GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gisbertus Voetius.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gisbertus Voetius.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

VIII. In „Meerdere Vergaderingen"

In het loffelijk getuigenis, dat Voetius bij zijn vertrek ontving, verklaarde de Gorcumsche classis ook dat hij! zijn ijver in de zaak des Heeren had betoond door promp't en flink te verrichten, wat hem in de classicale vergaderingen werd opgelegd. En dat was niet weinig, doch ik zal hier niet uitweiden over de talrijke classicale commissiën, waarin hij' werkzaam is geweest, al zou daarover veel belangwekkends kunnen verteld worden, bijvoorbeeld, om slechts iets te noemen, over de moeielijkheden met de gebroeders Geisteranus, die zich beiden, na de Do^rdtsche Synode, geheel onverwacht, als Remonstranten ontpopiten en moesten worden afgezet. Ik zal mij echter beperken' tot Voetius' deelneming aan Synodale Vergaderingen. Toen, na 1608 de Staten van Holland het bijeenkomen der jaarlijksche particuliere Synoden, zoowel in het Noordelijk-als in het Zuidelijk deel der provincie, beletten, heeft de kerk' van Amsterdam het initiatief genoinen tot het houden van zoogenaamde „vergaderingen van correspondentie", om het kerkverband op deze wij'ze zooveel mogelijk •te handhaven: van een tweetal dezer vergaderingen, in Juni 1617 te Amsterdam en in Augustus 1618 te 's-Gravenhage, staat het vast dat ze door Voetius zijn bijgewoond. In het laatstgenoemde jaar, 1618, viel eindelijk het besluit tO't het houden der zoolang gewenschte Nationale Synode, en nu konden ook de particuliere Synoden niet meer worden tegengehüuden. Die van Zuidholland kwam van 8 October tot 6 November .1618 te Delft bijeen, en de jeugdige predikant van Heusden was een der vier gedeputeerden, die de classis Gorinchem daarheen afvaardigde. Het was de taak dezer Synode om zes leden voor de Nationale Synode aan te wij'zen, vier predikanten en twee ouderlingen, en Voetius genoot blijkbaar in zulk een mate het vertrouwen van zijne medeleden, dat men hem, den nog • geen dertig jaren tellenden dienaar des Woords uit het kleine Heusden, afvaardigde naast drie gezaghebbende mannen als Lydius van Dordrecht, .'Vmóldi van Delft en Hommius van Leiden. Juist een wepk na het sluiten der particuliere Synode, werd, op ' Dinsdag den ISden November 1618, de Nationale ' Synode geopend. Het spreekt van zelf dat zijn jeugdige leeftijd Vo'etius heeft weerhouden om in deze aanzienlijke vergadering op den voorgrond te treden, en wellicht heeft ook zijne onaanzienlijke gestalte — hij was, als Zacheus, klein van persoon — daar toe bijgedragen. Toch heeft hij voor de Zuidhollandsche gedeputeerden verscheidene adviezen gesteld, o.a. over den doop y.an jonge kinderen .van Heidensche ouders; met zijh gevoelen dat deze ongeoorloofd was, ook al werden zulke kinderen in Christelijke gezinnen opgevoed, heeft de Synode zich vereenigd. Geheel overeenkomstig zijn aanleg, heeft hij een uitvoerig dagboek' - van wat er te Dordrecht voorviel gehouden, dat - echter helaas niet meer-te vindlen is, niettegenstaande hij in zijn testament uitdrukkelijk bepaald l had waar hef blijven moest. Het bleef voor Voetius 1 zijn leven lang eene hartverheffende gedachte, dat ; hij! deze zoo hoogst gewichtige vergadering der binnen-en buitenlandsche 'Gerefo^rmeerde Kerken i had m_ogen bijwonen, en hij heeft liaar in zijne > geschriften steeds tegen aanvallen .van allerlei aard verdedigd.

