GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Alice Nahon.

Heel de wereld interesseert, zich gedurende eenige dagen voor de doode schrijfster Mari© Corelli, omdat ze de eer gehad heeft, vondelinge te .zijn. Misschien komt het wel doordat een andere (en betere) schrijfster, Alice Nahon, niet op dat zelfd» voorrecht bogen kan, dat de belangstelling voor haar minder sterk blijkt te zijn, al is die o.ok gevraagd. In Morks Magazijn geeft H. G. Cannegieter, aangehaald in „Den Galden Winckel", een van vyarme genegenheid getuigende karakterschets van Alice Nahon, het dichberesje.dat doo^r haar „Vondelingskens" en „Op zachte Vooizefcens" zoo' spoedig veler haiten Avon. Alice heeft reeds een moeilijk leven gehad. Als heel jong: nieisje verpleegster in zwaren dienst - werd ze ziek, , en men stopte haar in een sanatorium. Het verblijf daar werd het gevoelige kind tot

Nooit ïaat' de herinnering aan dat kloos.ter de dichteres meer los, waarin ze met oude menschen en kinderen en zieken en abnormal en als deel van een zonderling en erbarmelijk geheel opgesloten zat. .Zeven jaar zat ze er eenzaam in een wit gekalkt kamertje met blauw-steenen vloer en een hoog venster. "Nooit vond ze er een ziel, die haar tot vriend zon zijn, .want de weinige patiënten uit de gegoede klasse vonden nog hun ideaal in bordu'urimtronen en liedjes nit het café-chantant....

Och, hoe slordig behandelde men haar in dat rusthuis; men liet haar gevoelen, dat zij toch ongeneeselijk was en hield haar voortdurend voor oogen, dat zij bereid moest zijn om te sterven. „Bijna eiken nacht zag ik", aldus vertelde ze mij', „het kleine lampje branden in het doodenhuisje schuins tegenover mijn-venster; dat wou zeggen, dat één van mijn gezellinnen dood was, en ik vroeg; mij. af: wanneer zal het mijn beurt zijn? "

Gruwelijk verblijf! Maar zelfs hier vermocht men het edelste van het m-enschenwezen niet te dooden. Hier, in. dezen somberen kerker, in dat gebroken lichaam, in die neergeslagen ziel, zijn de gedichtjes ontstaan, die heel Holland's taalgebied thans üit de „Vondelingskens" en „Op zachte Vooizekens" kent.

„Den Gulden Winckel voegt hieraan toe :

En hn Alice Nahon weer beter is heeft ze maar één wensc-h: een eigen tehuis als rustpunt voor haar leven, een aardig klein woninkje met een „Pallieter-boffcen" vol mooie bloemen. Als er menschen zijn die haar daaraan belpen willen, de heer Cannegieter te Haarlem-verklaart zich gaarne tot bemiddeling bereid.

Onze lezers weten, dat Drs C. ïaSiéla.ai-in ons blad zich ook reeds bereid .verklaarde, bijdragen in ontvangst te nemen. Zij kunnen daarmee tevens bewijzen, dat het beter is voor levenden zonder, dan vóór dooden - mèt sensatie zich te interesseeren.

Dichterschapenkruis.

Voor Alice Nahon kunnen we ons gem.akkelijker interesseeren, dan voor den Groninger Kunstkring, die verzen van Jozef Cohen aan de markt gebracht heeft, waarvan er een aldus luidt:

Waarom-schrijf ik deze verzen? Omdat ik lijd Als alle 'dichters lijden, zoo is de wet.

Heb mededoogen m«t mij.

'Geef mij 'uw geloof en uw liefde

Elke dichter is Christus, die krimipt aan het kruis.

Niet alleen een boersch Calvinist (de uitdrukking is van den heer Q'ueri-do'), maar ook Martien Beversluis (geen dame) vindt deze woorden ergerlijk. In elk geval zijn ze do-m. iMen zon. den po'ëet met den Heidelbierger willen bewerken....

