GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Taalbederf door de school van Kollewijn - pagina 76

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Taalbederf door de school van Kollewijn - pagina 76

Rede bij de 54ste herdenking van de stichting der Vrije Universiteit te Amsterdam

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

68

Zt

Nederlandsche taalkunde te Leiden, die ondanks zijn leeftijd nog rusteloos werkt in het vak, dat hem hef is. Naast zijn opvolger Kern gaf hij ook nog een enkel college. Die opvolger was ziek, toen de geheime commissie werd samengesteld; maar ofschoon Muller door lederen Neerlandicus zou genoemd zijn als de aan* gewezen man om Kern te vervangen, de minister (en zijn raads* man?) dacht niet aan dezen taalgeleerde, die anders juist in vroegeren tijd zich reeds buitengewoon veel moeite had gegeven, na officieele opdracht, voor de herziening van de schrijfwijze onzer taal. De letterkundige Verwey (ten onrechte doet de mi* nister het voorkomen, of men dezen als hoogleeraar in de taal* kunde, „die tevens letterkundige was", beschouwen moet) „was aangewezen'*, verklaarde de minister in de Tweede Kamer. Ook Prof. Muller telde niet mee, was misschien wel geheel onbekend. Maar toen kort daarop Kern overleed, en het geruimen tijd duur* de, eer er een opvolger optrad, kreeg dezelfde oudhoogleeraar de opdracht om zoolang Kern's colleges voort te zetten. Toen kende men hem wel, en kon hem wel gebruiken, als taalkundig hoogleeraar. Prof. Muller is geen KoUewijniaan. „Als wij de deskundigen van de bovenste plank willen heb* ben, moeten wij hebben de Neerlandici van de verschillende hoogescholen", heeft de minister, naar zijn zeggen, gedacht. Maar hij heeft er twee zonder erg vergeten: die van Groningen, en de Vrije Universiteit. Overdiep in Groningen, en schrijver dezes, zijn geen KoUewijnianen: zij telden niet mee; zij bestonden niet. Of wel, zij waren (met bv. Prof. Schrijnen) „andere elementen", die de minister niet in zijn commissie wilde hebben: „daar kon niets van komen". Hij nam Dr. Van Haeringen erbij: „nog geen hooglegraar". Maar vurig „vereenvoudiger". Toen begon de éérste spelling*ronde: Van Ginneken, het eenige niet*Kollewijniaansche lid der commissie „kreeg eenvoudig geen been aan den grond". En Mr. Marchant werd in een ommezien tot KoUewijn bekeerd. Want wie anders dachten, werden „met alle wetenschappelijk* heid knock*out geslagen". Zie Handd. St.^Gen. 1933*1934 II 2136* 2137. Ik herinner eraan, hoe Z.Exc. „de laatste spellingronde" kort geleden uitvocht tegen Prof. Huizinga, voor de radio (de Haag' sche Post van 3 Nov. 1934 gaf prentjes van de bokspartij). Ook deze hoogleeraar — mede tegenstander van KoUewijn — moest het smadelijk afleggen: al zijn stellingen heeten oud en onjuist. „De mannen van het vak", „de taalkundigen" hebben beshst; „en nu komt een ander hoogleeraar, niet deskundig, de deskundigen disquahficeeren". Prof. Huizinga, die, naar ik meen, oorspronke* lijk philoloog is, gepromoveerd op een onderwerp uit het Sanskrit, krijgt hier, voor knock*out te worden geslagen, zijn laatste college over de vergelijkende taalwetenschap. Dat zal hem deugd gedaan

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1934

Rectorale redes | 142 Pagina's

Taalbederf door de school van Kollewijn - pagina 76

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1934

Rectorale redes | 142 Pagina's