GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eros of Christus. III.

Want, in waarheid, de oud-grieksche Eros-idee heeft over do zudcngangen van den tempel van Gods Recht, gelijk Golgotha dat predikt on uitbeelden komt, het luchtige spel der liefd© dO'Sin klinken, totdat zelfs de stervenskreten van den man van smarten opgesmolten zijin in den lach van Eros, schaterend van liefdar en van leven, den god van muziek en verheuging, maar dan een verheuging, die niet komt „met beving".

Wij noemden den naam van Van den Bergh van Eysinga; en wij''heetten hem: dichter-theoloog. Want ook aan Eros heeft zich zijn dichterhart ontstoken. Hij heeft een boek zelfs aan hem gewijd: en de laatste woorden daarvan zijn welsprekender dan de overzichtelijkste inhoudsopgave: Eros-Christus, Eros-Apollo, Eros-Dionusos. Wie nu weet, dat Apolloi de god der schoonheid is, die de liefde strijüloos verovert en haar feest slechts viert; en dat Dionusos de god is, in wien de liefde tot den roes der dronkenschap stijgt, zich daarin verheerlijkend en verheffend; die weet nu ook, dat, óver Eros heen, de Christus hier gezien wordt als de ontdekking der hoogste liefde, die zichzelf zoekt om zichzelf, en die haar laatste vreugde vindt en haar genoegzame volmaking in de liefde. Achter die liefde ligt dan geen nader doel, geen strijd, geen worstelen om de eere Gods; want de liefde is God, is zelf de groote Eere.

En gelijk bij den roes, den dionysischen roes der liede, de bewustheid van den levensstrijd op den achtergrond gedrongen wordt in het oogenblifc der hoogste genieting, en de liefde alsdan aan zichzelf genoeg heeft, zoo is öok in deze opbinding \'an de smarten van Christus in de vreugden van Eros •de worsteling der eeuwen, zijn strijd om Gods Recht, zijn imvroeten tegen den Nacht en tegen den Vloek, volkomen weggedaan. Faulus ziet aan het kruis van Christus het handschrift van geboden en van inzettingein, . het handschrift onzer zonde, gehecht; ook weet hij rondom dat kruis de kampende demonen, de machten der hel, de legioenen der buitenste duisternis. Maar Van den Bergh van Eysinga, die achter Eros' heiligdom u treden 'doet, wilt gij hem den Christus en dien gekruist u hooren uiüeggen, hij ziet aan het kruis het teere .en droeve verhaal der liefde gebonden; hij hoort niet den roep der demonen, maar den wiekslag der engelen daar.

Want hij heeft zelf gedicht:

In het land, waar de engelen zijn. Keert in, die doorvoelde de pifn, die zat aan het avondmaal, die, het bleeke hoofd gewond, aan het kruis de liefde bond, een teer en droef verhaal.

Maar hij kent wat niemand kent, in dit land, naar den nacht gewend, de sneeuwige Eeuwigheid, en hij Adndt, verlorenen, nu door God verkorenen, de zoen, de zaligheid.

De beste exegeet is hier de dichter zelf. Hoor hem verklaren: „De Christus, in m'n hier gedichte verzen, is do Mensch, de God, die los zich scheurt uit het natuurlijke, en vindt de, hoogte, waar engelen hem omreien in lichtend hemelland." i)

Omdat dus het kruis van den Eros-Christus de liefde in haar extase opvoert tot hoogste spanning, daarom is het kruis tegelijk de kroon .der liefde; hellevaart on hemelvaart vloeien, gelijk we reeds opmerkten, hier samen.

Doch tegelijk komt het kruis al weer buiten den cirkel van het natuurlijke leven te staan.