Na de honderdtachtig zittingen der Synode, tot zij op den 29sten Mei 1619 gesloten werd, te hebben bijgewoond, moest hij acht weken*later alweer zijne gemeente*roor eenigen tijd vaarwel zeggen, daar de classis hem afvaardigde naar de provinciale Synode, welke den 23sten Juli te Leiden bijeen kwam. In deze Synode moesten de Remonstrantschgezinde predikanten en hoogleeraren verschijhen om Ie verklaren of zij zich met de Canones van Dordt wilden conformeeren. Voetius heeft daar tot zij'n groot verdriet moeten medewerken om verscheidene zij'ner vroegere studievrienden af te zetten en zijh leermeesterBertius te censureeren. Voorts werd hij door dezelfde Synode met een tweetal-andere leden gecommitteerd om te Gouda orde op' de zaken te stellen. Gouda was altijd een broeinest van ketterij geweest. Reeds in d'e laatste jaren der 16e eeuw had men er veel moeite "gehad met den onrechtzinnigen Hormanus Herberts; 'deprediking van den Heidelbergsclien Catechismus was er steeds nagelaten, en in 1607, kort na den dood van Hermanus, was eene „Corte onderwysinghe der kinderen in de Christelijke religie" verschenen waarvan de antwoorden — kon het vromer? — alleen uit Bij'belteksten bestonden, en die berucht is geworden als de „Goutsche catechismus". Te Gouda had Dirck Volckertszoon Coornhert, de onvermoeide bestrijder van het Calvinisme, geruimen tijd gewoiO'nd, en Vorstiushad, toen hemde toegang tot zijiiLeidschen catheder werd belet, er een toevluchtsoord gevonden. De magistraat was èr Remonstrantsch en had de leiders der doleerenden, die tegen de prediking der drie Arminiaansche predikanten bezwaar hadden, ontschutterd en ontpoorterd, en niet alleen hun, maar zelfs ook hunnen vrouwen en kinderen, verbpden nering te drijven. Eerst in het'laatst van

1618 was den Gereformeerden eindelijk een der kerkgebouwen afgestaan, waarin tijdens de Dordtsche bynode onder anderen ook door Voetius was gepredikt.

De Leidsche Synode wenschte, nadat de Goudsche remonstrantschgezinde predikanten met hua kerkeraad waren afgezet, en de „doleerende" kerkeraad als de eenige wettige was erkend, dat oök de Groote kerk aan de Gereformeerden zou worden teruggegeven. Voetius' vaderlijke vriend Van Sonnevelt, die nu niet meer te Gorinchem maar te Delft stond, zou er den 28sten Juli optreden, en mét hem werden de Schiedamsche predikant Swalmius en Voetius gedeputeerd om met den kerkeraad en den magistraat over eene voorloopige voorziening in den predikdienst te overleggen. Wat er toen voorviel is zoo teekenend in de Acta der Leidsche Synode vermeld, dat ik niet kan nalaten het zoo kort mogelijk hier weer te geven. Des Zaterdags aangekomen, hadden de gedeputeerden onmiddelhjk' bemerkt „dat de gemoederen te Gouda vrij' wat ontstelt waren", en daarom hadden zij op verzoek van den magistraat er in toegestemd dat de acte van afzetting van den kerkeraad en den laatst overgebleven remonstrantschen predikant Theodorus Herberts, den zoon van Hermanns, dien Zondag niet van den kansel zou worden afgelezen. Des Zondagsmorgens naar de kerk gaande, vonden zij' deze „vervult met menschen, die sy welmerck'ten, dat niet en quamen om Gods woort te hooren, alsoo sy door haer gebeerden .ende woorden de broeders bespotteden en een gelach maeck'ten, ende met steenen ten deel wel versien waren". Toien do voorzang werd aangeheven ontstond er „een gelach ende vreeselick geroep". Onder het voorgebed werd geschreeuwd, met steenen gesmeten, « werden de messen geslepen en de banken heen en weer gesleept; .en tijdens de predicatie nam men honden bij den staart op en slingerde ze tusschen de aanwezigen. Onder den nazang werd „yselick tegengeschreuwt" en werden ook „oneerlicke liedekens" aangeheven. Deze laatste mededeeling wordt verduidelijkt door 'Gerard Brandt, die weet te vertellen dat, toen ds Sonneveldt in het nagebed er voor had gedankt dat ook 'te Gouda de waarheid nu als een nieuw licht weder op den kandelaar was geplaatst, eenige „h.eekelsters (d.w.z. vlassplinters), onzedige vrouwluiden" plotseling het oud-hollandsche liedje aanhieven: „Het daeget uit den' Oosten, het licht schijht overal"! Slechts onder bescherming van den Baljuw, koiiden de predikanten tusschen het opdringende en met steenen werpende volk de kerk verlaten. Eene namiddaggodsdienstoefening achtte de magistraat onder deze omstandigheden ongewenscht, weshalve de gedeputeerden onmiddellijk naar Den Haag vertrokken, waar hun den volgenden dag door den Prins en de Gecommitteerde Raden alle steun werd toegezegd. Den daaropvolgenden Zondag werd de dienst, ond'er bescherming van 'krijgsvolk, ongestoord' verricht; ook Voetius trad daarbij' op.

