GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

CALVINISME EN KARAKTERV0RMING.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CALVINISME EN KARAKTERV0RMING.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Voor het juiste iiiaiclit in de verhouding 'van beginsel en karakter is bet vanzelf eisoh, dat he! begrip Karakter nader vpordt bepaald.

Gewoonlijk wordt .met het oog daarop '! eerst ge"vvez6n op de woordbeteekenis.

Het woord nu is van Grieksohen oogsprong en afgeleid van een werkwoord, dat ingiiffelén beteekent. Men zou den woordelijken zin derhalve kunnen weergeven met het woord letter of lettertype. Dit bxiengt ons ecihter slechts in zooverre op het spoor, dat het op iets eigens, iets kenmerkends wijst.

Wat den zaikelijfcen inhoud van het .begrip aanbelangt, moet worden erkend, dat de psychologen en, opvoedkundigen niet allen van dezelfde gedachte zijn.

Over één men het wel zoiO' goed als eens en wel hierover, dat het karakter een bepaling is van den retielijlken. .wil, . des menschen.

Zoo goed als 'eeö.sJ^^^^^p^^i|: Er zijn totfh gieleerden, diè'-dé meiisahelijke rede geheel buitein de omschrijving van het begrip-schijnen te houden. Een hunner beweert, dat hel wezen van het karakter slechts moet worden gezocht in d'e zinnelijke gevoelens van den mensoh, in zijn instincten, driften en impulsen. De intelligea-Li e • speelt dan heel geen rol. Het innerlijke wezenvan den mensch bestaat in zijn voralen en in zijn handelen, niet in ziijn denken. De stoffelijk natuurlijke zijde' van 's menschen jveezen is in dien gedacihbegang uitgangspunt.

Op dat standpunt kan uttéTSëiTd geen rekening worden gehouden met ideëele mom'enten en allerminst met religieuzie beginselen.

We houden ons ecjhter met deze o.p' oud-materialislischie leest geiscjh'oeide verklaring van he'; karalder niet veïder lOip.

Dat wil inu niet zieggien, dat het karakter niet ook .éen stolfelijk-natuurlijbe basis heeft in het zenuwap'paraat.

Ontkend mag met wiotdenj-dat voor het karakter van de gesteldheid der lichamelijke ziijde van het meinsöhelijfce weizen zeer veel afhangt. Deze gesteldheid, vainzelf al weer niet lOiSgedacht van de geestelijke zijde des menscihen, kan voordeelig, maar' ook nadeelig voor de karakteirontwikkeling zijn.

Het samenstel van neigingen, indriikken, driften/ en impulsen is wel het biologisdhe karakter van den mensch genoemd.

Maar dit staat als natuurz.ijde van het menschelijfce wezian buiten alle waardeering van gped of kwaad, en in zooverre de zfedelijk bedorven aard van den miensoh ler in werkt is het in den grond anders vooir geen vernieuwing vatbaar dan door een 'atoadhtig werk van G-od, door de wedergeboorte.

leniand kan van aanleg in zlijn wil krachtig zijn, in 'zijn handelen consequent, in zijn oordeeleo, zelfstandig, in de behiaeisching van zich zelf i'link, zonder dat hij daarom karakter in den ongeren zin des wooxds bezit.

De foïmeele eigenschappen van den wil kunnen immJers in dienst staan van het goede en van het kwade.

En allefen als zé in dienst staan van het goede, spreekt men van karaktei.

Zoo althans is het gangbare spraakgebruik.

Niemand neemt het op voor éen slecht karakter. Over 't al-giemieen wil naen dan liever van karakter 'niet spieken, hoewel de naant, strikt geiiom-en, inissdliien ook voor. zulk ^i^^^^l^^^fl: keling mag worden gebruikt.

Een mensch van karakter is derhalve een mensch, die een zedelijk doel, met vastheid, wilskracht en |i; i: th: Oudingsvermogen, zelfstandig najaagt.

Wil men hiet karakter omschrijven als het standvastige willen van het goede, dan kan deze begripsbepaling in haar .eenvoud voldoen, maar heeft ze tevens recht op nadere toelichting.

Er ligt tO'Ch in die korte, schooli niet onjujste samenvatting zieer veel in.

Daax is eerst het begïip< ''-tm^ët goede.

Wat 'den toensch onder .een of ander opzioht bevrediging verniag te schesiken, draagt vooa'.jiem, ; den naam van een goied. ^^^r ""

Maar het : goede is de benaming, van-.hi^^^^^f ste goed.

Vioor het hoogste goed zijn daïi' andere ' goé-' deren in ondergeschikte raagverhouding middelen ter bereiking van het hoogste goed.

Wat is evêiwel als het hoogste goed te beschouwien? .

Hier is v^^^sphaï' van beschouwing.

Ligt het hoogste goed ia heit nuttige., in wat geluk aanbrengt, in veredoling van den mensch als sojort, in verlossing van den miensclh , uit zonde en dood, in kennis van en gemeeiiiggh, in de : eere van God, in God .self?

