GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gusliertus Voetius.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gusliertus Voetius.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ook van Gereformeerde zijde is dezer dagen aandacht geschonken aan de herdenking van het sterven van den Heiligen Franciscus, en terecht heeft men zijne groote beteekenis niet alleen voor de Roomsche Kerk, maar voor de geheele Christenheid erkend. Nader dan • de vóór zeven eeuwen ontslapen heilige van Assist, staat ons, 'Gereformeerden, een man, wiens nagedachtenis wij ook weldra hebben te vieren, een man, dien we zonder vrees voor tegenspraak kunnen rekenen tot degenen, die men in het Apostolisch tijdvak „pilaren" zou hebben genoemd. Het zal den isten November van dit.jaar twee en een halve eeuw zijn geleden, dat Gijsbertus Voetius, de groote G-ereformeerde theoloog, „seer stillekens in den Heere ontsliep". Veertig jaren lang had hij het hoogleeraarsambt aan Utrechts Hóogeschool bekleed, en daarbij roem en eer, tnaar niet minder smaad en lioon overvloedig geoogst. Eenerzi: jds geëerd als een Vader der kerk, anderzijds gescholden voor der Gereformeerden paus, had hij door goed gerucht en kwaad gerucht pal gestaan voor zijne overtuiging en mannelijk gestreden voor de waarheid. Streng logische dogmatiek en onovertroffen inzicht in het kerkrecht, paarde hij aan beminnelijke mystiek. Met hem ging „een vorst, een groote in Israël"^heen, .die niet behoort te worden vergeten. Het is mijn voornemen in deze artikelenreeks de herinnering aan zijn leven en werken te verlevendigen.

I. Voetius ' j eugd en eerste studiej aren.

Den derden Maart van het jaar 1589 werd te Heusden uit het huwelijk' van 'Paulus Voet en Maria de Jageling het zesde kind geboren. Bij den doop ontving het deninaam Gijsbert. Paulus Voet stamde uit een Westfaalsch riddergeslacht, dat sinds een eeuw zich in noordelijk Brabant had gevestigd; zijn vader Nicolaas Dirksz. Yoet, burgemeester van Oudheusden, was als aanhanger der Reformatie in de gevangenis te 's-Hertogenbosch gestorven. Zelf had hij gediend onder de bezetting van Heusden's kasteel, doch na zijn huwelijk den krijgsmansstand vaarwel gezegd, met de bedoeling om rustig van de opbrengst 'zijner goederen te leven. Maar de oorlogstoestand was niet gunstig voor renteniers. Paulus Voet zag de waarde van zijn grondbezit onrustbarend verminderen, wat hem deed besluiten — 't zal omstreeks 1592 geweest zijn — weder dienst te nemen bij de Heusdensche militie. Met haar moest hij in 1597 naar het leger trekken, dat, onder aanvoering van Maurits en Willem Lodewijk, Rijnberk, Meurs en 'G-rol veroverde en daarna het beleg sloeg voor Bredevoort. Hij zou niet tot de zijnen terugkeeren: een kogel uit de belegerde veste trof hem en maakte een einde aan Üjn leven. Zoo bleef zijne weduwe ' achter met-vier jonge kinderen: behalve den achtjarigen Gijsbert twee zoontjes. Dirk en Paul van elf.en zes jaar, en een meisje, Elisabeth. De goede naam, die haar echtgenoot bij zijne medeburgers had, deed dezen •de weduwe niet vergeten: de stadsregeering schonk haar eene vrije woaiing en trok zich bovendien het lot van den kleinen, veel belovenden Gij'sbert aan, door ' het hem mogelijk te maken-de Latijnscha school, waarop hij nog vóór zijns vaders dood was geplaatst, te blijven l)ezoefcen. - Daar behoorde hij tot de beste leerlingen van den nog zeer jeugdigen rector Franco Odolphi. Met „grooten ijver las hij de Latijnsche klassieken: heele blijspelen van ïerentius en Plautus leerde hij' van buiten. Qot Homerus en He'siodus en het Grieksche Nieuwe Testament werden behandeld, en voorts niet alleen reken-en meetkunde, maar oiok logica en dialectiek. Naast den invloed van Odolphi, onderging hij dien van den uitmuntenden pastor loei Cornells. Martensz. Rodenburch, als zoovele Hollandsche predikanten een kweekeling van Geneves Universiteit en leerling van "Beza. Ook zijn verblijf in het gezin van den ijkmeester Jacob Jaco-bsz. CroeS, bij wien hij, vermoedelijk omdat zijne moeder te klein behuisd was, enkele jaren werd uitbesteed en die een volbloed Calvinist was, zal voor ~de vorming van zijn karakter niet zonder gewicht zijn geweest.

