GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Mas met een verbeterde bUbelvertallng langer gedraald ?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mas met een verbeterde bUbelvertallng langer gedraald ?

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

XH.

Uitgangspunt voor de bespreking van deze Urgente kwestie is het rapport, dat in deze materie op de Synode van 1917 werd uitgebracht en de konklusies, welke daar werden aangenomen. De Synode achtte een herziening van de Statenvertaling niet beslist noodzakelijk.

Ten opzichte van de wenschelijkheid stond zg anders. Het rapport onderscheidde daaibtj tushad het gtoote bezwaren. De laatste zou de moeite niet loonen. Het gaf de voorkeur aan de tweede. Toch meende het rapport, en de Synode sloot zich daarbij aan, dat de Synode daartoe niet zeU het initiatief moest nemen, omdat nog te veel voorarbeid moest worden verricht.

Het bezwaar van den vóór-arbeid is thans

weggenomen. Byna een derde van heel de Schrift is door Gereformeerde Godgeleerden sindsdien opnieuw vertaald en gefcommentariserd. Dit mag voldoende geacht om met den definitieven vertalingsarbeid een aanvang te maken.

Zfl, die dien voorarbeid hebben verricht zijn als vanzelf tot vertalers aangewezen. Zij staan thans nog in de kracht van hmi leven. En waar met de vertaling een aanzienlijke tijd is gemoeid, is uitstel • zeer te ontraden.

Ook dit mag niet vergeten: gelg'k in den tijd der Statenvertaling is ook thans het tekstonderzoek tot een rustpunt gekomen. Men kan zeggen, dat we thans een nieuwen textus receptus van het Nieuwe Testament hebben. Is dan niet de gelegenheid gunstig om nu met een verbeterde bijbelvertaling te beginnen?

Is de Statenvertaling tot stand gekomen in een tijd, toen men zich voor de autoriteit der Schrift boog en heeft zij er middellijkerwijs toe meegewerkt, dat in den tijd van inzinking, welke daaro pgevolgd is, vele eenvoudigen aan de waarheid vasthielden, wij hebben er ons ernstig rekenschap van te geven of ons in deze misschien niet een da capo van het verleden wacht en of wij verantwoord zijn, wanneer wij het nageslacht niet het kostelijk kleinood nalaten avn een verbeterde biJbelvertaUng. Wanneer onverhoopt de deformatie onze kerken mocht verminken, is wellicht in geen eeuwiai een zuivere vertaling te wachten. En zoolang kan onze Statenvertaling niet meer mee.

Op het reformatorisch program behoort verbetering der bijbelvertaling te staan vóór uitbreiding der belijdenis en herziening der liturgie, hoe gewenscht beide laatste ook zijn. Want èn belijdenis èn liturgie zijn ten opzichte van de Schrift secundair. God heeft de zielen der geloovigen aan die Solirift gebonden. Verreweg de meesten kennen echter de Schrift slechts in een vertaling. Maar dan heeft de kerk ook te zorgen, dat deze vertaling zoo getrouw mogelijk zij. En nu zal geen deskundige durven beweren, dat de Statenvertaling, hoe uitnemend ook, het meerdere licht doet uitschijnen, dat God over de Schrift voor het tegenwoordige geslacht" deed opgaan. Het verschil tusschen „grondtekst" en Statenvertaling is waarlijk niet zoo gering. Neemt men dat verschil niet zooveel mogelijk weg, dan zal hiervan het gevolg zijn, dat de gemeente meer en meer los wordt van het Woord.

Symptomen van los-worden van het Woord komen af en toe in de prediking reeds tot uiting, door de individueele vertalingen, welke van den kansel soms worden geboden en waarbij er zijn, die nog gebrekkiger zijn dan d© Statenvertaling.

Nog enkele symptomen kunnen genoemd als het lezen van andere vertahngen, bewerkt door mannen, die niet op Schriftgeloovig standpunt staan bij' huiselijke godsdienstoefeningen en de vraag, waarmee men beroep op de Solurift soms krachteloos zoekt te maken: maar is d© vertaling van dien tekst wel juist?

Men zegge niet: maar uit de' Statenvertaling is toch nog wel den weg der zaligheid te ikennen. 't Moet ons allereerst om God te doen ziJn. Dan wordt elk van Ziin woorden waardevol.

Voorbeelden ter vergelijiking van de statenvertaling met nieuwe vertalingen, welke als voorbereidend werk voor een verbeterde vertaling Ivunnen dienen.