De Heidelkerer naar Amerika.

-'Want heusch, niet alleen ©en Calvinist wil •ketters met den Heidelberger bewerken . (hiji maakt zelfs uit paedagogisch oog-punt daartegen bezwaar), maar „De Gids" doet het, de oude, liberale Gids. Diaai geeft Prof. Huizinga een afiseurendo beoordeeling; van het beruchte (ook in Dr Wielenga's pers-schouw ter sprake gebrachte) boek van Hendrik van Loo'U, den Amerikaan, die ons gaf zijn „Geschiedenis der Menschheid". Hoo-r, hoe het daarbij toegaat:

Met Wells deelt Van Loon de O'pvatting, dat het geschiedverhaal met den oorsprong van het dierlijk leven op aarde, of zelfs m'et dien van het heelal, dient te beginnen. Ik houd dit voor een groote dw-aling, en Van Loo-n's werk is, - meen ik, geschikt, o-m dit aan te toonen.

Onze voorstelling van h-et werkelijk verloo-p der palaeontoloigische feiten is niet ©en historische, maar een natuurw-e-tenschappielijk-e.

Zoodra wij pogen, de • ontwikkeliiiig der soorten met ons historisch orgaan te zien en met onze histoiische middelen te beschrijven, vervallen wij tot pure mythologi.

En even verder:

Op de vergissing, dat wij van alles het gehéél moeten weten, volgt die, dat wij het allen m-O'eten weten. Onze medebuxg-ers, die er geen tijd en geen hoofd voo-r hebben, en onze kinderen, die er niet rijp voor zijn, zij zullen allen' weten, hoe het nü 'met de wereldgeschiedenis eigienlijlc gezeten, heeft. Op h'un ma.nior natuurlijk. ... Én nu komt als fata, al gevolg de derde vergissing, ditmaal een paedagogische: Wij moeten afdalen to't het Kind.

Dit is een der vloeken van onze eeuw. Hoe wijs .wa, s de tijd, die de. kinderen lezen leerde .uit den Heidelbergscben catechismus, waar zij niets van begrepen! Want wat is, - , - b: ét©r, .d, an-.te voelen dat men niet begrijpt?

Inderdaad: Amerika is nog niet aan den Heidelberger ontgroeid. De eene Am-erikaan weet alles van het b e - gin der wereld op ©en prik, en de andere, J. F. Rutherford, Aveet alles, van, bet ©'inde op-z'n duimpje. Ter aankondiging van zijn Amsterdamsche lezing over den 0'p'ma, rsch aller Volkeren-tot den groiotein Jcrijg; van Armageddon, welke lezin-gr gehouden is, niet in de Lntliersche kerk aan het Spui, maar in de D'iamantbeurs, heeft hij het volgende den Amsterdammeren kond gedaan per-circnlaire:

Alle natiën en volksklassen ver-.zamelen hunne s t r ij d k r a c b t e n voor dezen beslissend en gigantischen eindstrijd en trekken op tot , den door Gods Profeten in den Bijbel voorspelden grooten slag van Harmagedon (Openbaring 16:16). De Almachtige a-al echter dezen laatsten verschrikkelijken eindstrijd van allen tegen aUen afkorten, zoodat millioenen nu levende menschen deze moeilijkbeden overleven, en in Gods Rijk, dat op de puinhoopen van de oude vi'ereldorganisatie. opgericht zal worden, niet meer sterven zullen. •

Jezus zeide van deze beslissende katbastropbe: Alsdan zal er groote verdrukking wezen hoedanig niet is geweest van bet begin der wereld tot nu toe, en ook niet zijn zal. En zoo die dagen niet verkort werden, geen vjeesch zoude behouden worden; maar om der uitverkorenen wil zullen die dagen verkort worden". (Mattbeus 24:21, 22.) Milboenen nu levende menschen die" in dezen moeilijken tijd verootmoedigd voor G-O'd.zic-h van ganscher harte zullen bekeeren, zullen door Zijn reddende kracht door dezen tijd van hoog-en _nood, worden heengeleid en nooit sterveiif|w^ll^SSS^#:

