Taalbederf door de school van Kollewijn - pagina 116
Rede bij de 54ste herdenking van de stichting der Vrije Universiteit te Amsterdam
108 ibid. 76. De krasse onjuistheden in deze quasisconstateeringen laat ik noode onbesproken. Het komt dus neer op hetgeen Simons concludeerde voor de praktijk: de ouderen moeten maar blijven schrijven met nawerking van de oude aangewende regels, „de jongeren (vooral het kind) met de argeloosheid, die tot de natuur van de voornaamwoorden behoort" (bundel Spelling, Geslacht en Verbuiging 290). En wanneer men nu gezien heeft, hoe theorie, practijk, en de [toch wetenschappelijke, en dus exacte?] waar* neming der voorname „vereenvoudigers" nog uiteenloopen op punten als de stofnamen, de verzamelnamen, de abstracta — dan Ijehoeft men zich geen illusies te maken over toekomstige taal* orde of taaltucht. Wanneer de School van KoUewijn werkelijk het heft in handen krijgt en houdt, wacht ons het ideaal van het Kamerlid Thijssen: uitsgesnakte schoolmeesters, die „aan de spel* ling [men weet, hoe dat woord door politiek en taaitactiek uitge* rekt en ingekrompen wordt, naar het te pas komt] geen tijd meer behoeven te verknoeien", en „ e e n t a a l , d i e z ' n g a n g g a a t " . „ E n wij b e h o e v e n o n s o v e r d e t a a l n i e t b e z o r g d t e m a k e n , d a t hij a r m o e d i g z o u w o r d e n ; d e t a a l wordt nooit armoedig, maar groeit gezond". Handd. St.^Gen. a.v. II 2148. 108 Levende Talen 1934, 151 n. N a a r den vleeze is een voorbeeld van zulke boekerigheden en versteeningen. 109 Ik zal nauwelijks iemand behoeven te herinneren aan de merkwaardige uitkomst van het „referendum" van de Haagsche Post, medegedeeld in nr. van 3 Nov. 1.1. Dr F. C. Dominicus moest „met droefheid in het hart" vaststellen, dat geen enkele groep van Nederlanders was te vinden voor de spelling van Marchant dan alleen de onderwijzers en leeraren (de professoren en lectoren waren ook in overgroote meerderheid ertegen). 110 Zie Cosijn in Gids 1895 III, en de Handelingen der Tweede Kamer van 21*22 Juni 1934 met hetgeen kranten en tijdschriften het laatste jaar overvloedig ten beste gaven. 111 De Vooys neemt dien samenhang in 1931 in zijn Geschiede^ nis van de Nederlandse Taal 172*178 ook volledig aan; gaarne zelfs, naar het schijnt, want er ligt nog altijd wel propaganda in, schoon bij lange niet meer als voorheen het geval had kunnen zijn. 112 Van den Bosch, Pleidooi 39. 113 Taal en Lett. 1895, 210.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1934
Rectorale redes | 142 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1934
Rectorale redes | 142 Pagina's