GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Aesthetische Christusbeschouwing.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aesthetische Christusbeschouwing.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

XI (Slot).

(Onze daad daartegienover).

Laat ons trachten ook' voor aesthelische naturen een plaats te bieneiden in het huis omz'er Chriatusprediking. Dat is de roeping der geborenen in het Jeïuzialem Gods.

Want wel beeft Prof. Is. v. Dijk i) gelijk, als hij. zegt, dat „Jeruzalem naoit hieeft mieègedroomd den zwaren droom, der ooisteEsiche mystidk'". Maar-het is ook waa.r, dat behalve de moderne Hugenholtz' 2), - eveneens de gerefol^m'eexde ©en aanvulling geeft van deze uitspiaak en dan wel zieker mtet volle instenaming vaii dealen auteur zlelf. Want al droomde Jeruzalem! geen z'waren droo'mi van mystiek, hiet had toch de mystidk in zijn waakbewustsïijn. Het, is waar: „In Jeruzialem' klimt de mensch niet tot God, miaar daalt God ilot den menscj^ af" 3), maar !het is ook weer waar: ; , uit Sion, de volkomiönheid der schoonheid, verschijnt God blinkende." (Ps. 50). Religie en kunst eijn altijd op elkaar aangeweaen, want beide trachten „temidden van het lempirische en eindige het transcendente en oneindige uitdrukking te geven" *). Maar daarbij deformeere de kujnst niet liet objectief bezit der religie, doch de religie fo'imieere' haar eigen kunst.

Diait kan. En dat moet.

Het kan. Het kan oiok bij^ de^lhpi'fösÖeschouwing: . I Höt kan ook Mj de uitbeelding van den Christus aan htet kruis.

Want ik geloof niet, dat J. C. v. Dijk absoluut gelijk Iheeft, wanneer hi| ziegt ^): , , er is geen „stijl" in Jezute' leven, en daarbij denk ik aan het Je-Saja-woord; Hij had geene gedaante noch heerlijkheid; als wij hem aanziagen, zoo was. er geene gestalte, dat wij hem zouden begeerd hebben. (Jes. 53) Wie met-dit woord lernst maakt, peilt opéóns den afgrond tusschen het ethische en het aleisthetisdhe, len ontdekt ook, dajt het ethische zidh hier van al het aesthetasche ontledigd beeft." Zie, daar is in dat.woord van Van Dijk' een ontz'aglijke waarheid, waarvoior we d, ajnil5; b!aar kunnen ziijn. Naar de buitenzijde is Christus aan het ktuis geensebooinheid, miaar verschri'kkelijkheid, openbaring' van den vloek. iMaat toch is er stijl in "hem. Het is' de stijl van het Recht. Van Gods Recht. Christus' kruis, wie dat ziet, die schouwt de basilica van Gods Reichitvaardigheid. En de lijnen van dit heiligdom zijin ontzaglijk in scihrikke.lij.ke schoonheid, - ón veïblindende harmomie, in verbijsterende regjelmaat. Dat is de 'goddehjlke stijl in den Christus aan het kruis. En dat gioddelijike spleelt door de uiterlijke verschijhing heen. Het is voor de ' Grieken, dë s eh oon hei ds dwepers, dwaasheid. Maar het g'el o of ziet het. En de k'unstenaar, die gelooft kajn, in zooveï hij hier gelooft, dat doen zien.

En dan: is .er ook' niet de stijl van de zuivere, onz'pndige menschheid in Christus? Van het waarachtig humane?

Ik kies een voorbeeld. Van Willem de Mérode hebben wij het volgende vers

Ik he'b o.p Golgotha gestaan En 'zag 't'gelaat van Jezus aan, Dieint men als een ellendalingi tkriiiisihout hing.

Daar riees zijn lichaam, , angstig blo.ot. Zijn Oi0igie.n duistrend naar den dood. Handen _'en voeten simlaït-gekromd, Diejn .Imond iii drogian dorst - verstomd.

Is dit leen 'Heiland naar mijln wënsch', Eien veeg len .aigefolterd miensch ? En kan dit zwartgieiron'nen bloed Een balsem., zijn vpor .mjijin gemoed?

