GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS - SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS - SCHOUW.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Moderne voorgangers en bij belkennis.

Wat we vorige week. schreven ter vergelijking van moderne kunstenaarszielen en vrome kerklieden, zal misschien een heel enkelen onder de laatsten, maar in elk geval velen onder de eersten als wartaal klinken. Ook al, omdat zij van bijbelsche vergelijkingen nog niet direct alles begrijpen. In „De HoUandsche Revue" schrijft H. Mulder over de gebrekkige bijbelkennis van Nederlandsche litte^atoren. Eerst krijgt Willem Kloos er van langs:

Nog steeds laat die Bijbel-kennis te wensohen over, want in Kloos' jongste studie over Rliijnvis Feith, verschenen in de Ned. Bibl. en uitgegeven door de Mij. V. goede en goedk. lectuur te Amsterdam; kan men op pag. • 48 het volgende lezen:

„Wat zegt men b.v. van het volgende? Hot is maar een toevallige opmerking, onder de lectuur van Feith's werken gemaakt, maar die nog al 1reffend toont, dal wij, Hollanders, groot ongelijk heb ben, met dezen schrijver zoo te verwaarloozen, ja, te minachten, als wij sinds de generatie van '40 plachten te doen."

Feith schrijft: „Nu zijn wij kinderea Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij ïijn zullen, maar wij weten, dat als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk wezen, want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is." En spontaanlijk, toen-ik dit las, dacht ik aan Shelley's „Prometheus'Unbound".

Volgt dan een hier niet over te nemen citaat uit Shelley, waarna Kloos voortgaat:

„Er kan hier moeilijk spraak van navolging zijn, want Shelley's Averk is 36 jaar na dat van Feith verschenen, en buitendien heeft de Hollander waarschijnlijk nooit, zelfs in later tijd bedoel' ik, den naam van den hier niet voor 1880 eenigszins .bekend' gewordenen grooten Engelschman gehoord.

En ik wijs dus op deze, bij beide zoo geiieel verschillende schrijvers voorkomende gelijke gedachte van „iets zien en daardoor gelijk worden aan'Arat men ziet", uitsluitend' om critici te waarschuwen, dat zij niet te gauw moeten schermen met het verwijt van navolging, al vinden zij bij een schrijver iets, wat sprekend lijkt op wat een ander auteiir zegt."

De Bijbelvaste lezer heeft reeds lang tot zichzelf gezegd, dat Feith mot zijn: Nu zijn wij kinderen Gods", etc, niets anders deed dan 1 Joh. 3:2 aanhalen. Inderdaad, Kloos heeft, om zijn eigen woorden hem hier terug te geven, „groot ongelijk, met zijnen Bijbel zoo te verwaarloozen, ja, te minachten, als de Hollanders sinds de generatie van '40 plegen te doen."

Hij zou met wat minder minachting vóór en wat meer kennis van de Bijbel-lectuur behoed zijn geworden voor de belachelijke conjunctuur (conjectuur? K. S.), dat een Bijbel-schrijver uit het begin onzer jaartelling ... den Shelley van het eind der 18e en het begin der 19e eeuw zou hebben geplagieerd! Tot zoover de heer Mulder.

Vervolgens krijgt Mr M. Nijhoff een beurt:

Ik sla , , De Gid^'', JahuaH-aïiéverihg 1924, open. Daarin komen .voor „vijf kleine liederen" van .\Ir M. Nijhoff. Een dichter, een Idassiek opgeleid man. En hij schrijft in een geversificeerde „tweespraak":

Waarom waren het visschers Die van schip en net Werden weggeroepen Bij 't meer' van Nazareth?

Omdat Hij een Visch En een Visscher is.

De Bijbel-kenner weet, elk Zondagsschoolkind weet, dat bij Nazareth geen meer ligt en dat het meer, waarrond en waarop zoo menig tafereel uit Jezus' leven zich afspeelde, het meer of de zee van Tiberias was, ook wel genoemd het meer van Genezareth, omdat het land aan een der oevers zoo heette. En zooals ook Boutens, die uit orthodox-protestantschen kring afkomstig, klassiek gevormd en doorkneed in Bijbellectuur is, het ook in zijne Carmina (Maria en Johannes) noemt, waar hij schrijft:

En ook Johannes' geest was ver: Zijn • oogen vonden de avondster Niet hier, maar boven 't bleeke bed Van 't wijde meer Genezareth.

En wat te zeggen van de vergelijking van ' Jezus met een .... Visch ?

Men weet, dat de leden der oudste Christengemeente te Rome elkander herkenden door het teekenen van een visch. De woorden lesous Cliristos Theou Uios Soter (Jezus Christus, zoon van God, Zaligmaker) vormen met hun initialen tezamen het Grieksche woord Ichthus, dat visch beteekent. Maar het is toch wel wat heel ver gezocht, en duister voor den lezer, en zeker niet Bijbelsch, om het herkenningsteeken' der Romeinsch© Christenen anachronistisch in eene v^ergelijking toe t© passen, ter aanduiding van Jezus.

De gansch geleerde, zwaar-cultureele „Gids"-redactid blijkt de enormiteit van het „meer van Nazareth" niet te hebben kunnen opmerken, en bezwaren tegen de zonderlinge visch-vergelijking schijnen bij haar niet te zijn opgekomen.

Aldus weer de heer , H. Mulder. Ik betwijfel, of de Viscli-dichter het zóó bedoeld heeft, als de heer Mulder onderstelt.

