GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Ziende hunne gedachten".

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ziende hunne gedachten".

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

En zie, sommigen der Schriftgeleerden zeiden in zichzelven: eze lastert God. En Jezus, ziende hunne gedachten, zeide: aarom overdenkt gij kwaad in uwe harten ? Mattheüs 9:3 en 4.

Zal onze belijdenis, dat Jezus' verkeer onder ons één groot lijden voor Hem is geweest, van oogenblik tot oogenblik, gedurende den ganschen tijd' Zijns levens op de aarde, persoonlijk zielsbezit voor ons worden, dan moeten we in de beschoirwing van Zijn leven niet bij het uitwendige blijven staan.

Dan' zouden we trouwens vóór den grooten lijdensdag slechts van weinig lijden weten.

We zouden kunnen denken aan de schamelheid der kribbe, aan de moordplannen van Herodes, aan de vlucht naar Egypte. Maar dat alles ging toch buiten het menschelijk bewustzijn des Heeren om.

We zouden nog kunnen denken aan de pogingen der Nazareners om Hem van de steilte te dringen, aan de Farizeeën en Schriftgeleerden, als ze een-en-andermaal naar steenen grijpen om Hem er mee te verpletteren.

Onze bezinning over Jezus' levenslijden blijft zoo jammerlijk oppervlakkig, als we enkel of ook maar in de eerste plaats aan het uitwendige en lichamelijke denken.

Zijn ziel heeft Hij tot een sch'uld'offer gesteld. Om den arbeid zijner ziel zal Hij het zien.

En dien zielearbeid moeten we niet enkel in Gethsemané zoeken.

Dat schuldoffer brengt Hij niet enkel aan het kruis.

Dat zieleleed heeft Hij gedurende den gansöh'en tijd Zijns levens op' de aarde moeten doorworstelen. Hij doorworstelde het „ziende hunne gedachten".

Hoe zou het ons al pijnigen, vooral wanneer, we, in hoe kleinen kring ook, een eenigszins in het oog loopende plaats innemen, indien we eens alles konden hooren, wat de menschen achter onzen rug om van ons zeggen en oordeelen! Gelukkig, dat we er maar weinig van hooren.

En ze doen ons geen dienst, althans lang niet altijd, die het ons ijverig zoeken over te brengen.

Maar als we nu óók nog moesten weten, wat de menschen niet durven zeggen, maar toch van ons denken zonder het te zeggen.

En dan kan men in ons zoo veel afkeuren, in ons, zondige, gebrekkige menschen, wier zuiverste bedoelingen in de uitvoering nog zoO' leelijk door onze zonden worden bezoedeld.

Wij lijden onder hetgeen men ons aandoet of omtrent ons uitspreekt. Ons pijnigt slechts de openlijke miskenning.

En tegen deze pijn kunnen we onze ziel nog pantseren. We kunnen door de spanning van onzen menschelijken wil ons nog tot onaandoenlijkheid zoeken op te werken.

Maar Jezus heeft, gevoelig, subtiel gevoelig als niemand onzer in Zijn door geen enkele zonda vergroofd binnenste elke pijn doorgemaakt.

Hij wist alles, wat in den mensch was.'

Hier staat het en het roept een wereld van doorleden zieleleed voor ons op: „En Jezus, ziende hunne gedachten "

Hij komt om de wereld met Zijn groote liefde (: e zegenen. En men werpt Hem Zijn liefde in het aangezicht terug.

En dat ziet Hij nu.

Hij ziet het, éér het te zien is.

Hij ziet het, éér er iets tegen Hem gedaan wordt, ja éér er ook maar één woord tegen Hem gesproken wordt of verbeten één schimpscheut terzij wordt weggegromd.

Hij ziet de ergernis, de vijandschap, den haat kiemen en groeien in het hart van den mensch.

Daardoor weet Hij, dat Hij zal verworpen worden door Israels oversten en veel van hen zal moeten lijden, éér iemand er over durft spreken om Hem te verwerpen en te doen lijden.

Hij ziet het kruis éér iemand van een kruis heeft gerept.

En dat niet enkel, doordat Hij uit de Schriften^

Zijn Messiasprogram zuiver heeft gelezen. En óók' niet enkel door innerlijke bekendmaking van de zijde Zijns Vaders.

Maar ook' hierdoor, wijl Hij de gedachten der menschen doorziet. Hij ziet ze kiemen, groeien, rijpen.

Totdat Judas zich aanmeldt om Hem te verraden.

Totdat de bende met zwaarden en stokken uitgaat in den nacht.

Totdat het komt, wat Hij lang tevoren zag komen in hunne gedachten.

Daarin is Zijn leven onder ons één offer geweest. Eén lijden, Eén kVuis.

Het is, als wanneer wij moesten leven, dag aan dag in een van benauwende dampen verzadigde atmosfeer, die ons den adem bijkans zou benemen en de keel zou toenijpen.

Beschuldigingen, fijn uitgedacht, leugens, heimelijk overlegd, strikken in sitlte gespannen, Jezus is er van omringd geweest.

En Hij heeft het lijdend en duldend, alles gedragen !

Hij had deze wereld van zich kunnen slingeren in heiligen afsohnw.

Eén bede, één stille verlangenszucht en méér dan twaalf legioenen engelen zouden Hem zijn tegemoetgesneld om Hem uit deze vergiftigde ged'achtensfeer uit te lichten en Ilem in hemelsche heerlijkheid eeuwig als hun Koning te huldigen.

Maar Hij wilde hunne gedachten zien!

Hij geeft er zich aan over! • Hij maakt het ten volle dóór!'

Hij wil de verwerping. Hij wil hét k'ruis, jHij wil den vloek» Hij wil de hel.

Om onze aanneming, tot kinderen, om onze verheerlijking, om onzen zegen, om onzen hemel.

Nu vallen wij Hem niet tegen.

Onze sleclitste gedachten verrassen Hem niet. Hij weet wat van Zijn maaksel zij te wachten. Maiaj-wel staat Hij voor ons, bli'kt ons in de ziel, waar alle 'dingen voor Hem naakt en geopend zijn.

En Hij vraagt ons nèg, wat Hij toen vroeg: „Waarom ? "

En wee onzer, wanneer dat: „waarom? " ons niet verteedert, gelijk het de Schriftgeleerden niet verteederd heeft. Dan zijn we op weg den Zoon van God wederom te kruisigen en openlijk te schande te maken.

Onze gedachten! Hoe schamen we ons, dat Hij za ziet. Indien we ze maar voor Hem bewust leeren openleggen: „Heere, doorzie mij!" Indien we maar kennen het gebed: „Heere, doorgrond mij en ken mijn hart, beproef mij en ken mijne gedachten en zie of bij mij een schaidelijke weg zij en leid mij op den eeuwigen weg".

Dan vernieuwt Zijn Geest onze gedachten, onze innerlijke overleggingen, de intiemste roerselen van ons hait. En door de tranen van onze zelfaanklacht heen, glimlacht onze ziel Hem tegemoet: „Heere, Gij weet alle dingen, Gij weet, dat ik U liefheb!"

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 januari 1924

De Reformatie | 6 Pagina's

„Ziende hunne gedachten

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 januari 1924

De Reformatie | 6 Pagina's