Toen heëfi'öüjh èïël tot'if-geMKreid In groote godverlatenhteid: Heb met ons beiden medelij', O Heer, verlos U zelf en mij.

Tonen d'Oofdet Gij' der zlinnen schij'n Als lampe.n, die niet noiO'digi zij'n. En - als een lauwe regen viel Uw bloed in mijn verlepte ziel.

Toen 2.ag ik, dwaze zwlakkeling Den 'Heer, die voor den hemel hing. Die al mijn z.onden en ïfï"ijin smart / Leed aan zijn doodbekro.pen hart.

Wat woirdt uw bitteirhëid mij zoet!' O Heer, er daalt leen honingvloed Van liefde uit Uw gescheurde zij. Gij dorst leln derft en lenigt mij! 6)

Hier hebben^ w.e persoionlijke 'wijze van zien; hier is oiok is.choonheid in den Christus; doch ein'kël naar den maa'tstaf des gelo-ofs. De dicihter erkent, dat de gekrujiste naar de buitenzijde giezien, giedaante hjeeft, noch iheerlijkhedd, dat hij' geen aestheticluiS zóó b.evriedigtt. W^t biji Verwey zonder geloof tot bewondering van stille glorie leidt, dat brëingt hi.er tot „'go.dverlatenheid". En „de ho'ningvloed" is er wel, ma, ar eerst als-de schij'n dèr zinnen gedoofd is.'Hier is; bewuste erkenning, dat hiet kruis, z'onder geloof bezie'n, dwaasheid is of ergernis.

Hier is de synthese „tusschen dichter en gteloo--.vige gevonden.

Hier i.s erk'end", 'aat' niet de schoonheids-aanleg, doch het g'eloofs-vermögen ontvank'elijik is voor .de sehoönheid van Christus, niet naar den schijn der aarde^ doch naar den „stijl" des hemels.

Werkelijk, Jiet kan.

En daarom moet het ook.

Want zoolang wij niiet, met een beroep, op normatief 'en historisch Schriftgeziaig', het woord van Elihu: gewen u toch aan Hemi" (Job 32:21) uit onzte pTeekm'Otieven giësqhrapt hebben, z'óólang hebben wij het goed recht der cjhri's'telij'k'-theïstische „verwondering" toegqgeven. Ein tegelijk haar plaats erkend. Want tusscjien de passiviteit van wie e rik el verwondering is en zich no.g niet gewennen kajn, len de dotrre acitiviteit van yie aan a, lles gewend reeds is., staat hier op aarde in: e o.ntroering. van 'hem, die aan den goddelijkèn praal nog niiet g^gwend i's, maar to.cih bezig |is zich te gewennien en, 'zijn schroom overwinnend, eerbiedig nadert tot Jhet heiliigdo'm van Gods blinkende majesteit ~ en schoione harmonie, zoowel in rechtsbetoon .als in genadebewijs.

Als wij voor dien schoonheids|kant , der dingen, "als wij voor de - lyrie'k' van het dogma, als wij' voor de m'uziek van ons geloof aandacht vragen, dan is dat niet uit propagandisitischie neigingen. Dan is dat ni'et uit een soO'rt naijver op de bedenkelijke vruchten, welke Romle's aesthetiek voor de roomische kerk heeft .afgew.orp'en in de beweging tan (het na 1890 oplevend neo^christianisme. Dan is het o.ok niet enkel, O'mdat wij' den schijn •willen redden tegenover den vijiand, uit het negatieve motief, dat wij „onizien ismader wat hebben te antwoiorden", in het geding dat S.eerp Anema zoo mooi geduid heeft:

Dan doet de vijand onze zielen Zeere.: „Zie, wij verstaan uw machtloos pogen niet! „Wanneer g" uw liednen zingt: .... waar is uw „en als g', uT(y_ Hjerae zingt..; ^^^fe^is uw, lied? "

Want dan*^'^Mm" "we dat enM^S "Méeh" i%eds^ omdat hier ligt Gods gebod. God vraagt onze po-sitiieve aandacht èn onze positieve „Andacht" voor a 1 wat Hij geiniaalkt heeft... en zie, het is zeer schojon.

Wij zöieken onzen Ê, u, u; shr|oec!, wij; verlangen naar onzen „docitor iSèraphicus".

