GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Karel ende Elegast” — ’n geestellke ridderroman.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Karel ende Elegast” — ’n geestellke ridderroman.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Inleiding.

Het is onzeker, of er aan het eigenaardige middeleeuwse verhaal, waaraan de volgende beschoiuwing is gewijd, enige ware gebeurtenis ten grondslag ligt. Hier en daax herinnert het gedicht ons aan historiese toestanden, vooral doox de vermelding van Karel's hardheid tegenover ballingen en van 'n samenzwering tegen hem, waarvan gesproken wordt in de aan Einhard toegeschreven „Annales" en in de kroniek van Albericus Triumfontium uit het midden van de 13de eeuw.

Onze beschouwingen echter zullen zich niet onledig houden met het nasporen v^an de herkomst van de motieven, en ook niet met de verwantschap van de volksboeken, de fragmentariese handschriften, de vertalingen, en wie weet wat al meer, van het gedicht. Al die dingen, uit andere oogpunten van uitnemend gewicht, hebben van litexairkrities standpunt, in betrekking tot de ideeënwaarde van hét stuk, niet zo grote betekenis.

Wij hebben ons tot taak gesteld het stuk te zieix in het licht van de middeleeuwse geest. 'Het gedicht is 'n konstruktieve eenheid, welke rust in de middeleeuwse symboliese denkwijze. Het is geen realistiese kunst en het is geen psychologiese kunst, doch het is geboxen uit middeleeuws chxistelifc gedachteleven en uit de overdreven avontuurlike middeleeuwse fantasie. We moeten bij de lektuur van dit middeleeuwse werk er op. verdacht zijn in het wonderbaarlike en vaak ook verbijsterende ridder-gebeuren christelike levensgedachten te zien geprojekteerd. In verband daarmee beschouwen we „Karel ende Elegast" als 'n geestelike ridderroman.

I n h 0^ u d.

Karel de Grote, die de volgende dag 'n hofdag wenste te houden ter vermeerdexing van z'n roem, verlaat op 'n dxiemaal hexhaalde aanmaning van 'n engel ongemexkt — omdat God de kasteelbewonexs in 'n diepe slaap had gedompeld en als door 'n wondex alle deuren had ontsloten — zijn kasteel t(; ïngelheim, om uit stelen te gaan.

Terwijl de vorst zo eenzaam en verlaten in de maanlichte nacht rondzwexft, komt hij tot 't besef, lioe hardvochtig hij menigmaal de roofridders heeft behandeld. Het is vooxal Elegast, tegenover wie hij zo onbillik is geweest; Elegast, de roofridder, die alleen rijke en hebzuchtige lieden besteelt, doch arme mensen, kooplieden en pelgrims ongemoeid laat.

Daar ziet hij 'n ridder met 'n zwarte wapenrusting en 'n zwart paard naderen, die Karel naar z'n naam vraagt. Karel weigert zich bekend te maken, waarop het tot 'n hevig en langdurig gevecht komt, waarin Karel de zege behaalt. De verslagen ridder geeft nu' te kennen, dat hij Elegast is en dat' hij tegen wil en dank het roofridderbestaan moet leiden.

Karel geeft zich nu ook voox roofridder uit, hij noemt zich Adelbreeht en stelt voox de koning te gaan bestelen. Elegast echtex, die nog altijd Karel als , , simen gerechten here" beschouwt, weigert dat vexontwaardigd en beslist, en zegt, dat ex veel minder aan misdreven is, wanneer men Kaxel's zwagex Egghexic van Egghermonde besteelt, omdat die de koning 'n kwaad hart toedraagt.

Ze begeven zich dus naar diens kasteel, maar als ze met 'n breekijzer 'n gat in den muur willen maken, komt Karel's onhandigheid opi de grappigste manier uit, zodat Elegast hem aardig beet neemt. „Neen", besluit Elegast, „makker, je hebt van stelen absoluut geen verstand!"

Elegast trekt daarop naar binnen en maakt doox 'n prachtig zadel met belletjes te pakken, Eggheric Vvrakker, waardoox hij toevallig in de gelegenheid is 'n gespxek van deze met z'n vxouw af te luistexen en ex zo achter te komen, dat Eggheric 'n samenzwering tegen de koning gesmeed heeft en van plan is hem de-volgende dag te vermoorden. Eggheric's vrouw verzet zich tegen dat verraderlike plan, waarover Eggeheric zich zo boos maakt, dat hij haar in het gezicht slaat, zodat het bloed uit haax mond en neus vloeit. Elegast vangt enkele dxoppels bloed op en deelt, buitengekomen, alles aan z'n , makker mee.