1. Uit de Psalmen.

2. Uil Jesaja.

Even groote verschillen vindt men in de profetieën van Jeremia. gelijk de fcitatenVierfcaling ze ons lezen doet en zooals PIrof. Dr iQ. Chr. Aalders, blijkens zijn vertaling en uitlegging in de „Korte Verklaring der Heilige Schrift" ze wil overgezet zien.

Wij gaan bij deze voorbeelden weer op; dezelfde wijze te werk als bij de vorige.

Men leide er dus volstrekt niat uit af, dat er niet nog in de vertaling verder van elkander afwijkende plaatsen konden zijn bij, te brengen.

.Ook hier weer vindt men links de Statenvertaling, rechts die van Prof. Aalders.

yolge dan eerst een gedeelte uit Jeremia 13.

16. Geeft eere den Heere, nwwi God, eer dat Hij het duister maakt, en eer uwe voeten zich stooten aan de schemerende bergen; dat gij naar licht wacht en Hij' dat tot ©en schaduw des doods stelle, en tot eene donkerheid zette.

16. Bewijst den Heere uwen God eer, voordat Hij' 't doet donker worden, en voordat uwe voeten zich stooten aan do bergen in de schemering en gij op licht hoopt, maar Hü dat tot duisternis maakt, in zwarte bewolking verkeert.

17. Zult gijlieden dat dan nog niet hooren, zoo zal mijne ziel in verborgen plaatsen weenen wegens den hoogmoed, en mijn oog zal bitterlijk tranen, ja van tranen nederdalen, omdat des Hoeren ikudd© gevankelijk is weggevoerd.

17. Maar indien gij er niet naar hooren wilt, zal mijne ziel in sohuilhoeken moeten weenen om den trots, en mijn oog bitter schreien, ja tranen vheten, wiJl de kudde des Heeren is weggevoerd.

18. Zeg tot den Koning en tot de Koningin: Vernedert n, zet u neder; want uw gansche hoofdsieraad, de ikroon uwer heerlijkheid, is nedergedaald.

18. Zeg tot den koning en tot de gebiedster: zet u op de laagste plaats, want gevallen is van uwe hoofden uw© sierlijke kroon.

19. De steden van het Zuiden ziJn toegesloten en er is niemand, die ze opent; het gansche Juda is weggevoerd, het is geheel en al weggevoerd.

19. De steden van het Zuiden zijn toegesloten en niemand doet open; ' ontvolkt is Juda geheel en al, ontvolkt volkomen!

20. Hef uwe oogen op en zie, die daar van het Noorden komen! waar is de kudde, die u gegeven was, d# schapen uwer heerlijkheid ?

20. Hef uwe oogen op en zie ze, die .komen uit het Noorden I Waar is de kudde, di© u gegeven was, uwe sierlijk© schaapskudde ?

21. Wat zult giJ' zeggen, als Hij: ze over u tot een hoofd stelt? - en gü hadt ze aan u gewend als minnaars I - Zullen u dan geen weeën aangrijpen gelijk eene barende vrouw ?

21. Wat zult gij zeggen, wanneer Hij bezoeking over u doen zal, daar gij hen geleerd hebt (tot) vorsten, tot een hoofd over u te zijn; IzuUen ui de smarten niet aangrijpen, als eene barende vrouw ?

Men bedenke hierbij wel, dat het in de bedoeling van Prof. Aalders en de andere auteurs, die in deze serie schrijven, ligt, om een geheel nieuwe vertaling en niet een lierziening van de Statenvertaling te geven.

Dit is echter een kwestie, welks wij vooralsnog in het midden laten en eerst aan het eind van deze artikelenreeks hopen te bespreken.

In elk geval doet men goed te onderscheiden tussehen wat in deze vertalingen beter en wat anders jgezegd wordt dan in de Statenvertaling.

Men stelle alzoo geen Vragen als: in welk opzicht is in VS 16 „b e w ij s t eer den Heere" beter dan het „Geeft eer den Heere" vlan de Statenvertaling; of „trots" in vs 17 beter dan „hoogmoed" of „ontvolkt" in vs 19 beter dan „wegge v oerd".

Dat zijn nuanceeringen, welke, gesteld dat ze verbeteringen inhouden — wat natuurlijk door nader onderzoek beslist zou moeten worden — het omvangrijke werk van een verbeterde bijbelvertaling niet zouden kunnen rechtvaardigen.

De zin blijft er geheel dezelfde door.

Bovendien zijn de woorden, die daarvoor in de Statenvertaling gebruikt worden, niet onverstaanbaar geworden.