Intusschen beeft dit Amerikanisme althans dit goede, dat men zich we-er eens herinneren kan, . dat Beets niet had moeten schrijven: „Mijne vrienden, men zaJ ons allen begraven."-Want dat kon hij evenmin zeker weten, als de velen, die door de bewering, dat niets zekerder is, dan de do.od, bewijzen, dat ze al te vaak stof geven voor de aanklacht, dat de. to'ek'o-mstige dingen te weinig CTnderons leven.

Het woord aan Kampen.

Over „Saul en David" is nu wel bet ©en on ander gezegd. Maar een Chr. Geref. kerklid heeft ook een duit in het zakje gedaan. Hij beeft, niet in „De Wekker", maar in de „N. R. Ct." het volgende geschreven:

In aansluiting bij uw publicatie inzake de tooneelpolemiek onder de gereformeerden zou ik u attent willen maken op 't volgende en willen verzoeken, in één of anderen vorm aan onze opmerkingen publiciteit te geven.

Men moge onder de Gereformeerde leidslieden in m.eerderheid tegen 't tooneel zijn, als men er over schrijft in kerkeUjke bladen, in de praktijk is de kwestie toch wel van de baan.

Immers ook in 't ultra-geref. Kampen vertoonen de studenten als bd van 'n corps bij officieels gelegenheden in 't dankbaar bijzijn van curatoren en hoogleeraren in 'n gebouw, waar ook „wereldscbe"

243' dilettantenvereenigingen op de planken verschijnen, tooneelstukken.

Wordt Louis Bou-wmeester door onze Geref. intellectueelen niet gefrequenteerd? Zijn stukken van Mobère of van Van Langendijfc meer geschikt tot „castigatie" van de „mores" dan Querido?

Waarom dan dat rumoer in de „Gereform. casa"? Is 't misschien alleen om de eenvoudige schapen in slaap te zingen? Maar dan gaat men toch wel onhandig te werk.

Geen officieel© verontwaardiging als men stillekens ook onder 't auditorium van amateur-spelers om-de vier jaar geniet.

VOS,

'n Chr. Geref. kerklid.

Kampen.

Tot zoover de beer Vo'S, lid der Chr. Goref. Kerk.

Treurt igij wel, hooggeleerde Vos?

Fronst gij wel 't voorhoofd van verdriet?

Hoe dit dezen keer zij, de beer Vos weet veel.

Meer da, n ik. Hoewel ook weer minder. Om met het eerste te beginnen:

Als met de óók door „wereldscbe voeten" betreden planken, die van de Kamper Gehoorzaal bedoeld worden, dair is de heugenis Van den heer Vos zeker dichter, bij den tijd der vaderen dan de mijne. In elk geval werden „wereldscbe voeten" niet getolereerd op-het studenten-igetimmerte, dat in de thans g; eslo0'pt© Kamper. Aula telkens in elkaar gezet werd en wa, aro'p bij bepaalde gelegenheden samenspraken werden gehouden. Misschien noemt de h-eer Vos ze too-neelstuklcen, gelijk meerderen doen. En jaj bet hooge woord zal er' wel Uit moeten in Kampen, daar in die Aula werden beuscb sajnenspraken gegeven. Eerst do'or do vaderen, die het ons geleerd hebben. Hardnekkige geruchten gaan er, dat de vadere'U ook al samenspraken opvoerden, toen de tegenwoordige docenten van de Theol, School te Apeldoorn er studeerden, hetgeen misschien verklaren zou, dat de beer Vos „De Wekker" niet vraa, gt, zijn stuk te plaatsen. En gingen niet tegenwoordige redacteuren van „De Wachter" en anderen bet Kamper-eiland bewerken met samenspraken? En hebben ook de menseben, die tegelijk met ondergeteekende aankwamen, niet tweemaal een samenspraak opgevoerd va, n MoHère, al was die dan verminkt - en voor ons en an-derer gemak in de Hollandscbe taal overgezet? Ja, - de plek is begraven, maar de heripnering niet, noch van de aanwezige professoren, noch van de a; anwezige dominees. Onze samenspraalc was getiteld: D-e Vrek. Sonnnigen zeggen: L'Avare. En wat heeft-Van: . Baaien toen goed gewerid, die nu de Gemeen© Gratie verdedigt in Amerika. En Waterink. En Bosch. En Bouma. En Dam. En Knoppers, die nu redacteur is, met anderen, van het Jongelingsblad, dat niet 'begrijpen kon, 'dat studenten den kostelijken tijd vermorsten met bet van buiten leeren van rollen. Ja, we deden allemaal ons best, ook ik, die mijn rol wel kende, maar niet kon. Ja, bet woord - is na aan Kampen. Gelukkig, d© schrijvers van „D© Wachter" zijn niet minder rechtzinnig dan die van „De Wekker". En va.n . Van Baaien, Waterink, Bosch, Bo'uma, Knop-.' pers 'moet ook iedereen afblijven, gelijk van de a, nderen.. En van de Kamper professoren heelemaal. Maar dat ze Bouwmeester frequenteeren? Nooit van geboord. Intusschen, het is netjes gezeid; daar niet van.

Modern en Pasken

Vaak vragen wij ons af, hoe modernen sprekgnvê|> it'. de feesten der groote beilsfeiten. Een voorbeeld ten aanzien van het Paaschfeest geeft onderstaand artikel van Dr K. F. Proost uit „De Hervorming".

Een verinnerlijkte visie op bet Evangelie is mogelijk — denken wij aan Kerstmis-, Goede Vrijdag-, Paaschgebeurtenissen, dan kunnen wij deze innerlijk beleven. Christus, de goddelijke, de verhevene voor ons geboren, wordt gekruisigd, staat op. De opstanding niet met allen nadruk op h-et lichaam, niet met allen nadruk op afsterven van het lichamelijk bestaan en een verder leven van ons aardsche bestaan, kan vallen in dit aardsche leven. Want wij kennen den dood ook in ons aardsche bestaan, kennen ook het weder ten leven komen. Wij kennen de gevangenis, de benauwenis, ' de begrenzing die ons van alle uitzicht berooft, wij kennen de beperktheid van het eigene, waardoor wij dood. zijn voor al bet aardsche. In ons aller leven zit wel iets van dat sterven. Illusies' gaan verloren, idealen wijken. Niet zonder bitterheid zegt Romuin Rolland: „D© meeste menschen gaan dood als zij vijf en twintig a dertig-jaar oud zijn". Dit alles gaat in de • richting van bet Johanneïsche woord: „Dit is het eeuwige leven dat zij U kennen, o God".'-

Dat bet opstandingsmotief in dezen zin ook voorkomt in de kijnst, ook in de moderne literatuur zijn plaats beeft gevonden, laat zich booren. Aan een drfetal bekende werken denk ik. Vooreerst aan Sehna Lagerlöf's „Gösta Berling". Het is het bekende tooneel dat Gösta na zijn ontslag ; n de herberg zit. Daar vindt hem de Majoorske. Gösta wil sterven. „Zoo! wil jij sterven? Ja, dat zou me niet verbazen — als je maar leefde! Maar kijk eens naar je uitgemergeld Hebaam, je krachtelooze leden, je matte oogen. Meen je, dat er nog wat over is om dood te maken? Meen je soms, dat je precies in een dichtgespijkerde kist moet liggen om dood te zijn? Geloof je, dat ik niet zie hoe dood ie bent, Gösta Berling? "

En zij vertelt van baar eigen geschiedenis, hoe zij eenmaal was de mooie Margaretba Celsing, lang geleden en hoe die sterven moest — opdat de Majoorske van Ekeby zou kunnen leven. Zij moest trouwen met een man dien zij niet liefliad. „Op dien dag stierf Margaretha Celsing. Sinds dien tijd

bestond zij niet meer, alleen maar de Majoorske Samzelius, en die was niet goed, niet schuchter; zij geloofde aan veel kwaad en geloofde niet aan het goede."

