GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KUYPER-BIBLIOGRAFIE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KUYPER-BIBLIOGRAFIE.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

door J. C. RULLMANN.

CX.

85. Bedoeld noch gezegd. Schrijven aan Dr J. H. Gunning Jr. Amsterdam, J. H. Kruyt, 1885.

Dr J. H. Gunning Jr., sedert 1882 hoogleeraair aan de Stedelijke Universiteit te Amsterdam, schreef in Juni 1885 aan een van zijn Haagsche vrienden, dat hij, ware hij nog lid vaaa den Haagschen kerkeraad geweest, de weigering van de Kloosterkerk niet zou hebben verdedigd. Spoedig veranderde hij echter van zienswijze op dit punt, en wel door lezing van een hoofdartikel in De Standaard van 17 Juni '85 getiteld: De Heelen en de Halven.

Nog vóór dat Dr Kuyper zijn rede over „IJzer en Leem" hield, teekende hij, als Standaard-redacteur, met deze onderscheiding tusschen heelen en halven het verschil tusschen het volk des Heeren en de disseiatiëerende broederen; een verschil, dat altoos uitkomt op het punt van de breuke met het humanistisch leven der wereld:

De Naam van den Christus is de bron van een eigen, nieuw, hemelscli leven, dat op, elk punt liet humanistisch leven der wereld veroordeelt, en op elk terrein altoos weer de tegenstelling plaatst tus-(schen een leven uit de natuur en een leven uit de genade, of wil men tusschen geloof en ongeloof.

En dit nu aanvaarden de Halven niet.

Die tegenstelling gedoogen ze wel voor de ziel. Ook wel voor de predicatiën. Ten deele zelfs op het sterfbed. Maar niet kerkrechtelijk. Niet op maatschappelijk gebied. Niet op het Binnenhof. Niet aan de Universiteit. Niet op het erf van kunst en wetenschap.

In die absolute strelcking wordt deze tegenstelling alleen aanvaard door de Heelen. En dan is met Heelen volstrekt niet bedoeld een soort betere of dapperder menschon; noch ook mensclien, die niet in menig opzicht aan hun beginsel ontrouw (z'ijn; maar meent dit woord hen, die „uit het volk" zijn, naar den rijken, heerlijken zin, die hi deze uitdrukking van „Volk des Heeren" voor eiken kenner schuilt.

„Uit het volk!" dat wil zeggen uit dien historischen levensbodem opgeschoten, die èn historisch èn practisch èn principieel alleen aan den smaad om 's Heeren Naam herkenbaar is.

Zoo moet het dan vroeg of laat tusschen dezs Heelen en Halven tot een breuke komen.

Dit hoeft n i e t, zoolang men nog alleen toe is aan zielzorge en predicatie, aan evangelisatie en missie, aan philanthropie en 'dilettantisme. l\Iaar hoeft w el, en moet en komt dan ook onverbiddelijk, zoodra de Christelijke volksbeweging zich nog een schrede verder waagt, en nu ook doordringt tot de politiek, tot het recht en tot de wetens chap.

Dan toch roepen de Halven: Nu gaat ge te ver!; en getuigen de Heelen: „Met uw welmeenen: we beginnen pas!"

Dan volgt er een oogenblik van verwarring; er ontstaat gedrang, men gist nauwlijks wat het worden zal. Tot ten leste het proces toch weer zijn pad afloopt en de stroom zich toch weer in zijn bedding voortbeweegt, slechts een weinig versmald.

Want als hei dan op keus komt, zegt de Halve-„Nu ge zóó ver drijft, blijf ik op politiek terrein liever met de mannen van invloed, en op wetenschappelijk erf liever met de mannen van naam, en op kerkelijk gebied liever met de mannen van goeden wille vereenigd, — dan dat ik, met uw Gideons-bende voorttrekkend, straks èn op politiek èn op wetenschappelijk èn op kerkeiijk terrein, tegen mijn land en burgers kom over te staan.

En dan gaat men uiteen.