De christelijke mystiek nu, zelfs de calvinistische, heeft óók de Liefde begrepen en van haar gezongen, zoo vaak zij den Christus ziet; want wat kan ter wereld mystieker klinken, dan de lofzang (hij staat in een ca-te-chis-mus, Kloos!), dat „wij vleesch van Christus' vleesoh, en been van Zijn gebeente zijn"? Maar déze mystiek heeft het kruis als den arbeid der liefde o m Gods recht onderscheiden van den groeten loon der liefde naar Grods recht: hellevaart en hemelvaart zijn hier twee. Daarom is de liefde hier dan ook niet losgescheurd, als bij Van den Bergh van Eysin, ga, uit het natuurlijke; want aan de zalige mystische betuiging van daareven gaat vooraf de „belijdenis der panden": Christus heeft ons vleesch in den hemel tot een zeker pand meegenomen en Hij heeft als een .tegenpand ons zijn Geest geschonken. Zoo trekt de Liefde Hem naar ons, en ons naar Hem, maar "de afstand is bewaard en de Geest van 'God, van Christus, wordt hier niet, als daareven bij Van den Bergh van Eysinga, identisch met den geest der Menschheid, al gaat hij tot haar in.

Zoo komt de kloof gapen tusschen de liefde-liederen, de hoogliederen van liefde, die de Christelijke kerk aan haren Christus, gekruist en verheerlijkt, ontleent, èn de Eros-gedachte, die door de nieuwere litteratuur heengaat. „Üw gelaat is het gelaat van Christus" - 1 zegt tot Eros 'Van den Bergh van Eysinga; en velen met hem jubelen, dat zij, verlost van dogma en catechismus, niu de eenheid hebben gevonden tusschen Pan en .den God en Yader van onzen Heere Jezus Christus; dat tusschen Beatrice van Diante en den Eengeborene, die uit den schoot des Vaders is, en die ons God verklaard heeft, de brug nu eindelijk geslagen is. Catechismus, en dan. een betere, wordt nu ieder gedicht, dat in Eros' liefde gedrenkt is. Want Pan is de god der muziek en de god van het blijde, durvende leven, de god van den dans; en Eros leert hem vinden de ziel, den Menschelijken 'Geest. En als Kloos aan Pan denkt, dan is hij o zoo gelukkig:

‘k Voel diep, dat achter alles schuilt'het Eéne: Pan.

.... O, de straat-traktaatjes, geschreven door een arme op zolderhokje voor zijn [kost, hebben soms méér naiefheid, frissche nieuwheid, , dan . [de praatjes, latigs bijbelteksten heen, door geesten flink tezaam [geklotst, alsof die hooge Zielen niets interessanters wisten, dan hier reeds een tienjarig Ca t h echisatie-christen. ³)

Maar Kloos, die het woord catechisatie niet eens schrijven kan (zoo weinig heeft hij eraan gedaan), schijnt niet te weten, dat daar óók verhandeld wordt de Liefde: „vleesch van zijn vleesch, been van zijn gebeente". En dat is de puurste na'ïefheid, maar geboren uit de worsteling van het heilsfeit, gestegen uit de koele klaarte van het dogma, dat door de liefde dacht.

Neen, Kloos weet het voorloopig nog niet.

En de anderen ook niet, de anderen, die met hem zingen ter eere van Pan, en van de Liefda.

Van Pan gesproken, — de een meent bij hem deu catechismus van het christendom te kunnen verdiepen, met behoud nog van den naam van Christus, maar de ander, radicaler (eerlijker ook, zeggen wij erbij) laat den Christus tenslotte voor Pan 'los. Als in Herman Gorters „Pan" de antieke goden voorbij trekken voor het oog van Pan, den vreugdegod, den god van „muziek en liefde", dan kan Apollo blijven staan, want die is weer de schoone, de zegepraal der liefde. Maar het Icruis van Christus, dat voor sommigen de extase van de liefde, de „vlam van passie in dit koud heelal" is, wordt hier aan de verachting prijs gegeven. Terwijl de een 'Eros en Christus vereenigt, daar kiest de ander vóór Eros, en dan t e g e n Christus. Moge al de bijlbel zeggen, dat Christus door den „Eeuwigen Geest" zich Gode onstraf felijk opgeofferd heeft, Herman Gorter vermag niet door te dringen tot de diepte van dien „Eeuwigen Geest"; slechts de Geest der Menschheid is hem schoon en goed, maar verachtelijk de Geest der Christenen:

En daar kwam langzaam en half opgericht Nog een God aan: de God der Christenen. • Pan kende hem nauwlijks, hoe hij glinsterde. Hij had een dubbel wezen. Alles. dubbel-Zinnig, zooals het water ook wel stubbel' Door den wind zóó, en vlak daarbij weer zóó. Jlij was hoog opgericht, tot in het licht < In hoogte, maar toch diep buigend, gezwicht. [ De eene helft van zijn gezicht was bloo Als van een knecht; de andere hardvochtig Als van een meester. De eene wang was vochtig Van tranen uit deemoed en medelij. Maar de andre hard in trots en hoovaardg-Hij had in de eene hand een geesel, maar De andre voerde het liefdesgebaar. Een helft van zijn rug Avas diep rood bevlekt Met bloed, de andere met goud bedekt. Blijkbaar was , hij half van de gouden eedlen, Half van de groez'ligen, die werke' of beedlen. Achter hem kroop Christus, slepend het kruis. En dan kwam 'n leege schijn, klein als een muis. Dat was der Christenen HeiUge Geest. En dan de Duivel, trotsch zooals een beest. Pan staarde ze aan en voelde een victorle^ Omdat hij bleef en weg zonk hunne glorie.

Hier4) wordt dus de God der christenen ia staat van beschuldiging gesteld: de 'liefde is in Hem niet volkomen. De theoloog è!n de poëet. Van den Bergh ''^ Eysinga èh Herman Gorter, zijn samen gaan staan aichter het roode vaandel, en willen beiden het proletariaat verlossen door de Liefde, de Gemeenschap; ? " zie — de eerste kan den Christus en het kruis als

symbool behouden, de ander laat die beide los.

Ja, de broeders van hjt ideëel, leit-loos' geloof, zijn aan de innerlijke tetgenstrijdigheid niet ontkomen. Ze zien liet kruis in het licht van Eros; ze meten n; iar Eros' maatstaf Golgotiia. „Wonder van Liefde, dat geen sterflLag weöt|! ..." zioo roept de een; en: „O Vlam van Passfie in dit koud heel-al!" ^) Maar de ander vindij •dat de waarheid precies in het tegenovergestelde ligt: ••warm is het heelal, want het siddert en het leeft en liet hijgt naar Pan en het danst zijn levensvreugde uit in de schoene uren van het al-leven; maar koud is Christus; die behalve met bloed, ooit met goud zich .Iaat bedekken, en wiens oog zoowel naar de heeren als naar de slave a lonkt.

De leerschool van Eros komt ook al niet klaar met den Christus.

En als de heerlijkheid van „de oneindige, algemeene, liefde voor het Heelal en voor de gansche Menschheid, , de liefde naar de Eenheid", in het gedicht van Gorter het licht van den nieuwen dageraad doet opgaan, dan : is het hem

of het het Lichten was geworden, Waar eens Christus en Boeddha van droomden....6)

Maar te vreezen staat, dat de droom hier is, niet aan den kant van Christus, die in het uur van hoogste liefde gesmeekt heeft, dat men waken zoa met hem, •foaar aan den kant van den mensch, Gorter, die hem tiiet heeft gezien, nooit heeft gekend.

Toch, het HoogUed der hefde vermeet hij zich wel te tUchten. En tegenover het HoogUed van den Bijbel, waarin de naar 'Gods hefde schreiende ziel klaagt, dait zij „krank is van liefde", staat nu bij Gorter de •Wijde j u b e 1 over Pan en aijn erotische omhelzing van iet Ai en van den Menschelijken Geest:

Pan, God der onbewuste Liefdelust, Die muziek en liefde dooreenen mengt, 2oodat de stervling, dien Hij liefde schenkt, Aldoor muziek hoort, en wien hij muziek 'Speelt, altijd is van vreemd verlangen ziek.