Ieder voelt, dat in de ^aeytitwoording''vah' ('iê vraag naar htet wezen van het gO'sde de richtingen - in de etliiek uiteengaan. Daarmee looipt evenwijdig een even zeer gevarieerd verschil in de ontwikkeling van het karakter bij de menschen.

Voor ons nu bestaat karakter als ideaal jn hel"'fconstante willen van Wat onze God 'wil.

Waiiriëef "fer? waar*"isT'' dit 'hët' 'wézèn 'vaïl" Jiet kaxakter ligt in het konsta-nte willen van het goede, is het dan nog wel" mogelijlgS^fe.öeniig' mensch karaktoT kan bezitten?

Wie wil 'het goede?

Het goede dan zooals de Heilige Sdhrift het ons leert kennen? Immers volgens haar is alleen jCïod het hoogste voorwerp van het menschelijk willen.

Maar wie ka; n in dien zin het goiede willen?

Niemand van nature.

En als de Christen het doio> r genade weer wil, is dat een gave, welke hij van pod ontvangen heeft.

Maar dan ds htet nog Aveer nooit een standvastig, •een duurzaam en volhardend-vwllen.

Is ihiöt niet beter op-dhristelijk' standpunt hiaax van karakter niet te spreken en de kweeking ervan over te latein aan de niet-cihri.sLelijke opvoedkimdigen en psychologen ? Behoort het wel op ander terrein dan op; dat van de weield, ^ivaar God door zijn algemeen© genade nog: zedelijk'en zin liet bestaan en dooT welke gave in verband .met de zondige begeerte van zelfhandhaTing de schijn van het streven naar een ihio-ogste goed nog blijven kon?

Iemand gaf eens te kennen, dat al dat ijveren voor zelfbeheerschi'ng, karaktervorming en persoonlijkhei dscultuur alleen veïklaard kan worden uit een pelagiaansch beginsel. Christenen nioesten liever van geloiofsmannen, dan-van kaïraikters.spreken.

Is dat juist? Inimers neen.

Maar wanneer het met ]uist is'j maig-men lan wél van' karakter - spreken anders dan bij Chris-, tenen wier willen - op God is, gericht?

Karakter is altijd een qualifidatie van den wil, welke tot karakter zich ontwikkelt als hij diuirzaam, op het goede-, zij het dan .het vermeend goede, gericht is. Niemand zal echter zedelijk en zin o-ntzeggen aan ongeloovig-en. Welnu, in dezelfde lijn van gedachten mag ook niet worden beweerd, dat zij geen karakter kunnen bezitten, al moet er onmiddellijk aan worden toiegevoegd, dat zij het ideaal niet bereiken, het zelfs niet kunnen stellen.

Er, is naar onze maening een ideaal karakter.

En dat kan - naoiit toi ontwikkeling komen, tenzij dé mensch buigt vooi' G-od, Zijn wil. Zijn Woord.

Daartoe kan de mensch het van nature nooit brengen.

Een goddelijk werk is er vo'Or noodig. Het werk der wedergeboiorte'door den Heiligen Geest.

Alleen door (het m'acihtige ingirijipén van dén , G& eist Gods kan hét op' onzuiver laatste oogmierk gerichte willen van den mensch worden veranderd om voortaan het hoogste goed, zooals de Schrift dat leert kemien, na te jagen.

Wijisgteeren hebben .het uitgesproken, dat voor den mensch een soort wederge-lsoorte noodig is, omdat ihij in zij-n wil verdorven is "én een bekend .paedagoiog pleit er voor, dat men bij' de opvoeding J^er jengd toich van de •vreesehjke werkelijkheid "; 0itg.a, , dat het measchelijké hart van aanleg éen ^est mét slangen is. Wie deze werkelijkheid niet erkent, als hij begint met zijn opvoedkundig werlcj. komt volgens dien geleerde, bedrogen uit.

W-elnu, wie over 'het christelijk ka.rakter handelt en - over zijn vorming, gaat daarbij uit van een feit, dat dooï den Heiligen Geest in het hart van den pupil is neergelegd ©n begeert als medearbeider Gods de'n vernieuwden wil van den jeugdigen mensch toit ontwikkeling te-brengen, , en zoo jnede te werken aan de kweeking van zijn karakter. Dan Jaia.t hij zich verder bij de volbrenging yan zijn ^aiak leide'u dopr de uit de Heilige Schrift ontvangene, ei-gengiemaakte en, Jö^j^^^, ^; ^, ^^fflM^g^ van willen len handelen.

Wat igeldt voor de opvoeding van ' anderen js eveneens waar voior de zelfopvoeding.

Ook voiör de zelfopvoeding kent de Christen |iet nioogste ideaal.

Mij rest nu nog aa, n te toonen hoe geschikt de ..dalvinistische biéginselen zijn voor de vorming van Ifhet karakter.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 september 1921

De Reformatie | 4 Pagina's

CALVINISME EN KARAKTERV0RMING.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 september 1921

De Reformatie | 4 Pagina's