Niemand wordt de deur uitgedrongen, maar men txekt eigener beweging af.

Op die wijs had men het: „Achtende de versmaadheid van Christus meerderen rijkdom te zijn, dan de schatten in Egypte"; niet bedoeld!

Den schat van zijn eigen aalmoes en eigen rust had men veil, desnoods ook den schat van zijn persoonlijke eerzucht; maar den schat van het gemeene burgerleven; den schat van zijn historische stichtingen; den schat van zijn Rationale wetenschap; dien nooiti

En zoo liet men dan los, eenvoudig wijl men bij de hitte des daags vanzelf los weekte.

Ongemerkt viel mén van elkaar.

En bij dit uiteenvallen, verbaasde het nocli links noch rechts, dat men verder niet saamging, im.aar eer, hoe men over en weer pas zoo laat tot het inzicht was gekomen, dat men wel dicht bij elkaar, maar toch nooit op eenzelfden wortel gebloeid had.

Tegen dit Standaard-artikel verscheen van de hand van Pirof. Gunning een vlugschrift: „De Heelen en de Halven". Een woord aian de Hervormde Gemeente te 's-Gravenhaige, ook naar aanleiding der weigering van de Kloosterkerk. Na, lezing toch van genoemd Standaard-artikel was Prof. Gunning tot de overtuiging gekomen, dat het gebruik der Kloosterkerk voor het bekende doel terecht geweigerd was, immers niet uit kleingeestige antipathie, maat uit een diepgaand verschil in be^ginsel. En dit verschil scheen hem gewichtig genoeg om, al wa, s de aanleiding onbeduidend en weldra voorbijgaande, er de aandacht op te vestigen, omda: t het zedelijk van aard was en den grond raakte van het dooi God gewerkte geestelijke leven. De klove tusschen

„de Gereformeerden" en hen, die zij „de ethischen" noemden, was, volgens Gmining, ondempbaar geworden.

In Bedoeld noch gezegd antwoordde Kuyper nu Gurming aldus:

Hooggeachte Broeder, wat Ge gewaand hebt dat bestond, bestaat niet. U en de uwen als Antichristen te teekenen is niet in mij opgekomen. Ik k o n er niet aan denken, omdat er geen kiem zelfs voor zulk een gedachte in mijn hart schuilt; en al wat in mijn opstel „Heelen en Halven", of in welk ander artikel ook, zulk een fatale strekking verraden mocht, daar haal ik de eigen minuut, dat men het mij aanwijst, met dikke streep de pen door, ja, dat herroep ik liever duizendmaal, dan dat ik ook maar één oogenblik uw ziel of de mijn? ophoud bij zoo boosaardige gedachte. Ik zou mijn eigen aangezicht niet meer in den spiegel durven aanzien, indien ooit zoo iets uit mijn hart op het papier ware gekomen. Liever zag ik mij voor altoos de pen uit de hand vallen, dan dat ik mij ooit zulk een zeggen aanmatigen, en tot zulk een oordeel mij vermeten zou. En daar het U natuurlijk niet te doen is om wat misschien uit een in haast geschreven volzin ware af te leiden, maar Ge, als goed exegeet, alleen rekent met hetgeen de schrijver bedoeld heeft te zeggen, is door deze enkele verklai-ing het zoo pas gerezen geschil eigenlijk reeds tusschen ons uit den weg.

Uit het geïncrimineerde Standaard-artikel neemt Dr Kuyper echter terug de beeldspraak van het „niet-bloeien op eenzelfden wortel". Want dat beeld past wel bij het persoonlijk leven, maar niet bij een volksbeweging als waarom het hier ging.

De betiteling „Volk des Heeren" handhaaft hij echter, niet in geestelijk-dogmatischen zin, maar als een zichtbaar-historisch-calvinistisch verschijnsel.

Ook verAvijst Dr Kuyper nog naar zijn rede ter Deputaten-vergadering op 2 Juli, waaruit evenzeer blijkt, hoe de breuke door hem uitsluitend gecon-stateerd werd op een terrein, da, t gansch en al buiten het verborgen leven ligt.