Maar anders staat het met verschillende andere uitdrukkingen in deze verzen.

Dat bergen inde schemering (vs 16) duidelijker is dan schemerende bergen is nog het voO'maamste niet.

Maar in hetzelfde Vers roept het: schaduw des doods van de Statenvertaling een verkeerde voo'rstelling op. Haar opvatting berust op een foutieve woordafleiding.

Dat een oog van tranen nederdaalt (zie VS 17), is stellig niet verstaanbaar uitgedrukt. Dat het in tranen wegvliet of dat tranen vlieten geeft veel juister de meening van den profeet weer. " '

In VS 18 maakt 'de 'Statenvertaling van een woord, dat „meesteres" uitdrukt vrij eigenmachtig: K o-ningin. Nu is het op zichzelf wel mogelijk, dat de vrouw van den Koning hiermee wordt aangewezen. Anderen echter achten het waarschijnlijk, dat hier de moeder van den Koning is bedoeld., Prof. Aalders kiest hier den eenig veiligen weg en houdt zich dicht aan 'het oorspronkelijke door te vertalen: gebiedster.

In dit .vers vindt men ook weer: nedergedaald, in de Statenvertaling, wa, t door Prof. Aalders meer precies is weergegeven door: gevallen. Een kroon valt, maar daalt niet neder. Het omslachtige en daardoor eenigszins duistere: verneder t u, zet u neder, wordt dadelijk opge^ klaard dooi-eenvoudig te vertalen: zet u o p d e laagste plaats. Men lette ook opi het "-laatste lid van dit vers, waar de enkele woorden: want gevallen is van uw hoofden uwe sierlijke kroon dienen ter Vervanging van: want uw gansche hoofdsieraad, de kroom uwer heerlijkheid is nedergedaald.

En om nu niet langer bij allerlei bij'zonderheden in deze perikoop stil te staan — wie Verstaat, wat hij leest, als hij toekomt aan Vs 21?

Wat zult gij zeggen, wanneer Hij bezoeking over u doen zal, daar gij hen geleerd hebt (tot) vorsten, tot een hoofd over u te zijn? Hoe kan men uit zulk een vertaling uitkomen? Is ze niet geheel onleesbaar?

DaartegenoTer grijpt het Woord des Heeren in de nieuwe vertaling u dadelijk aan: 'W, a t zult gij zeggen, als Hij ze (lieVer: ben, H.) over u tot een hoofd stelt? — en gij hadt.ze (liever: hen, H.) aan u gewend als minnaars! Zij met wie het volk vroeger op ïntiemen voet leefde, zullen dan. door G-odI als heersohers, als onderdrukkers oVer hen gezet worden.

Ook hier blijkt het weer, dat het vertalers uit onzen tijd gelukt, veel, wat de Statenvertalers niet begrepen en daarom maar zoo goed en zoo kwaad als het ging in Nederlandscihe woorden overbrachten, in voor ieder vatbare taal over te zetten.

Thans eenige verzen uit het 17de hoofdstuk'.

Van den man, die op den mensch' vertrouwt, wordt gezegd: ^ '

6. Want hij; zal ziJn als de heide in de wildernis', die het niet gevoelt, wanneer het goede komt; maar blijft (in) dorre plaatsen in de woestijn (in) zout en onbewoond land.

6. Hij toch zal ziJn als een kal© struik in de steppe, ©n 'hü zal niet zien, dat het goede .komt, maar hij zal bewonen dorre oorden in de woestijn, ' ziltachtig land, waar men geen vorblijf houdt.

Maar van den maïi, di© op den Heere vertrouwt:

8. Want ihfl zal zjn als een boom, die aan het water geplant is, en zijne wortelen uitschiet aan eene rivier, en gevoelt het niet, wanneer er eene hitte komt, maar zijn loof blijft groen; en in een jaar van groots droogte zorgt hg-niet en houdt niet op van vrucht te dragen.

8. Hü toch zal ziJn als een boom geplant aan water en die aan een stroom zijn wortelen uitslaat; en di© niet t© vreezen heeft als hitte komt, maar wiens loof groen blijft, en die in een jaar van droogt© geen zorg heeft, noch nalaat vrucht voort te brengen.

Men ga zelf eens na, hoev'eel zuiverder de beeldspraak is gehouden in de nieuwe dan in de oude vertaling.