Nu begxijpt Karel, dat God hem uit stelen heeft gezonden om z'n leven te sparen. Hij zegt, dat liij de koning van die samenzwering • in kennis zal stellen en zorgen, dat deze Elegast zal ontbieden om als getuige op to treden.

Zij verlaten elkaax, Kaxel, teleuxgesteld doox Eggheric, keert naax ïngelheim texug en komt, daar alles in het kasteel door 'Gods beschilddng in diepe slaap verzonken ligt, nog vóór het aanbreken van de dag ongemerkt zijn paleis binnen. Onmiddellijk roept hij zijn vertrouwden bijeen, deelt hun mee wat hij weet, en slaagt er daardoor in alle samenzweerders, al naarmate zij te ïngelheim aankomen, gevangen te nemen en te ontwapenen. Eggheric, die het laatst komt, ontkent alles, maar Elegast, daartoe ontboden, vexschijnt als aanklager. Een kampgericht zal de zaak uitmaken en met Gods hulp behaalt Elegast daarin de ovexwinning. Egghe-. xic sneuvelt.

Karel, Gods hand in dit alles ziende, zegt: „Waarachtige God, Gij hebt dit alles zo bestuurd. Ik mag U wel zeer loven, dat Gij mij zo menige gunst betoont. Degenen, die U dienen, zijn wijs, want Gij helpt en verzorgt al degenen, die genade 'bij U zoeken!" i

Ten besluite vermeldt de dichter nog, dat Eggheric's hjk en de andere verraders werden opgehangen, doch Elegast, in vreugd© en in z'n eer hersteld, het leven mocht delen met Eggheric's vrouw.

B e s c h OU wingen i).

Regel 1—. De spreker kondigt zich aau en vraagt belangstelling. '

Toen de middeleeuwse spreker voor nu ongeveer zes eeuwen zeide, dat hij een mooie en geheel waar gebeurde geschiedenis wist te vertellen, vroeg en verkreeg hij daarmee de frisse belangstelling van z'n toehoorders.

Regel 3—14. De positie en de bedoeling van de h o o f d p e r s o o n.

Die belangstelling werd levendig, toen ze de naam Karet hoorden, want een ieder begreep onmiddelhk, dat er verteld zou worden van die roemruchtige vorst, die was, en die blijven zal ook! de imposante, repiesentatieve, klassieke figuur van de middeleeuwen.

Die Karel nu, vertelt de dichter, stond op, het toppunt van z'n macht, want hij heerste als koning en keizer over onmetelike gebieden. Onbetwist heerser was hij, naar het scheen in z'n machtsgebied van gadeloze uitgestrektheid. En de volgend'e dag, op de hofdag wenste hij te ïngelheim aan de Rijn de vrucht van deze zijn heersersheerlikheid te pluJvken door zich te tooien met de tekenen van de vorstelike waardigheid en recht te spreken, om alzo z'n roem te vermeerderen.

En het is juist op dat moment, als er met Karel, de heerser van de wereld, die alle toebereidselen heeft getroffen om tot z'n doel te geraken, iets heel wonderliks gaat gebeuren.

Regel 15—41. Het bevel van Godswege om te gaan stelen en Karel's houding. Nauweliks is Karel aan de vooravond van den hofdag in slaap gevallen, of 'n engel beveelt hem van Godswege, om te gaan stelen. Doet hij dat niet, dan zal hij z'n leven en z'n aanzien verliezen. God moet hier dus in de gewone menselike gang der dingen ingrijpen. Leven en eer zelfs van 'n vorst als Karel de Grote, die meer dan enig ander middeleeuwer de macht en de middelen had eigen lot teji goede Je wenden, blijken volkomen afhankelik te zijn van Gods genade. Er was Juist op deze hoge feestdag, blijkbaar fataal dreigend gevaar, waarvan Kaxel niets wist. Alle menselike zekerheid, dat blijkt hier zonneklaar, is ten slotte ijdel.

Karel, die aan geen gevaar denkt, vooral nu niet, nu hij vervuld is met gedachten aan het op handen zijnde zéker te vieren feest, meent, dat

hij gedroomd heeft en slaat er geen acht op.

Regel 42—88. De engel herhaalt hst bevel. Hoe Ka'rel er nu tegenover gaat staan.

Kort en bondig herhaalde de verstoorde engel het bevel, zodat de koning zeer bevreesd werd, en er over na ging denken. D'och toen moest Karel's mensehkheid in drieërlei opzicht tegen dit bevel van God botsen.