Toen hij r.uim vijftien jaar was, achtten zijiie» leermeesters hem bekwaam genoeg om iót het academisch onderwijs te worden toeg-3laten. .Voorzien van een brief van den magistraat zijner vaderstad en van eene warme aanbeveling van Odolphi —-waarin zijn leeftijd, vreemd genoeg op zeventien

jaar werd gesteld ^— toog hij iiaar Leiden; echter niet onder vroolijke omstandigheden, want kort vóór zijn vertrek waren een neet, 'die zijn studiemakker ^yas, en zijn broertje Paulus aan de pest Oiverleden. Ka een met glans doorgestaan examen, legde hij den Isten Mei 1604 den vereischten eed af, en werd hij als alumnus in het Collegium Theoilogium, liet door de Staten van Holland gestiGhte hospitium voor studenten in de godgeleerdheid op ^e Cellebrpersgracht, opgenomen.

De eerste drie jaren van zijne studie te 'Leiden wijdde de Jonge Voetius nog acCn de propaisdeutische vakken: eerst de klassieke letteren en vervolgens de. wijsbegeerte. Dit laatste studievak' vatte hij zooi inreed mogelijk o.p, daarbij de colleges volgend van den sub-regent van het Co.llegium Theologium Petras Bertius en van de buitengewone hoogleeraren Gilberlus Jacchaeus en Reinerus Bontius, en naaSt allerlei handboeken, waarorLder die van Keckermann, oot ijverig bestudeerend de werTcen van Aristoteles, sinds bijna twintig eeuwen den grootmeester der philo'sophie. Uit diens „Organen" werd om de veertien dagen in de gehoorzaal van het Collegium door de studenten gedisputeerd, en óok de jonge Voetius verdedigde in 1605 op zijne beurt tien theses met drie „coirollaria" (d.i. sluitredenen), waarin hij eene inleiding gaf op het tweede boek van het Organo.n. De stellingen werden gedrukt, en hij droeg deze eerste pennevruc'ht op aan den magistraat van Heusdèn en aan zijn leermeester Odolphi. En behalve voor de klassieke letteren en de wijsbegeerte, toonde hij ook belangstelling vooï de wiskundige vakken, door de colleges van den beroemden Rudolphus Snellius te volgen, en hield hij zich bezig jnet geneeskunde, aardrijkskunde en geschiedenis. Zoo. verkreeg hij.voorzeker eene breede, algemeene ontwikkeling. Daartoe werkte ook mede zijn vriendschappelijk verkeeT met oudere bursalen, als Simon Episoopius, Caspar van Baerle, Bernardus Dwinglo, Johannes Geisteranus en Josephus van der Rosieren, die zijne warme vrienden werden, doch van wie 'hij' de vier eerst genoemden later als volbloed Arminianen tegenover zich zoiu zien.

Nog eer Voetius tot de eigenlijke theologische studie wa's overgegaan, trof het Collegium Xheologium een zware slag dooT het sterven van den uitstekenden regent Johannes Kuchlinus, die op den 3den Juli 1606, pas zestig jaren oud, aan eene beroerte overleed. Hij had gedurende elf jaren met vaste hand het Leidsche hospitium bestuurd en zich de genegenheid der bursalen weten te verwerven. Toen hij zijn ambt aanvaardde, had hij het uitgesproken, dat de Kerk „van node heeft godvruchtighe ende gheleerde mannen, die Gods waort weten recht te snyden, de waerheyt voor te staen, de sophisterie-n ende leugens te bestryden ende te wederlegghen", want, zoo liet hij' aam deze woorden voorafgaan, „'t oude serpent, dien vader der leugenen, verweet alle daghen nieuwe ketteryen ende vernieuwt de oude; dryvende listig'he menschen, dat zy walgen van de gewoonlicke manieren van spreken der' kercke, ende nieuwe plirases, gewisse tekenen van epne vreemde leere versieren".

Naar deze beginselen had hij de jongelui geleid, en hij had dan ook niet zonder bezorgdheid het optreden gadegeslagen van Jacohus Armtnius, sinds fleze in 1603 het hoogleeraarsambt te Leiden had aanvaard. Arminius was trouwens voor Kuchlinus geen onbekende, want hij, die de eerste predikant te Amsterdam was geweest na het „geus" worden dezer stad in 1578, had dezen daar zeven jaren tot ambtgenoot gehad, terwijl hij bovendien, in derden echt gehuwd met eene zuster van des hoogleeraars vader, zijn behuwd-ooim was. 'Hij had dan ook, om de bursalen van het bijwonen van diens colleges terug te houden, op hetzelfde uur als Ar-, minius zijne lessen gegeven!

Met den dood van den regent zon een andera geest in het Collegium de leiding krij'gen: de subregent Petrus Bertius, die gehuwd was met ©ene dochter van Kuchlinus, volgde zijn söhoonvader op. Eerlang zou, | hij zich ontpoppen als verwoed aanhanger van Arminius, en dit zon toit zulke oneenigheden in het studentenhuis leiden, dat hij in 1616 op een wenk van de-Oiverheid zijn ontslag moest nemen. Na de.Dordtsche Synode naar Frankrijk uitgeweken, ging hij tot de Roomsohe Kerk over en werd vervolgens hoogleeraar te Parij's; ook zijne zonen traden in den geestelijken stand: een hunner is jaren lang Roo-msch missionaris te Leiden 'geweest.

JOH. C. BREEN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 oktober 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

Gusliertus Voetius.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 oktober 1926

De Reformatie | 8 Pagina's