GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rectificatie.

In de persschouw van verleden week schreef ik in verband met de kwestie-Geelkerken o.m.:

„Maar wiè weet niet en Wil ook niet erkennen, dat het Koninkrijk Gods wijder zich uitstrekt dan de Gereformeerde Kerk? Dir G. heeft — ALWEEiR VOL­ GENS DE BLADEN — van deze gedachte een motief gemaakt bij zicbzelven voor een eventueelen afscheidsgroet.”

Een lezer uit Amsterdam merkt op, dat dit bericht niet juist is, en 'dat ik blijkbaar niet alle bladen gelezen heb, die over de zaak schrijiven; hetgleen ik overigens van ieder menschenkind onderstel. De opvatting van den schrijver wordt dan nader bevestigd door verwijlzing naar een bericht in „de Telegraaf" van 12 'October '25, dat aldus luidde:

„In ons ochtendblad van Vrijfdag 1.1. werd! in een artikel van een medewerker gesproken over een onderhoud met Dr G. en eenige vooraanstaande Kerkeraadsleden. 'Deze benaming „onderhoud" was onjuist; onz, e medewerker bad zijh over het geheel wel juiste indrukken van particuliere gesprekken in bedoeld artikel samengevat. Doze verkeerde betiteling heeft mogelijk tot een ongunstige gevolgtrekking aanleiding kunnen geven, waarom wij deae aangelegenheid hierbij gaarne tot baar juiste beiteekenis terugbrengen. Van bet ECHTE onderhoud, dat wij hedenmiddag met Dr G. badden, zullen onze lezers in het avondblad van Zaterdag een verslag kunnen vinden.”

Den correspondent dank ik vriendelijk voor zijn nader bericht. Het spreekt vanzelf, dat ik de aan het eerste bericht (welks herroeping ik niet gelezen had) vastgie^ 'knoopte opmerking bij' dezen gaarne terugineem.

Mozes en het dynamiet.

Het „Rotterdamscb Nieuwsblad" beeft af en toe wetetnschappelijke allures. Dezer dagen gaf bet nr. van 14 Oct. een artikel over Mozes als uitvinder; van kruit en dynamiet. Sprekende over de offeranden en het vele, daarbij! vloeiende, bloed, zegt 'de duitscbe ingenieur Jens Jürgens.'

Waarvoor, zop vraagf 'Jürgens, had Mozes eiken dag zo? ) groote hoeveelheden bloed noodig? Wanneer men bloed vermengt met asêb, waarin zicb, zooals men weet, kalium bevindt, of met kalium zelf eU' dierlijke producten, dan krijigt men op een gemalfkelijfce wijze kaliumsalpeter (KNO 3). Deze stof geeft met 'kool en zwavel kruit. Nu liet Mozes al het bloed op de aschhoopen voor het teandofferaltaar of op de buiten het kamp gielegeii aschhoopen uitstorten. Diit waren ''dus de plaatsen, waar hij zijn kalium-salpeter vandaan kreeg. Zwavel was er voldoende voorhanden op den berg Sinaï, waar de oude Egyptenaren zelfs zwavelmijkien .exploiteerden: e Snefroe. Om ongemerkt aan zwavel te komen, liet Mozes de Israëlieten ook bepaalde ertsen als offerande brengen (Exodus 85:24 en EIxodus 25:3). Kolen bad Mozes ook voldoende ©n. zoo was met weinig moeite het kruit gereed.

Mozes noemde zijb kruit: Heilig rookwerk" 'of „Vuur des Heeren". De vervaardiging er van was op straffe des doods verboden aan Mozes' onderdanen (Exodus 30:38). Als oord, waar het kruit werd bewaard, noemt Mozes zelf (Exodus 30:36) de tent der samenkomst. Zij was — zoo meent althans Jürgens — de kruit-en dynamiet-opslagplaats van Mozes. Geen wonder, dat niemand de tent mocht binnentreden.

Dynamiet zou Mozes, volgens Jürgens, op de volgende wijze hebben bereid: ürgens is van meening, dat bet iedereen moest opvallen, dat er in den Tabernakel zo|o ongeboord groote hoeveelheden vet werden verbruikt. Het zuiverste vet en de reinste olie moesten als offeranden worden gebracht en het volk was bet streng verboden vet te nuttigen. Al het vet, dat van de geslachte dieren afkomstig was, werd door Mozes in beslag genomen (Exodus 20:22 en Leviticus 7:23).

Waarvoor had Mozes die wagonladingen vet noodig? De groote scheikundige bereidde daarvan door verzeeping eerst een heldere olie, de bekende glycerine-olie (G3 H5 0H3). Iedereen fcent de geneeskrachtige werking van de glycerine en hiervan is dan ook sprake in den Bijbel (Exodus 30:25). Mozes verklaarde deze olie ook voor heilig en de vervaar-^ diging er van was aan het volk verboden. Mozes en z: helpers-priesters gebruikten de olie ook wel als geneesmiddel, maar in hoofdzaak was ze foehi bestemd voor de vervaardiging van nitroglyceirine, welke men krijgt door de volstrekt onscbadelgke glycerine te vermengen met salpeterzuur. Dit zuur had Mozes en zoodoende kon hij de ontplofftngsstof bereiden.