Doch vergelijke ook verdfer:

11. (Gelijk) een veldhoen (eieren) vergadert, maar broedt ze niet uit, (alzoo) is hij, die rijkdom vergadert, doch niet met reclit; in de helft zijner dagen zal hij dirai moeten verlaten, en in zijn laatst© een dwaas zijn.

11. Een veldhoen, dat 3Ê ren uitbroedt, die het ^ gelegd heeft, is wie rijkdoia verwerft, doch niet rechtma. tig; op de helft zijner dag^J zal hij dien moeten achterlalen, en in zijn einde zal hij een dwaas zijn.

12. Troon der heerlijkheid verhevene van den aanvang af, plaats van ons heiligdom

12. Een troon der heerlijkheid, e3ne hoogheid van het eerste aan, is de plaats onzes heiligdoms.

13. O Heere, Israels Verwachting! allen, die U verlaten, zullen beschaamd worden; en die van Mü afmjken, zullen in ds aarde geschreven worden, want zij verlaten den HEERE, de Springader des levenden waters.

13. hope Israels, HEERE allen die U verlaten, zullen beschaamd worden en is af. wijkenden zullen in de aarde geschreven worden, want zü 'hebben verlaten de spring, bron van levend water den HEERE.

14. Genees mij, HEERE! zoo zal ik genezen worden; behoud mij, zoo zal ik bohoudc-n worden; want Gij zijt mijn lof.

14. Genees mij, HEERE, dan zal ik genezen zijn; help mjj dan zal ik geholpen zjjn-' want mijn lof zijt Gij.

15.' Ziel, zü zeggsn tot miJ': Waar is het woord des HEE­ REN ? laat het nu Icomen!

15. Zie, zij zeggen tot mijwaar blijft het woord des HEEREN? laat het toch fe men!

16. Ik echter heb nie[ achter U aangedrongen om rampspoed, en den dag des verderfs heb ik niet begeerd Gij weet het; wat van mijnè lippen uitging is voor Uw aangezicht geweest

16. Ik heb toch niet aangedrongen, meer dan eenen herder achter U (betaamde); ook heb ik den doodolijken dag niet begeerd, Gij weet het: wat uit mijne lippen is gegaan, is voor Uw aangezicht geweest.

Een sterk staaltje, dat de Statetivertaling soms het t egen o ver ges telde zegt, van wat.er in den grondtekst staat, vindt men in vs 11. De Statenvertalers spreken van een veldhoen, dat 'haar eieren niet uitbroedt, Prof. Aiilders en met hem alle nieuwere vertalingen van een veldhoen, dat de eieren wel uitbroedt.

Volgens Prof. Aalders beVat Vs 12 een aanspraak tot den Heere. Er zijn er onder de nieuwere, die het in deze meer met de Statenvertaling houden. Dit zou alzoo een punt zijn, waaropi, onderzloek van meerdeien gewenscht is, O'pidat men tot een gezamenlijk resultaat ko'me. Wat wij bij' de vertalingen van de hoogleeraren Noordtzij en Ridderbos opmerkten, willen we hier nog even in herinnering brengen: men beschouwe dit Voorbereidend werk niet tegen de bedoeling van deze vertalers in als definitief werk, dat men gemakshalve zoo maar kan overnemen. Neen, er zou op moeten worden aangestuurd, dat zij elkanders werk koaitroleeren en er over beraadslagen.

Wij gaan nu maar voo-rbij, hoe vs 13 in de Statenvertaling heeft: „die van Mij afwijken" en bij Prof. Aalders alleen: de afwij'kenden. Ook bij het verschil in vs 14 kunnen \vij' niet stilhouden.

In VS 15 komt in de Vertaling van Plrof. Aaldeis ongetwijfeld de uitdagende toon beter to't zijn rsolit.

Belangrijk is de afwijking in v!s 16. Blijkens htm inlassching: betaamde, zaten de Statenvertalers met het begin van dit vers verlegen. De vertaling van Prof. Aalders, welke gegrond is op oude overzettingen, trekt aan door haar eenvoud en haar samenstemming met Tiet verband. Toch zijn «r, die hier wel aan het woord: herder vasthouden, doch ook dan wordt de Vertaling anders dan die van onzen Statenbijbel. Gelijk Prof. Aalders in een noot aanteekent, zou ze dan moeten zijn: „ik heb mij niet onttrokken om herder te zijn achter U".

Ook hier is dus nader onderzoek op zijn plaats.

Doch dit kan wel reeds worden vastgelegd: De Statenvertaling deugt op dit punt niet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

Mas met een verbeterde bUbelvertallng langer gedraald ?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1926

De Reformatie | 8 Pagina's