Verder handelt Dr Kuyper hier over de weigering der Kloosterkerk, het recht van partijschappen, de oorzaak der breuke, de tweeërlei S taatsbeschouwing, de encyclopaedische quaestie, en de benaming „ethisch".

Om te resumeeren: het diepgaand verschil ligt hierin, dat Gunning volgens Kuyper te kort doet aan de Transcendentie Gods, terwijl Gunning klaagt, dat Kuyper de Immanentie niet tot haar recht laat komen.

Laat ons in dien strijd, juist door nobel pal te istaan voor ons beginsel, elkaar dan steunen, mijn Broeder!

Als ik gevaar loop te juridisch, te dogmatisch, te acuut-handelend te worden, wees Gij mij dan ten zegen, en houd mij terug!

En waar Gij m. i. van uwe zijde U in gevaar begeeft van de Immanentie tot over de grens van het Theïsme heen te schuiven, laat mijn woord daar niet altoos een afstootende, maar ook een enkel maal een zegenende werking mogen hebben op U.

Ten slofte onderteekent hij: Uw „oude vriend" Kuyper.

Dan volgt nog dit PostcripTum:

Met opzet zweeg ik over uw zeggen, dat Gij in eeuwigheid geen gemeenschap zoudt hebben met mijn pohtiek en kerkelijk streven. De heilige apostel Paulus zei: ik zal in eeuwigheid geen vleesoh meer eten, als ik mijn broeder daardoor erger. Is het goed, zulke nobele uitlatingen op zoo heel ander terrein over te brengen? — Maar bovendien, ik ben niet origineel, ik doe niets dan copiëeren. Wat ik op theologisch, kerkrechtelijk en staatkundig gebied beoog is niets dan zuivere copie te leveren van wat Calvin on zijn school beoogde. Wie nu, op de manier als Gij deedt, den copiïst verwerpt, verwerpt die ook niet het origineel?

Niet origineel was inderdaad ook Dr Kuyper's onderscheiding in Heelen en Halven. Reeds in 1865 schreef Strauss tegen Hengstenberg: Die Halben und die Ganzen. En in 1874 bad de ethische Dr J. Cramer in de S t e m m e n v o o r W a, a r h e i d en Vrede het verschil tusschen de gereformeerden en ethischen al gekenschetst door de tegenstelling : Heelen en Halven, en daarbij verklaard, dat de ethischen liever voor halven wilden doorgaan, dan den naam van heelen te verdienen met afwijking van den rechten weg der waarheid. „Wij stellen er een eer in halver wege te blijven staan, als wij zien, dat het voortgaan ons verderfelijk zou wezen".

In zijn brochure: De „Vrije Universiteit" en de Nederlandsche Hervormde Kerk gaf Dr Gunning nog een Naschrift over Kuyper's B e-d o e 1 d noch Gezegd, en in de Protestantsche Noordbraba, nder van 15 Augustus 1885 polemiseerde hij over dezelfde zaak nog met Jhr Mr A. F. De Savornin Lohman.

In De Heraut van 6 September 1885 beantwoordt Kuyper Gunning's Naschrift, alsook de brochure: Dr A. Kuyper's Laatste Vlugschrift, beoordeeld door Dr M. A. G. Vorstman, rustend predikant te Gouda. In datzelfde Hera.utnummer wordt ook de uitdrukking „Volk des Heeren" nog nader toegelicht.

Zie voorts: Gunning, Medegetuigenis, blz. 10 en: Prof. Dr J. H. Guiming Leven en Werken, 3e deel, blz. 69—91.

Een blik in het zielsleven van Dr Kuyper bij de overprikfcelde toestanden van die gespannen dagen geeft ons zijn meditafie in De Heraut van 10 Mei 1885, waarin hij aanwijst, hoe men, zelfs bij den felsten strijd over de zake Gods, .altoos zijn broeders zal verdragen in liefde.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 november 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

KUYPER-BIBLIOGRAFIE.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 november 1924

De Reformatie | 8 Pagina's