Mozes zelf noemt deze stof „Sprengolie" (Leviticus 14:15). De vervaardiging «r van was zeer gevaarlijk! en daardoor zij!n dan ook de beide zonen van Aaron, Nadab en Abihu, op zekeren dag bij een ontploffing om het leven gekomen (Leviticus 10:1—7), waarop Mozes het gebod uitvaardigide, dat niiemand wrfn of andere geestripCe dranken mocht drinken, wanneer hij in den Tabernakel gïng, opdat hij niet zou sterven (Leviticus 10:10 en 9). Na dien mochten slechts de zonen van Aaron: leazar en Itbamar, kruit, nitroglycerine en glycerine vervaardigen (Numeri 3:1—10).

Sprengstof heet dan bier voor bet gemak maar springstof. Het scheelt dan ook maar een lettertje; tenminste in het 'horiandsch. Waarschijlnlijk heeft Mozes in die taal geschreven, zou men zoo zeg||em; geschreven en verschreven.

Over hedendaagsch tooneel.

In bet „Algemeen Wieekbl. voor Christendom en Cultuur" schrip; de heer G. G. v. As:

Een van de meest reëele bezwaren, die onzerzijÜs tegen bet tooneel kunnen worden aangevoerd, Schijht mij de keuze van onderwerpen der dramatische ver-

tooningen die altijd min of meer ^n trek naar het verboden© vertoonend, tegelijkertijd het verkeerde, rondweg; het zondige, wegdoezelen, onder scherts en geestigheid. „Het eeuwige trio" op het tooneel, spreekwoordelijk door '^e voorïdurende uitputting van de o n t r o u w-gedachte, kenmerkt den toestand. Ontrouw (op het tooneel) is geen probleem meer; het is een fait accompli, en alleen nog Interessant door de wifze waarop het ontoonbare vertoond, gecamoufleerd, ol ook wel geheel verborgen - wordt. Ofschoon ieder weet, dat het „maar tooneel" is, en als tooneel niet serieus wordt genomen, moet men toch den invloed die van zulke vertooningen uitgaat, niet onderschatten. K, wade samenspreking'enï ook aan den anderen kant van het voetlicht, bederven goede zeden, —• en zeden waarvoor men een land gelukkig prijzen kan, zoo ze er nog in leven.

Wat in zijn wezen een treurspel is, — het uiteenvallen van de hoogste aller menschelijke verhoudingen, het verkeeren van waarheid in leug'en, van trouw in ontrouw, het omwinden van dat alles met bedriegelijfcen schijn, — wordt ons meestal in blijgpelgewaad voorgesteld, waardoor de zuiverheid' van ons oordeel ons evenzeer ontnomen wordt als bijv. het geval is, wanneer we de Lustige Vagebonden Robert en Bertram diefstal en misdaad zien vertoonen.

’Het oordeel van dezen schrijver zal menigeen intercBseeren, juist omdat hij het is, die het zegt.

Roomsche boete.

In een Nalezing op de herdenking van Jan de Bakker schrijlft dr v. Gheel Gildemeester in de Herv. , ; vHaagsche Kerkbode" over Gerard Brom, die voor Rome boet© doet over , 'de vermoording van Jan de Bakker, aldus:

Met ingenomenheid lezen we dat de heer Brom zich over de aanstichters van het vonnis dat Jan de Bakker trof, eerlijk schaamt. Hij begrijpt dat de bloedige herinneringien van 1525 en véle wel vijftig volgende jaren, de kinderen der Hervorming bitter stemmen. Hij doet een eerlijke boete:

„Wij voelen ons gedrongen om beschaamd in ons zelf te treden, zooaJs de hoofdredacteur van" „De Tijd" het op den laatsten Ned. Katholiekendag namens zijn geloofsgenooten en in tegenwoordigheid van onze kerkelijike, maatschappelijke en staatkundige leiders getuigen mocht.”

En dan haalt hij dat getuigenis aan dat de lezers . van het Zondagsblad van de Nederlander reeds kennen:

„Indien onze historie haar biecht belijüt, kan op haar Katholieke schuld geen barmhartigheid dauwen, tenzij door zelf-verootmoediging, wars van hoogbartig© gedachten over broeders, die langer dan drie eeuwen van ons gescheiden, de slachtoffers van hunne en onze fouten zijn geworden. De zondeki van hunne en onze vaderen zijn in monsterachtige uitbarstingen aan ons allen gewroken. Hoe menjgen ketter van wilskrachtig bloed, dat "door onze omgangsliefd© het bloed van onze martelaren had kunnen worden, ergerden wij eerst door een verworden leven tot afvalligheid, om hem daarna tot hardnekkigheid vast te jagen tegen de tralies minder van ons recht dan van onze eigengerechtigheid, waar wijl hem lieten tergen door beulen.”

Zoo sprak de hoofdredacteur van „De Tijid", en dit 'haalt Dr Brom met instemming aan. "Wij zijn aan zulke rondborstige schuldbelijdenissen van roomsche zijde niet gewoon; en ze zijn aan 3ie zijde inderdaad ook nog uitzonderingen.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 oktober 1925

De Reformatie | 4 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 oktober 1925

De Reformatie | 4 Pagina's