GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KOYPER-BIBLIOGRAFIE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KOYPER-BIBLIOGRAFIE.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

door J. C. RULLMANN.

LXXXIII.

II (20 Dec). De levenskring van de voltleren der Reformatie is nooit gunstig geweest voor d'e ontwikkeling en den bloei der kunsten. Een eigenlijk Protestantsche kunst bestaat er zelfs niet. Hoofdoorzaak hiervan is, dat de Pïotestantsche Christenlieid en met name de Calvinistische, de illusie der zichtbare eenheïd, zij het ook met een wonde in het hart, heelt laten varen. Ze heeft haar eenheidsidealen verplaatst van hier beneden, naar het Jeruzalem, dat boven is, om den troon van Ihet Lam. ïoch verwerpt daarom het Ptotestantisme, zoo min in Luther als Calvijn, de kimst als gave Gods. Op zichzelf sluiten we de oogen voor de kunst niet. Eer stemt het ons droef, dat de gedeeldheid des levens aan een rein en heiliglijk ophloeien der kunst in den weg staat. Maar liever dan, nu [h, et eenmaal zoo is, de. kunst op het pad harer afdelingen en vaJsche idealen te volgen, laten we ons vergenoegen met wat er uit andere scholen ons edels geboden wordt; om voorts zelven tevreden te zijn met de kunst in foaar edelsten vorm , te grijpen, door öf zelf de harpi te tokkelen, óf naar anderer lier te luisteren, als de hymne naar God o.i.lioog stijgt en de kunst rechtstreeks venheerhjking wordt van Zijn nooit te volprijzen Naam.

III (24 Dec). Na de kunst komt hiet vermaak ter sprake. Eii dan mag er geen oogenbliK twijfel Over bestaan, of het vermaak is in en op zichzelf niet alleen geoorloofd, maar door God gewild, en kan nooit dan tot-schade van een gezonde ontwikkeling uit den levenskring van huis en volkworden geweerd. Slechts eischt het wortelbeginsel der wet Gods (de liefde tot God en tot den naaste), d-it als ongeoorloofd worde afgesneden en verboden, alle vermaak en alle ontspanning, waardoor aan de eere Gods te kort gedaan wordt, of ooK waarbij we door onzen naaste laten doen, wat we uit hooger motief zelf zouden weigeren.

IV (29 Dec). Zoo eeren we dan de Kunst als een heilige gave Gods, en het Vermaak - als een door God gewilde ontspanning, mits beiden gebonden aan Gods heilige wet. En ïiiermee begint de reeks van schier onoverkomelijke bezwaren; want niets zoozeer als Kunst en Vermaak leent er ziclh toe, om in zonde misbruikt te worden.

V (5 Jan.). Middenpunt van het pabliek vermaaJk! is het tooneel. Wat nu de komedie betreft, ze is onder cliristenen in elk opzicht en altijd onverdedigbaiar, zelfs indien we een ideale komedie konden scheppen, w.aar elk zondig element uit wegbleef. Want dramatische kunst eischt, dat de tooneelkunstenaars heel hun leven aan het tooneel wijden. Zulk een leven zou dan moeten bestaan in het jaar-in jaar-uit zich inwerken en inleven in een vreemde, vaak zondige rol. Dit onderdrukken, ja, stelselmatig onderdrukken van de eigen persoonlijkheid moet aan het karakter een onware plooi geven. En het christendom, dat er juist op aan is gelegd om ons uit „het spelen van |de vreemde rol" tot „onszelf te doen komen", staat alzoo principieel tegen de dramatische kunst over.

VI (26 Jan.). De lieHiebberij-komedie laten we onbesproken. Of de leerlingen van een gymnasium, gelijk oudtijds op de dies na, tal is, een stukje willen vertoonen; • of men een bruiloft door een kleine opvoering wil opvroolijken; of ook of men zich onder elkander oefenen wil in gesticulatie en recitatie door een AtJialia of Hamlet op te voeren, ra, akt de besproken kwestie niet. Diat is dilettantisme, geen dramatische kunst. Private liefhebberij, waar nooit publiek vermaak mee kan bedoeld zijn.

VII (28 Jan.). De Christelijke Kerk' heeft, .althans in de dagen, dat ze zidh. zelve eerde, onvoorwaairdelijk het tooneel als bedorven en onherstelbaar veroordeeld. Dit wordt met getuigen bevestigd. VIII (31 Jan.). Zelfs blijft het een vraag of, ook al schiep men een ideaal-tooneel, de vrouw als zoodanig ooit voor het publiek zou kunnen optreden, zonder iets te verliezen van h; et stofgoud van haar vleugelen. Geen onzer zou anders dan met leede oogen zien, dat zijn moeder, zijn vrouw, zijn zuster of dochter er zich , aan prijsgaf. En daaruit volgt, - dat „liefde voor den naaste" ons alle meedoen aan het tooneel en dus ook het bezoek van den schouwburg moet ontzeggen.

IX (2 - Febr.). Wel beweert men, dat God de aCteurs-talenten niet kan gegeven hebben, om ze niet te gebruiken, maar bewijzen kan men dat niet.

Waarom zou er geen talent voor de dramatische kunst door God kunhen zijn ingescha.pen, al is het zijn wil, dat, om der zonde wil, dat talent rusten zal tot hooger en heiliger levensperiode hiernamaals? Dat kunstig op elkaar werken van stem, gebaa.r, houding, uitdrukking, kortom, dat dienst-]3.aar maken van heel de verschijning aan wat de geest wil openbaren naar buiten, hoort het zelfs niet meer thuis in een aanzijn, waar alle dualisme weg z.al vallen?

X (4 Febr.). Ook over het talent der tooneelspelschrijvers valt men. Maar mannen als Shakespeare en Racine en Schiller en Vondel zijn volstrekt niet in den lageren zin door het tooneel tot schrijven bezield. Hun scheppingen behouden hun waarde, ook al viel alle tooneel weg. Zelfs bevatten juist de scheppingen dezer groote meesters een schat van schoonheden in zich, die op een tooneel bij massa's teloor gaan, en omgekeerd, voor een tooneel hindernissen opleveren, die door kleinere en onbeduidender scribenten uitstekend zijn gemeden.

XI (11 Febr.). De bedachtzaamheid der voorzichtigen wil zich voorts nog schikken naar de eischen der werkelij'kheid, en uit toegeeflijkheid .aan de jeugd een spaarzaam komedi'ebezoek toestaan, om ze voor erger te bewaren. Maar aan deze bedaarde bedenking der berekenende utiliteitsmoraal ligt een systeem van opvoeding ten grondslag, dat'lijnrecht indruischt tegen den eisch van Gods Woord. Het is de theorie der Jezuïeten, dat een klein kw, aad geoorloofd zou zijn om een grooter te voorkomen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 oktober 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

KOYPER-BIBLIOGRAFIE.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 oktober 1923

De Reformatie | 8 Pagina's