Hij betreurt het, dat Groningers en Overijselaars zich richten naar hunne minderen f de Hollanders], die het in morphologische destructie verder hebben gebracht; en hij hekelt de syncope der d, en de toomelooze assimilatiezucht: possegel, kosschool, la'wel za'k maar is? Hij spreekt van de „fatale zucht om zekere conso* nanten indistinct uit te spreken". Men oefene zich in „fonetische zelfbeheersching". „Ook de schrijftaal kan hier van heilzamen invloed zijn en is dit reeds vaak: nevens nies en niks wordt veelal niets gehoord. Een concessie aan het schrift. Een triomf van het aesthetisch zelfbedwang. Laten we in die richting voortwerken". (81*82). — „Men eerbiedige den edelen en hoogeren stijl! Als ik menseliefde bij een dichter of redenaar lees, werp ik het boek weg" (77). Het angstvallig vermijden van woorden uit de schrijfs taal maakt moderne letterkundige gewrochten ergerlijk familiaar en plat (83). Van het kinderen* en onderwijzers*argument wil Cosijn niet hooren: „een kind dat onze spelling niet leeren kan, kan niets leeren" (61*64). Hij wijst op de overheerschende plaats, die het lezen inneemt: „we lezen veel meer dan we spreken", en op het hoe: vaste woordbeelden, in eens door het oog omvademd, en onmiddellijk in voorstellingen omgezet. Daar ligt „het geheim van de stabiliteit der schrijftaal" (68*69). [Logeman's tegenwer* ping, T. en Lett. 6, 191 houdt geen steek]. Toch wilde hij de stom* me ch in sch wel laten vervallen (behalve isch), maar de ee en GO in geen geval: geen bedelen of bedélen voor bedeelen! (73, 76). Zoo is Cosijn, al wil hij de buigings*n (behalve voor het betrekke* lijke voornaamwoord) gaarne opgeven, en in de geslachtelijke pronominale aanduiding ook wijziging brengen (83*84), toch een zeer compromitteerend getuige voor de School van KoUewijn. Heel duidelijk blijkt hij dat, waar hij, sprekend over de quasi* wetenschappelijke aanmoediging om dialectisch te schrijven door „koele waarnemers van het object Taal: corpus vile, helaas", uitroept: „Welk een hysterie!" Hij wenscht voor alles het hoogere en beschaafde. Hij zou de zwevende „beschaafde spreektaal" wel op Fransche wijze in een „constateerboek" willen vastleggen. Want „de afstand tusschen gesproken en geschreven wordt met den dag grooter; en zelfs de fijne taal verwildert". Maar de oor* zaak zoekt Cosijn in „het natuurlijk er op los praten zonder acht te geven op wat juist is en wèl luidt" (81*82). 57 Men kent de fraaiïgheden nog wel: faljiet, mienister, justiet» sie, ofsier, iedieoot, horloozje, pasiënt, mieljoenen, koepee, kon* vokaatsie, odekolonje, sijfer, naatsie, sent, brosjure, masjiene, buro, kado, reels, enz. Ik neem deze meest op uit een overvloed in romantisch werk van KoUewijn en lezingen van Van den Bosch.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1934

Rectorale redes | 142 Pagina's

Taalbederf door de school van Kollewijn - pagina 102

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1934

Rectorale redes | 142 Pagina's