Na deze Leidsche Synode van 1619 liet de Gor-" cumsche classis den pastor van Heusden eenige jaren met rust; eerst in 1623 vaardigde zij' hem weer af naar de Synoid© van 'Den Briel, waar hij' met het scribaat werd belast; en ook' het volgend jaar moest hij haar op d'ie te 's-Gravenhage vertegenwoordigen. Daarna gingen weer vier jaren voorbij; men ziet, er bestond geen reden tot de klacht, dat men steeds dezelfde personen afvaardigde. Eerst in 1628 vinden wij' Voetius weer op de Delftsche Synode. Daar werd hij benoemd tot ...Svnodaal deputaat", in welke kwaliteit hij^ in 1629 de Synode van Leiden en in 1630 die van Schoonhoven moest - bijwonen. Sedert is hij op geene Zuid-hollandsche SjTioden meer verschenen.

Door al deze kerkelijke vergaderingen werd hij herhaaldelijk, met anderen, in allerlei commission gedeputeerd. Zoo bijvoorbeeld om de 'Staten te winnen voor de approbatie der Dordtsche Kerkenorde, waartoe deze echter niet te bewegen waren; om maatregelen te beramen tot het veilig bewaren der Dordtsche acta, die onder de hoede van de Staten-Generaal werden gesteld; om moeilijldieden op te lossen met den Leidschen professor Vossius, die eenigen aanstoot had gegeven door een 'bo-ek over Pelagius, doch de synode tevreden kon stellen; om te onderhandelen met de hoogleeraren in de theologie aan de Leidsche Universiteit over de invoering van het te Dordrecht vastgestelde onderteekeningsformulier, welke onderhandelingen ten slotte werden verdaagd tot de volgende, liimmer gehouden, ' Nationale Synode; om te Rotterdam in zwang zijiide conventikels in kerkelijke banen te leiden, en — last not least — om bij de Staten aan te dringen op maatregelen tegen de Remonstranten, die na den dood van Maurits steeds openlijker begonnen opi te treden. Over al deze punten, waaronder er zijii, die ook voor het kerkelijk leven onzer dagen niet zonder belang zijn, ware veel te zeggen, doch ik moet mij bepalen tot deze enkele opsomming.

Door al deze besognes is Voetius doorkneed geworden in het Kerkrecht; en zoo werd hij' ook op deze wijze voorbereid voor zijn arbeid als hoogleeraar, waarvan de onschatbare Tol i tic a'Edel es i a s t j c a de vrucht zou worden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 december 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

Gisbertus Voetius.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 december 1926

De Reformatie | 8 Pagina's