En dan komt Gösta tot het leven terug. De Majoorske wint. „Ik heb om je gestreden als om mij zelf. Ik heb tot God gezegd: als er nog een greintje van Margaretha Celsing in me is, sta dan toe, dat ze te voorschijn komt en dien man belet heen te gaan en zichzelf te dooden. En Hij stond dat toe en daarom kon je niet heengaan. En Hij heeft mij ingefluisterd, da.t je misschien ter wille van dat arme kind je voornemen op zoudt geven. Wel vlieg jelui hoog, jelui wilde vogels, maar Onze Lieve Heer weet wel met welk net je gevangen moet worden."

Gösta Berling staat op tot het leven. Maar nog m.enigen dood sterft hij voordat hij waarlijk tot het leven komt.

En in de tweede plaats denk ik aan Strindberg's passiespel „Paschen". Zeer bewust sluit hij aan bij het Paaschmotief. Het spel begint op 'Groene Donderdag en eindigt op Paaschavond. Doodsstemming ligt over een gezin; waarvan de vader in de gevangenis zit, omdat hij gelden verduisterd heeft. Allen leven in duisternis, de moeder omdat zij de waarheid niet zien wil en veinst dat zij haar man onschuldig acht, Elis de zoon, die zich een verworpene acht, opstandig is tegen het leven en de menschen. Nog meer onheil zit in de lucht: een leerling van Elis zakt voor zijn examen, Eleonore, de dochter, komt thuis onder verdenking van 'Hietstal, een vriend van Elis blijkt trouweloos. Het licht gaat dagen door Eleonore, het wonderbare figuurtje, zij ziet door en achter de dingen en weet menschsn het nieuwe leven te geven. Zij maakt ze anders, zoo den gezakten Benjamin, zoo EMs. En het Paaschlicht volkomen maken komt een schuldeischer Lindquist, die als een schaduw het huis nadert, maar blijkt een nobel mensch te zijn. Hij weet Elis zich te doen buigen, door hem klein te maken. En de moeder erkent de schuld van den vader. Het daagt overal, de Paaschzon straalt, de steen, onder den druk waarvan zij zaten, is weggewenteld. AUes komt te staan in het blijde licht en alles lost zich op.

En in de derde plaats denk ik aan Tolstoj's „Opstanding". Ook in dezen roman wordt een v.'ereld van duisternis en van zonde geteekend. Een jong meisje is ten val gebracht door een voornamen jongen man. Zij komt van kwaad tot erger, wordt zelfs beschuldigd van een moord, dien zij niet heeft begaan.' Een onder de rechters, die haar zaak jnoeten richien, is de verleider uit vroegere dagen. Hij ziet zijn schuld — door hem is het meisje tot dit leven gekomen. Zwaar is de druk waaronder hij komt te staan. Maar hij zal het vonnis vernietigd zien te krijgen, doet alles om haar onschuld te bewijzen. Boete wil hij doen, haar volgen haar Siberië, hij de ware schuldige. En als het vonnis wordt herroepen, de ballingschap niet doorgaat, biedt hij haar aan haar tot zijn vrouw te maken. Zij echter weigert, het is beter van niet. Maar hij is de wereld in een ander licht gaan zien, van zijn' bezittingen heeft hij zich ontdaan. Hij is opgestaan tot een nieuw leven, het is Paschen voor 'hem geworden.

In al deze verhalen het motief van 'de Opstanding, van het nieuwe leven waartoe een mensch komen kan. Al dezen, zij hebben, als Faust, de Paasch-.klokken hooren luiden, het koorgezang vernomen:

„Christus is opgestaan".

K. SCHILDER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 mei 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 mei 1924

De Reformatie | 8 Pagina's