In de eerste plaats om de inhoud. Karel overwoog zijn rijkdommen en zijn machtspositie en vroeg zich terecht af: „Waarom zou ik toch gaan stelen? "

Vervolgens plaatste de herkomst van het bevel hem voor 'n tweede moeiliKheid — liad God niet uitdrukkelik geboden: „Gij zult niet stelen? "

En ten slotte: de vrome vorst had Gods hand in z'n leven gezien, z'n zegeningen erkend en wist zich daardoor Gods gunsteling. De komende hofdag had hij ongetwijfeld gezien als 'n kroon, die Gods goedheid op zijn voorspoedig vorstenleven wilde zetten — moeilik kon hij daarom aannemen, dat God hem nu zo te schande zou willen maken. Z'n derde bezwaar gold de strekking en de gevolgen van het bevel.

Ach, z'n beperkte menseüke inzicht kon dat niet rijmen en afgetobd door het denken, viel hij ten slotte weer in slaap.

Regel 89—118. De e n g e 1 k o m t v o o r d e 3de maal. Karel's beslissing.

In z'n gegronde bezwaren oipenbaarde Karel z'n dieper levende religieuse persoonlikheid. Het opvolgen van het bevel was zo geworden tot 'n zaak van groot geloofsvertrouwen, want God zeide, dat Karel door te stelen, zijn leven en ziJA eer zofu behouden, terwijl volgens Karel's menselik inzicht hij gevaar liep beide daardoor te verliezen. 'Toen de engel dan ook voor de 3de maal kwam, begreep hij, idat Karel wel wilde, maar zolang hij er over bleef denken, niet kón gehoorzamen. Daarom sprak hij nu met mildheid en yriendelikheid, zaCht vol wijze raad. Hij beval nu niet meer, maar drong liefdevol aan. Hij wist, dat Karel gaarne Gods wil deed en zeide dan ook: „Handel nu verstandig, koning! want God wil het". Zo hielp hij Karel, opdat zijn hart zou zegevieren over zijn verstand.

De vriendelike woorden van de engel, waarin Karel de stem van Gods liefde beluisterde, sloegen in en nu . overtuigd, dat God werkelik dat bevel gaf, maakte hij het teken .des kruises en nam hij het besluit, in het volle bewustzijn van wat er op het spel stond: leven en eer, toch te gaan stelen. Dat viel hem zwaar, want hij ha^ liever, dat God hem al zijn landen en burchten'ontnam. Karel kwam tot hel besef, dat het voor 'n ridder pur-sang 'n ellendig ding is te moeten stelen. De strijd tussen riddereer en vroomheid spfiste zich toe in het dilemma: gaan stelen of God mishagen. Hij doorzag het niet, doch vol vertrouwen gaf hij zich aan zijn God over in het korte gebed: „Nu soe moeti mi ghesterk'en". Hij verlochende zijn menselikheid vooir zijn geloof.

Regel 119—166. Hoe Karel buiten zijn k a s te el kom. t. /

Voor de middeleeuwer stond het vast, dat de mens volkomen van God afhankelik was en dat wanneer iemand op God vertrouwde, hij dan ook Gods bijstand in .het leven zou ervaren. Dit geloof, idat onwankelbaar was, is in ons veirhaal verzinnelikt in het nachtelik gebeuren met Karel. Het epos heeft 'n symboliese betekenis. „Karel ende Elegast" is verhevigde en verinnigde uitbeelding van christelike levensgedachlen. Trouwens: gemeenlik is voor de middeleeuwer de gedachte primair en het reëele gebeuren illustratie van de reeds vooTuit vaststaande gedachte. De middeleeuwer geloof d'e in het verhaal, niet omdat hij na 'n kritiese beschouwing het verhaalde in overeenstemming achtte met de werkelikheid • - die vraag kwam bij de zuiver-middeleeuwse geest niet op — doch pmdat hij het zag als noodzakelike konsekwentie van de hoofdgedachte. Zijn eigen christelike gedachten, waaraan hij niet twijfelde, zag hij in het gebeuren geprojekteerd. Daarom zijn de feiten en de motieven, waarin dat geschiedt, van weinig belang, en het brengt ons niet veel verder of we al weten, dat dezelfde motieven ook zijn gebruikt in de Russiese en Indiese literaturen. Het komt aan op de leidende gedachten en in het licht van die gedachten moeten de motieven worden bezien.

Zo zijn al de wondoren en toevalligheden in dit verhaal VOOT de wonderbaarlik-avontuurlike middeleeuwse geest vanzelf-sprekende illustraties van de grondgedachte, dat God alle dingen bestuurt en 'n mens helpt, die zich vol vertrouwen tot hem wendt.