Het is tenslotte e-en zuivere antithese met de chris-"telijke mystiek. Wiet alleen wordt van de Cliristelijkel hiystiek de hefde-gedachte overgenomen, maar ook de fouten van de christehjke mystiek komen bij deze Eros-*n Pan-passie terug. Want alle eeuwen door hebben de •christelijke mystici zich bezondigd aan het woord der •bruid uit het HoogUed, het woord, dat zij „krank is ^ai' liefde". 'Die dat zegt, heeft een verlies geleden; het woord is een biecht; want de liefde, die ongerept haar werk volstandig deed, maakt niet krank, doch gezond. Maar de mystiek — wie weet het niet? — taaafcte van het verUes een triumf, van de biecht «en extaüscben wellustkr e e t.

En hetzelfde doet de dichter van „Pan", die ^jn geUefde van verlangen ziek maakt, en die zoo het te est hem bereidt.

Doorzioek nu verder de gangen van dezen tempej «er Erotische Godsverkondiging, en gij zult in den '''.Oorhof de lofzeggers van den Christus nog wel' •*'mden, doch uit het heiligdom zelf hen zien «eweerd.

Straks komt een dichter der gemeenschap, een zan-•ger - y-an het Communisme, dat is voor hem, de God, ••ue Liefde. Kan hetgeen rondom het kind vaa Bethlehem is, hem den godsdienst leeren vinden van de liefde, die trilt in het Al, zoo sterk is dat Kind zélf nieV Hij zegt'), en het is wel zeer arm:

D’onrustige, de geest van het heelal. De wind, zegt tot den kleinen mensch, zijn kind, Neem mij en speel, hier zijn de duizend monden Van de wijd uitgestrelrte donkre zee. Maak er uw symfonieën van, hier zijn De fijne sterren zwaaiend naar het Westen En óók de kleine ster op Bethlehem, Maak er uw godsdienst van....

Nog eens, het Kind van Bethlehem is zelf hier anachteloios; de Liefde heeft hem alleen gebaard in de „sage": '

Alle de voorgeslachten. Zegenrijke, Wisten uw wezen als een donkere macht. Gij, die in sagen vreemd en wonderlijke, Te Betlilehem een'God hebt voortgebracht.

Maar geen sage, doch werkelijkheid is nu de Mensch. Zijn tot de wereld uitgaande Liefde heeft Eros bevrijd, ; en het kruis is in dezen bevrijdingskamp brutaal omvergeloopen:

Nu nemen wij het kruis van Jezus af , En van den mensch d' aloude vloek en. zonde, Er is geen kruis meer en daar is geen straf. Wij hebben 's levens heerlijkheid gevonden. Ons paradijs gaat open, wereldwijd Ligt het te nooden tot een fijn betreden; en tot dat paradijs der verklaarde Liefde stijgt men op zonder priester. Niet, dat het „sprookje" van Christus aan de sfeer van Liefde van den beginne af vreemd geweest is; 'O neen; ook het verhaal van „den gekruisigde van Nazareth" was één van de sprookjes', die de nacht ingaf.

Bij zilvren maan, die tot de aarde kijkt... (maar — de andere godensprookjes zijn niet anders; en — uit die oude sprookjes stijgt omhoog de Mensch, de mensch der Liefde, wel te verstaan. De Uefde die Van den Bergh van Eysinga in den Christus nog ziet, wordt bij dezen lat er en dichter eerst vervuld door de menschen van het Liefde-communisme, die Eros grijpen in het heel-al-Ja, de machteloosheid is eigenlijk in den Christus van den Bijbel: al zou God zichtbaar worden op aarde, hij zou den Eros-gang der Liefde niet kunnen volbrengen:

Zoudt gij, als wij, vermogen het zwaar hoofd Uit diepten van het leem omhoog te heffen, Den hemel aan te vliegen en hem treffen. En weer te vallen heen, klein en vei'doofd.

