GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET BOEK VAN DE WEEK.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET BOEK VAN DE WEEK.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De HeiligeJohanna — door G. B. S h a w.

De Maagd van Orleans, „La Puceile", is wel ©en der figuren in de historie, die het meest de aandacht getrokken hebben, de eeuwen door. Ze is een der helden der romantiek in de geschiedenis, zooals Karel de Groote en Koning Arthur dat ook zijn; maax zij staat dichter bij de eerste, in zooverre zij niet een half-mythische figuur is, zooals de heldenkoning der Britten, maar, als Charlemagne, met beide voeten stevig en vast staat op den bodem der historie, al is er een aureool vaji wonder en ten slotte van heiligheid om haar hoofd geweven.

. Wel zéér bijzonder is de^ geschiedenis van Jeanne d'Arc, vóór en na haar. sterven: een eenvoudig boerenmeisje, dat het zieltogende Frankrijk tot nieuw leven verwekte; dat aan de Engelschen, die, in bond met Filips „de Goede" van Bourgondië, bijna heel „la belle France" overheerden, belette Orleans, het laatste Fransche steunpunt en den sleutel tot het • Zuiden, te nemen; dat den jongen man, die ^ich koning van Frankrijk noemde, maar de echtheid van wiens geboorte zelfs in twijfel getrokken werd, naar Reims ter kroning voerde; dat, na al deze groote daden te hebben verricht, in 1431 door de Bourgondiërs te Compiègne werd gevangen genomen, aan de Engelschen werd uitgeleverd, en na rechterlijk vonnis wegens ketterij en toovenarij werd verbrand te Rouen; dat in zekeren zin gerehabiliteerd werd in 1456; en dat eindelijk, in 1920, heilig verklaard werd.

Het bovenstaande houdt meteen in een ruwe schets van het groote verschil in beoordeeling van de Maagd van Orleans door alle eeuwen, die volgden op haar meteorische verscihijning opi het wereldtooneel.

En kan het anders of de vele schrijvers, die zich met haar hebben beziggehouden; moesten een zeer onderscheiden beeld van haar ontwerpen, al naarmate hun landaard en kunstrichting en wereldbeschouwing ?

Degene, die de Maagd geteekend heeft in het historische tooneelstuk, Hendrik VI, dat op naam van Shakespeare staat, laat de Franschen al wel profeteeren, dat ze als heilige vereerd zal worden (zag hij daar even 1920 aan den verren, verren gezichtseinder? ), maar de Engelsche lordsen de Engelsche schrijver zelf kunnen haar niet anders zien (de dramaturg stelt haar tenminste, ten slotte niet anders VOOT) dan als een tamelijk vulgair type van meisje, dat zegt „Laat me toch eens

een poosje vloeken" om haar gemoed te luchten; • dat haar eenvoadigen vader niet wil erkennen zelfs ia haar val, maar beweert van hoioge komaf te zijn; 'dat om zich van den brandstapel te redden zegt de gevolgen te dragen van ©en ongeoorloofde relatie met een Franschen heer (ze noemt er drie); dat demonen oproep^t en zelfs haar ziel aan den booze wil verkoopen, om Frankrijk te redden. — Dat is dus nog zoo ongeveer het Engelsche standpunt van 1431, volgehouden ook in den tijd der „Maagd"-koningin Elizabeth.

Van het werk van Jean Chapêlain, dien Franschen humbug der zeventiende eeuw, rep ik niet eens: zijn werk' over La Pucelle was één teleurstelling, — behalve uit typographisch oogpunt.

Voltaire, de groote spiotter, heeft het beeld der Maagd van, Orleans naar beneden gehaald en vertreden, al was he: t alleen maar om in haar te treffen het geloof aan het wonder, aan het bovennatuurlijke.

Zelfs Schiller is niet gelukkig geweest in zijn Jungfrau von, Orleans: dat b.v. de Maagd verliefd zou zijn op. oen van de vijanden haars voJks, den Engelschman Lionel, is niet in overeenstemming met de algemeene treklsen van het beeld, dat de , historie ons van Jeanne heeft oivergeléverd, en als kunstproduct is zijn drama, om bet zacht te zeggen, er. niet door op. een hooger plan geplaatst. Schiller laat haar sterven op het slagveld in plaats van : haar te laten verbranden, zooals ïn werkelijkheid gebeurde. Inderdaad, Schiller's Jungfrau is niet de echte Maagd. Zij is „verdroinken in een heksenbrouwketel van ziedende romantiek", zegt Shaw.

Al deze litteraire producten handelden over een legendarische Jeanne. Maar de püblidati© in 1841 door Quicherat van de historische bescheiden betreffende haar proces en rehabilitatie, plaatsten het onderwerp op een reëelén grondslag.