Neen, We begrijplen elkaar nu wel. Wij' wilIem geen terugkieer tot andere Christussonnetten van een igereformeerden Verwey. Naar 'de uitwendige zijde zeggen we liever met een yets uit Opbouw: "^

't Kruis is zoo arm, ^oo Öein, zoo bloot, - zoo aieïgens weelde voor mijn .blikken: en'Jezus' handen — z; e vei-wijden zich in nood, in stee van 'tot omhelzing saam' te gohikkein.

't Kruis is zoo hard, zoo hoekig, zoo armoedig, geen glorie van tenhemel slaande vlam, maar 'lidruppien veeg van wonden bloedig, 'geen sterke leeuw, maar stervend lam.

Ste'rvend lam!

Maar is het niet Johannes geweest, de ziener, diei tot ons geloof heeft 'gesproken van een schdonheidsvisie: een lain', staande als'geslacht? Het staan, de triumf van het Liamj, neemlt den indruk van zijn slaohtin-g iniet weg en zijn slachting is verheerlijkt in het liqht van zij.h schoonen triumf. Hier js niet de vers'm'elting van den lijder Christus 'met den heerlijken bruidegomi in zij[n tooisel, gelijk Thomson zegt, m'aar-hier is respect voor de heilshedeeling. , Gods. en toch de verklaring yala •den Smiartenmensch in hruidegomstooi en een zien O'p het hemelsch isieraad enkel door het, ook deze visite' O'V-erheerschend, dogtaa, ja, , ik z'eg het: dogma van zijn bloed.

Hier is de grondwet voor christelijke aesthetiek'. Tervnjl de aestheticus; , die enkel dichter zijn wil, den buitenkant , der "Christusverschijning benadert, maar vooraf 'de!n roslsen gloed van zijn fantasie daarover te spelen vergunt, daar is hier een eerst door het geloof tot bet innerlijk wezen doordringen, om dan, als het ons alles: toeschijnt — nieit toesche-miert — in het zjuivere licht Gods, te kotaien-tot onze aesthetische Chxistusaanschonwina: niet vóór het geloof, maar i n en d o-o r en u i t het geloof.

Zoo wordt - glegrepen de schoonheidsk'ant aer dingen, ook van Jezus Christus. En als daar een hoorder is, die enkfel dorheid in, 'het dog'ma gezien heeft, dan herinneie die melnsch zich, dat er ook een zekere „glanzende Tïoökenheit" zijn kan. Schleiermacher zag dien glans ligg-en over den sitijl van Kant; wij zien he-m in het dogta'a. Het dogma — dat is het systeem, natuurlijk; maar de glans ligt er in, er o-ver, de glans van Gods eeuwig schoon. En als daar een prediker is, die zich te arm voelt hij delzen schoonheid-seisch van on^en schoonen God, nu, daat is nog een binnenkamter, en daar is nog dö glanztende Bijbel en daar zijn nog boeketa, van vroomheid en schooinhieid. Hier is óók amb; telijfc moeten.

Eeln ptedikingi, die dan aesthetisch wil zijn, zal niiet een weefsel van aardsché schoonheidsdrade-n in-weven tusischen Christus lön de ziel, of, heter, van de ziel tot Christus, den alsdan misvormde; maar die zial de eerste lich'teltralen van goddehjkhemelsch schoion, doen uitgaan van Christus |tot de ziel. Hie^ vervormt niet 'smlensche-n binnenst o-viedeg den Christus Gods om dan, langs dien onwe^lenlijken Christus heein, dóór te drO'Omén tot het idool Van een mismaaik'ten God, m'aar hier hoort het geloovig hait i-n .Christu, s de stem van het hinnenst iOiverleg van God zielf, van God, die door Christus zoiekt zijn'~ziel, om-daar in zuiverste ontroering 's harten hinnenst overleg te vervormen, te wederbarien, te leiden en te' troosten.

Daarom, : geen fundament. Zonder ornament. Maar evenmin een ornament zonder fundaöient.

Geen dogmatiek zo-nder mystiek. Maar ook geen mystiek zonder dogim'atiek.

Geien inspiratie zonder .aspiratie. Maar ook' geen aspiratie zonder inspiratie.