Maar wij:

Wij richten ons aan onze wonden op, — Kunt gij de nerven van uw wonden toonen? — Want Jejais zijn wij zelf, wij aardezonen; — Waar is het beven van uw harteklop? ^)

Nu behoeft ons niemand moer te zeggen, dat het confUct van Eros en Christus, gelijk het door de moderne litteratuur geschapen, althans weer opgerakeld is, geen beteekenis heeft. Hoort ge hier niet, hoe, tot in de letterlijke woorden toe, de tegenstelling zich naar voren dringt met den dogma.tischen mysticus Paulus, den man, die de Liefde Gods hoorde worstelen in het verlossingsfeit, en die nu bevend zegt: Zeg niet in uw hart: wie zal ten hemel inklimmen: dat is: Christus van boven afbrerigen .... ?

Ten hemel inklimmen: hier, bij dien dichter van zooeven, wordt het gezegd; en aan Christus wordt verweten, dat hij het niet heeft gedaan.

Ja, de strijd tusschen Eros en Christus raakt het allerinnigste, wat een christen hebben kan; hij wil den buit ons rooven van den troost der ziel over het (middelaarschap. Boutens hoort den lichten stap van Eros door de stilte schrijden tot kinderlijke zielen:

En geen kommer kan den glimlach droeven Dezer lieflijken, wier lichte leven Slechts bedoelt - in eerlijkheid te geven Wat zij zelf niet we'ten of behoeven.

En zij wonen in het hart van 't wonder Als die thuis zijn en zich nooit verbazen, En hun dageUjks verjongd verdwazen Stijgt uit God en gaat in God weer onder.

Want hij kiest tot middelaars en boden Deze kleinen, die als kindren blijven. En zij zijn het, die voor hen bodrijven De geheime heeling onzer nooden.9)

Dat is andere taal dan van den Christus. De e enig e middelaar toch is Hijzelf. Hij is het óók voor de kleinen. En wat die kleinen zelf aangaat: de middelaarsgedachte fnoge in de engelen Gods eenigermate worden gezien, omdat die engelen voor hen het rapport houden tusschen aarde en hemel, en, over hen boodschappend, het aangezicht gaan zien van 'God en den Vader; — de Christus zélf is toch hun hoogste middelaar. En zóó 'weinig wil hij hun het middelaarschap overdragen, en zóó weinig is hij soms gezind, hun nooden in het g 'e h e i m te heelen, dat liij met de kleinen wel in liefde aan tafel zit en eet, doch daarna opstaat en tot hun doodvijanden .zegt, dat hij zulks deed, omdat niet gezonden, maar zieken den medicijnmeester noodig hebben. Die aan Jezus' gastmalen niet kunnen denken, zonder tevens van weenende zondaressen en erotische Magdalena's te dichten, mogen het onthouden, dat Jezus zóó beschaamd zet, die met hem aan' de tafel hebben aangelegen en den wijn der gastvrije liefde met hem hebben gedronken. Vraag het aan de kleinen. ZIJ juist roepen: niet Eros maar Christus!


1) Eros, een boek van liefde en se.xe. Leiden, Sifthoff, 1920, W. 53, vgl. , 200, 204, 206.

2) Eros, a.w. M. 200.

3) W. Kloos, Binnengedachten, De Nieuwe Gids, Maart 1925, XCII, vgl. LXXXIX.

4) Herman Gorter, Pan, 2e verm. druk. Amsterdam, Versluys, 1916, bl. 29, 30.

5) Albert Verwey in de bekende Christus-sonnetten.

6) Gorter, Pan, 278—280.

7) A. V. CoUem, Nieiiwe Liederen der Gemeenschap. Bussum, V. Dishoeok, 1920, XIV.

8) A. V. Collem, Van God en van de Natuur. Bussum, v. Dishoeck, 1921, bt. 40, 50, 83, 80.

9) P. C. Boutens, Lente-maan, Bussum, 1917, bl. 34.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1925

De Reformatie | 8 Pagina's