In den laalsten tijd hebben zich nogmaals twee schrijvers van groeten naam met het raadsel, der glorieuze Maagd bezig gehouden. Een in Frankrijk: de nog niet lang geleden gestorven Anatole France, die in zijn Vie de Jeanne d'Arc getraciht heeft, het geval-Jeanne historisch, psychologisch en zelfs psychiatrisch te benaderen, waarbij hij echter, meer kunstenaar zijnde dan, geleerde, zich volgens veler meening niet van zijn sterkste zijde heeft doen kennen.

En een in Engeland: George Bernard Shaw, die in 1923—'24 de algemeene belangstelling van het lezende en serieus-tooneelwerk-minnende «publiek der heele wereld tot zich trok door zijn Saint Joan.

Op zichzelf is het reeds merkwaardig, dat iemand als Shaw zich waagt aan ©en dergelijk onderwerp, ïwee jaar geleden had ik gelegenheid i) op iets dergelijks te wijzen bij Thomas Hardy, den grijzen grootmeester der Engelsche letteren, die, realist en naturalist en materialist als hij is, zich op zijn ouden dag nog keerde tot een bij uitstek romantisch onderwerp - als de noodlottige liefde van Tristram van Lyonnesse en de schoone Isolde, welke hij behandelde in zijn De Koningin van C Oirnwall.

Dat verscheen in November 1923. In de "Kerstweek van hetzelfde jaar werd Shaw's 'Saint Joan voor 't eerst opgevoerd te New-York en in 1924 te Londen, waarop nog in hetzelfde jaar het stuk in boekvorm verscheen (dit direct door den druk wereldkundig maken van tooneelspelen is door Shaw ingevoerd en heeft hem zijn ver verbreiden roem bezorgd). Zooals Shaw pleegt te doen, heeft hij ook vóór De Heilige Joihanna een lange, zéér instructieve voorrede geschreven, die de waarde van hei-.stuk aanmerkelijk verhoogt. .feiSÏ6-

Want daar is Shaw, die graag betoogt, ridiculiseert, paradoxen lanceert ©n z^jn sdierp vernuft laat spelen en schitteren, in zijn element. Maar overigens, — is Shaw de man om een historisch tooneelspel te schrijven O'ver de Maagd van Orleans? Hijzelf zegt, dat een eerste vereischte daarvoor is, dat men moet doorgedrongen zijn in den geest der iVIiddeléeuwen. Maar ho.e kon hij, zooals toch noodig zou zijn, dien tijd van a u t o r.i t e i t en vroomheid waardeerend begrijpen, hij, die als discipel van Samuel Butler (ik bedoel natuurlijk den 19e eeuwschen) Goddelijk en menschelijk (ook het ouderlijk) gezag ontkent en wiens koude, nuchtere, spottende vers tand elijkheid de antipode is van Middeleeuwsche vroomheid?

Shaw is altijd interessant en buitengewoon geeslig. Zijn geestigneid is snel als de bliksem en levendig als de zang der vogels. „Foei!" schreeuw^de een stem in den schouwburg, toen Shaw naar voren kwam, onder donderend applaus, aan het einde van een van zijn spelen. „Foei!" — „Ik ben het met u eens, niijnheer", zei Shaw, „maar wat zijn wij met zijn beiden tegeno'ver zooivelen? " '

Die geestigheid, dat fonkelend vernuft, die flitsende epigramme.n, die allesdurvende laat ik' zeggen vrijmoedigheid, gepaard aan zijn superieuren, schitterende.n stijl, maken Shaw zOiO poipiulair.

Maar zie hier Shaw, zooals A. G. Gardiner hem tee'kent: „Hij heeft voor niets vereering en geen eerbied voor wat anderen vereeren. Godsdienst.is voor hem gelijk een mist in den geest, welke het zien der werkelijkheid belemmert. „Ecrasez Tlnfame" zou hij willen zeggen met Yoltaire, en hij ziet uit naar de eeuw der zuivere rede, wanneer het intellect het geheele verwarde kluwen des levens zal hebben O'ntward en geordend, en de menschen, veilig en zeker in hun wetenschap ©n hun op nuttigheid berustende levenso'iide, zullen lachen over de aandoienlijke - bajgeloovigheden van hun vaderen, en zichm.et tevredenheid zullen wenden tot het voortreffelijke logisch in elkaar gezette systeem der materiëele dingen, die zij er voor in de plaats liebben gesteld."

'Gardiner vervolgt: „Dit is geen nieuwe droom. Het is een droom even oud als het conflict tusschen intellect en emotie. Het is gebaseerd op de hyp'othese, dat de menschelijfce ziel geen verlangen kent, dat niet kan worden bevredigd doo'r de wetensohap.pehjke oriënteering van onze 'materiëele relaties met het'heelal".

En verder: „De heer Shaw ziet alles scherp en klaar, en zornder een speciale atmospheer. Hij is niets daii daglicht; maar het is ©en dagliciht, dat niet verwarmt. Het is schitterend, maar verkillend. Hij doet u aan als die Maartsche dagen, wanneer de oostenwind door de zonneschijn snijdt als een mes zoo scherp".