O^nzie aesithetiefc vorme .ChriiStus niet. Christus voirmè onze aesthetiek. De levende. De wei^kelijfcev De Christus der Schriften.

Laat onis onzien sahamelen, bloedenden Heiland geien Stralenkrans geven pjm zijn bleek, bebloed gelaat en hem dan — o-p ^lez'ag van Berk' te voet vallen. Want zoo'n Heiland helpt ons niet En als Perk' zegt:

De Schoonheid daagt met stralen' o-m de slapen. En al wait knielen kan, valt haar te voet,

dan iS' , ons antwoord: -

'Dê ChrtSus datigt-mtet doornen om de slajen. En slechts wie bidden kan, valt hem te voet.

Ja, Christus daagt m-et doornen o-m, de slapen. Daar is-'nu eenm'aal, naar öe logicia Gods niets aan te doen. En het logische Gods is wijzer dan helt aesthetische deï menschten.

Chttötus daagt.

Bij Hem is zijne liefde, zijne heerlijkheid, zijn sieraad.. Maar , het is er gansch inwendig. Het is ei slechts voor wi-e gelooft.

Laat ons die, n Christus prediken. Wij' willen niet den Christus der aesthetiek, doch wel d i e aesthetiek van C'hris'tus. ').

Want - wij kunnen , ons ten slotte wel vinden in de woorden van Frederik van Eeden, mits in onzie-n zin verstaan: „Ik heb de vreugde gekend van wat men geluk noemt en van wat men wijsheid noemt en van wat m'en deugd noemt. En het is volstrekt niet een sensatie, een bizOnder sterke of niooie sensatie^ ieen'kunst-sensatie of schoonheidssensatie — o neen! het is een andete l-even".

Laat ons dat naar önzi© - wijlzie zögjgien. Laat ons bet zeggen , aan den jo-ngieling, „dien Jezus' beminde". Laiat o!ns (het iziegigen izóólang, tot dei ititel „S c: ho on© Meester" den Meester niet langer uit den mond van één der onzen smette in zijn waarachtigte, in zijn vetborgen scho-onheid.

Want, wat Boutens zteide tot „de schoonheid", dat - ziegigen wij tot Chri-Stus:

Als een ziuivre, ^, el f verlichte Zegenzware wol'kfcolon, '* Do'emt giji in de diepe vergezjichten Achter zieeën, maan en zon. Geen gedachte, die m'et felste schichten Ooit uw glans bereiken kon. Maar gieen hart, dat zich naar simple blijdschap [richtte. En uW niilden dauw niet won!

Eens zullen we Helm , zien. D'en schoonen bruideg'om.

En aJ wat aan Hem zijn zal, zal gansch begeerlijk zijn.

1) I> r Is. V-. Dijk, Gezamenl. Geschr. I 515 (Aestlietischs en EUiische godsdienst).

2) P. H. Hugenholtz Ji', Ethisch PantheïsrrH, 3 903, bl. 243.

3) V. D ij k , 1. 1.

4) W. Wind el band, Das Heilige, Priiludiëii, Ii=, 330.

5) 'J. C. V. D'ijk, Holdenvereering en Christusgeloof, St. des ïijds, - Jan. 1918, bl. 256.

6) Bij het Kruis, Stemmen des Ttids, April-1920, bl. 183.

7) Het spreekt-daa oofe-wel vanzelf, dat wij afwijzen de dwaze, bewering van het Letterkundig Weekblad van de' 'N. Rod. Crt. (29 Oct. '21, bl. 4), volgens welk© wij in deze artikelen zouden waarschuwen „tegen jonge poëzie, te weinig theïslisch en te esthetisch". De kwestie loopt niet over een ineer of minder in de , aesthetiek, maar over zuiveire of onzuivere 'aesthetiek. Over de onzinnigheid van het „Reformatorische veto over - de verzen, van Geraert van Saytesteyn" behoef ik gt-eu „woord te zeggen. IVIijn artikel (IX) had van zoo iets zelfs den sciiijn* niet. Zou d'e N. R. Ct. nooit eerlijk worden tegenover Gereformeerden?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

Aesthetische Christusbeschouwing.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 1921

De Reformatie | 8 Pagina's