Maar over dat meer van Nazareth moeten we m.i. den ontwerper niet al te hard vallen. Prijkt niet aan vele wanden van Gereformeerde woningen een schild Van een overigens zeer degelijken christelijken scheurkalender 1924 waarop Jezus aan een meer binnen Jeruzalem gezeten is? Toch was Jeruzalem geen stad met een meer. En het gesprek met Nicodemus (waarvan het schild een voorstelling geeft), was toch te Jeruzalem.

Vervolgens wordt in hetzelfde artikel ook gewezen op „Jaap" van Van Looy, waar ze in de kerk zingen:

„Maar 'sHeeren wet, gestadig dag en nacht Herdenkt, bepeinst en ijverig betracht."

„Gestadig", en niet „blijmoedig", zooals het psalmboek aangeeft.

En eveneens in , , Jaap" laat de auteur den dominee den dienst besluiten als volgt:

„In den naam des Vaders en des Zoons en des Hei-li-gen Geestes! Amenü

Maar, geen enkele dominee besluit daarmee den dienst aangezien een dominee nu eenmaal niet in alles gelijk is aan een geestelijke van de Roomsche Kerk.

Suggestie en zelf bedrog.

In de „Leidsche Kerkbode", schrijft Ds Kruyswijk enkele artikelen o.m. in verband met het Sufism©. Onlangs besprak hij daarbij de mystieke verschijnselen, die zich in dien kring voordoen en aanverwante vormen van mystiek, ook van" christelijk .terrein:

Zeer sterk spreekt het voorbeeld der heilige dronkenschap bij de Perzen. Naar de Sufi's zeggen en zingen, komt daarin tot hen hun Beminde, hun Vriend, laten we zeggen: God. De zalige ontmoeting doorstroomt hen met het heerlijkste gevoel, ook al is hun bewustzijn daarbij op nonactiviteit geplaatst. Het is het schoonste, dat op aarde kan genoten worden. Nu zijn hier slechts twee wegen, ter verklaring mogelijk. Wat zij gevoelen is waarlijk de werking van God in hun ziel; of anders is het anders niet dan een opborreling van allerlei voorstellingen vanuit het onbewuste, gepaard gaande met het z.g. heerlijk gevoel, dat dronken menschen soms in zoo behagelijke stemming schijnt te brengen. Het is óf iets zeer hoogs, óf iets dierlijk laags. Misschien komt de gedachte op, dat er ook nog een derde mogelijkheid is, dat het n.l. van den duivel stamt.

Over dit laatste slechts een enkel woord. In het algemeen zullen we goed doen, met deze verklaring voorzichtig te zijn. Dat zoovelen onzer in vele zonden onmiddellijke Satanswerkingen zien, stamt misschien' meer uit overblijfselen van heiden.sch geloof aan allerlei kwade geesten, dan uit een eenvoudig bijbelgeloof. In ieder geval: zelfs al is de Satan erbij betrokken, dan zal dit meer aldus zijn: dat dié ons verlokt tot zonden; ons eigen hart is naar Jezus' woord zwart genoeg, om pienigten van zonden voort te brengen. Ook menigten van verkeerde voorstellingen.

Blijven dus twee wegen open. De ondervonden werkingen stammen uit God, of uit den mensch zelf.

Nu leert reeds de Schrift, dat in het onderhavige geval de tweede verklaring de juiste is. Dit punt is van het grootste gewicht. Die Schrift weet daar niet van, dat men zich dronlcen drinken moet, zoodat men nauwelijks het natuurlijk gebruik van zijn boenen maken kan, om er n.l. op te staan of er mèe te loopen — dat men zich zóó dronken drinken moet om God als den Zielebruidegom in het hart te ontvangen. Neen, dat is niet het Schriftuurlijk antwoord op de vraag: Hoe zal ik L' ontvangen? Hoe wilt Gij zijn begroet?

En daarom zou ik over dit alles niet zoo breed uitweiden, indien niet veel in het Christelijk „mystieke" leven een even voozen bodem had. Maaijuist daarom is het van belang, om naar een verklaring te zoeken, wat er dan toch eigenlijk in zoo'n Silfiziel omgaat.

Wij vernamen, dat Éij streven naar de zelfvernietiging: een bepaald doel van vele ascese. Naar zelfovergave. En het beeld van de in de kaarsvlam verbrandende mot, die geen kreet van smart uit, moet daarbij dienst doen. Zóó is nu het mystisch ideaal. God in de ziel alles, ik niets! Diaar moet het verstand, het gevoelen, het begeeren enz. voor stilgezet worden, want dat hoort alleen bij mij, niet bij God.

En daar ligt nu het gevaar. Ik zou op liet oogenblik nog niet durven ze^ggen, dat daar de groote fout begint; ook vele, zoo niet alle Christen-mystici slaan dezen weg immers in. Toch ligt hier zonder twijfel een groot gevaar. Prof. Bavinck werd niet moe, daarop te wijzen. Zoo met name in zijn helder referaat voor de wetensch. samenkomst der „Vrije Universiteit" in 1915: Over het onbewuste. Zoo ook b.v. in zijn meesterwerk; Wijsbegeerte der Openbaring, waar hij in het hoofdstuk: Wijsbegeerte en religieuze ervaring aldus schreef: Wie zich met opzet van zelfbewustzijn, rede en wil belooft, bluscht het licht uitj dat God aaa den mensch geschonken lieeft, vernietigt zijn menschelijke vrijheid en zelfstandigheid, en verlaagt zich tot een instrument in de hand eener vreemde, onbekende macht (pag. 185).

De psychologische bestudeering van deze en dergelijke zaken is aan de orde van den dag. Ongetwijfeld verdient ze dat meer dan sommige andere modeartikelen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 augustus 1924

De Reformatie | 4 Pagina's

PERS - SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 augustus 1924

De Reformatie | 4 Pagina's