En hij besluit: „Men keert zich af van zijn koude helderheid en prachtige zelfverzekerdheid tot de menschen, die niet alleen spreken tot het verstand, maar oiok tot het hart, die niet alleen menschlievende, maar ook menschelijke wezens zijn... Het verstand is wonderba.arlijk, maar niet minder werkelijk is wat de ziel, het hart, c; is aanwijst als noo'dig te zijn. Laten we hebben een helder verstand ; maar bet is een dorre wereld', die de intuïties van het hart buitensluit".

Niemand heeft Shaw misschien beter geteekend dan Max Beerbohm, die hem carioatureert als Me-P'histop'heles, zijn gevorkte staart met de ééne hand vasthoudend, terwijl hij zich met de andere ovei' den rooden baard strijkt.

En is deze man de persoon er voor om een figuur als de Maagd van Orleans in een drama naar waarde uit te beelden?

Een auto'riteit als Professor Brugmans, die in zijn jongst© dies-rede aan dte gerrieentelijfce universiteit van Amsterdam-„het beeld dter Maagd" heeft ; behandeld ©n daarin volgens het verslag der N i e u-we Rotterdamschö Courant verklaard heeft, dat hij zich jarenlang bezig heeft gehouden met het : O'uderzoek van de historische persoonlijkheid', die Jeanne d'Arc heet, geeft Shaw den lof, „dat hij ernstig de historische figuur van de maagd in haar tijd bestudeerd heeft". Dit blijkt inderdaad, vooral ook uit de reeds door mij genoemde magistrale voorrede.

Maar Dr Brugmans' bezwaar tegen Shaw's drama is: „Deze Jeanne gelooft eenvoudig niet aan zichzelf. Zij gelooft niet, omdat Shaw, de moderne scepticus, zelf niet geloofde. Met iro.nie, waarmee ook ide min of meer ridicule epiloog is dooirweven, valt hier niets te beginnen. Shaw behoefde niet aan Jeanne's verschijningen te gelooven, maar hij moest gelooven aan haar zelf. Dat is niet het geval, het blijkt althans nergens. Nergens is een spoor van ' die overgave, waaruit alleen de groote dingen kunnen voortkomen. Hier is een historische stof, die alleen met critiek niet viel te benaderen".

Hier ben ik het grootendeels mee e.ens. Vooral met de laatste twee zinnen. Shaw's drama is in vele opzichten superieur werk en geen litterair product heeft haar, wat de feitehjkheden der historie betreft, zoo goed recht gedaan. Maar ©r ontbreekt iets aan. Het is ©en mooie p.erzik, maar die groen geplulct is. De warme kleur en d© aromatisch© geur, die de koesterende zonnestralen er aan hadden, kunnen geven, worden gemist. En daardoor is ook de smaak niet zoo goed, als ze anders had kunnen zijn. •

In 'de voorrede zegt Shaw merkwaardige dingen over Jeanne. Haar visioenen verklaart hij zóó: „Er zijn menschen in 'de wereld 'vvier verbeelding zóó levendig is, dat wanneer ze ©en idee hebben, het tot hen komt als ©©n hoorbare stem, soms geuil door een zichtbare gestalte". Dit • was het geval met de Maagd.

Zij was, volgens Shaw, de eerste Protestantsche martelaar. Protestantsch was zij, omdat zij, mei voorbijgang van de kerkelijke auto-riteiten, alleen wilde luisteren naar haar eigen' „stemmen". Daarom was het volkomen logisch van de Kerk om, uit zelfbeho'ud, haar te veroordeelen. Ook' is het volkomen begrijpelijk, zegt Shaw, dat 25 jaar na haar verbranding (op aandrang van-Karel VII, die zijn kroning gewettigd wou zien, en met medewerking der Kerk) het vonnis herzien ©n J©ann© gerehabiliteerd weird: men had toen geen last meer van haar en kon haar „stemmen", die haar zoo uitnemend hadden geleid, voor hemelsche opienbaringen houden, hoewel ze in 1431 als duivelsche waren gel)randmerkt. De consequentie is haar oanonizatie in 1920. Maar als Jeanne (in de epiloogj terug wil keeren, dan moet niemand daar iets van hebben. Dit leidt Shaw tot het waarlijk grootsche slot van zijn epiloog, waar hij de Maagd laat zeggen: „O 'God, die deze schoo.ne aarde gemaakt hebt, wanneer zal ze gereed zijn Uwe heiligen te ontvangen? Hoe lang, o Heer, hoe lang? "

VELDKAMP.


^) Zie Stemmen das Tij ds en Neophilologius, Beide jaargang 1924.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

HET BOEK VAN DE WEEK.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1927

De Reformatie | 8 Pagina's