De eerste moeilikheid voor Karel was ongezien en ongehoord buiten het kasteel te komen. Onmiddellik stond zo z'n riddereer op. het spiel. Doch z'n besluit was genomen. Z'n geloofsvertrouwen werd niet beschaamd. Gods genadevolle bijstand liet zich gelden in twee wonderdaden zijnerzijd's. De gesloten deuren, die Karel op z'n weg vond, gingen vanzelf open en de mensen sliepen, omdat God dat wilde, zo vast, dat ze niets van de zwaargeharnaste vorst vernamen, toen hij door het kasteel ging. Uitdrukkelik zegt de dichter, dat God dat deed uit genegenheid voor de koning, die immers zo innig-christelik zich aan Hean had overgegeven.

Regel 167—192. Karel's gebed.

Toen Karel goed en wel buiten was, viel de beklemming van onmiddellik te moeten handelen 'n moment ya.n hem af, en gedwongen door de ernst van de situatie, stortte hij z'n godminnende ziel uit in 'n gebed, waarin hij om Gods bescherming smeekte op grond van de zondaarsliefde Gods voor 'n in Adam gevallen geslacht en geopenbaard in' Christus en waarin hij de wondermacht. van Christus aanriep. Alles stond hier in het teken van het geheimzinnige en wonderbaarlike. Karel besefte', dat mensenmacht en mensenkennis en menseninzicht hier zouden falen, dat hier Goddelik'e wóndermacht alleen alles ten goede zou kunnen wenden. Het karakter van dit werkje is dan ook door en door supranatureel. Op elke bladzijde schier laat de dichter ons gevoelen, hoe achter uiterlik'e gebeurtenis en menselike handeling God werkt en alle dingen in Zijn voorzienigheid heenleidt tot het goddelik-gestelde doel.

Hegel 193—217. Karel komt tot inkeer.

Toen de vorst zo eenzaam op het dievenpad was, werden z'n gedachten, vanzelf bepaald bij de dieven. Toen God hem beval te gaan stelen, had dat 'n goede grond. Het hield verband, blijkt nu, met 'n zedelik tekort bij Karel. Uit alles blijkt zo, dat de christelike middeleeuwer de sentrale figuur uit z'n klassieke periode niet vergoodde tot 'n heros, doch hem in z'n afhankelikheid van God en in z'n zondige menselikheid zag op één lijn met de andere mensen. Het feit, dat de middeleeuwer-bij-uitnemendheid zó wordt uitgebeeld, doet er ons toe besluiten, dat de middeleeuwse levenshouding in z'n' edelste uitingen prinsipdëel christelik was.

Waarin bestond dat zedelik tekort? Zie, Karel was egoïst geweest in die zin, dat hij, met negatie van de menselikheid van z'n onderdanen, in ijzeren konsekwentie het recht • had gehandhaafd. Al te grote strengheid immers wordt vanzelf egoïsme. Karel was formalist geworden, blind voor de levende werkelikheid. Op de geringste vergrijpen stelde Karel de zwaarste straffen. We kunnen het oot zo zeggen, dat Karel voor de dieven alleen vorst was geweest en niet mens. Door zijn heerserstirannie had hij het organiese mensenleven verlaagd tot schematiese logika. Hij maakte zich herhaaldelik schuldig aan machtsusurpatie.

We zien nu de goddelike paedagogiek doende om Karel z'n al te grote gestrengheid tot zonde te maken voor zijn be'wustzijn, ten einde aldus zijn gedegenereerde menselikheid', die niets meer zag dan de handhaving van het recht, te regenereren tot zuiver-normale menselikheid, evenwichtig gespannen op de levensrealiteit. Karel moest genezen worden van z'n machtsusurpatie.

Psychologies gezien, was het dus de eerste taak van de goddelijke paedagogiek, om Karel uit z'n vorsten-zijn uit te heffen en als gewoon mens in de maanlichte nachtelike eenzaamheid te brengen. Daar alleen kon hij tot zichzelf en dus tof inkeer komen. Daar nam hij zich dan ook' voor, om nooit meer iemand ter zake van 'n klein vergrijp te laten ombrengen.

T. SCHUYT.

(Slot volgt.)


1) De regelgelallen heblien betrekking op de uitgave van „Karel ende Elegast" in het klassiek Letterkundig Pantheon door Dr J. Bsrgsma.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 april 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

„Karel ende Elegast” — ’n geestellke ridderroman.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 april 1927

De Reformatie | 8 Pagina's