GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Iets over Dominees en Psycho-analyse.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over Dominees en Psycho-analyse.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

IL

Zonder nu dieper op de ideeën van de psycho-analytische school in te gaan (want het is ons hier enkel om een paar praktische illustraties te doen), mogen we nu wel constateeren:

a, dat de psycho-analyse op zew veel praktische vragen van het zieleleven en zijn zelfopenbaring nieuw licht werpt, als men eraan gelooft, of — en daar begint de moeilijkheid eerst recht — het licht, dat wij meenden te hebben, tot duisternis maakt, als men er nog niet aan toe kwam, de leeringen der psycho-analytische school (van F r e n d) te gelooven, maar ook niet sterk genoeg is, haar te verwerpen op goede gronden, met aanvoering van tegen-gronden; niet sterk genoeg ook, om te schiften, wat in haar systeem goed of verkeerd, rijp of groen is,

b. Tevens kan ieder gemakkelijk begrijpen, dat de vragen, die zich hier voordoen met name op het gebied van de herderlijke zielzorg plotsehng naar voren geschoven worden met overstelpende kracht,

* * Om met het laatste te beginnen: de activiteit van de leerlingen uit de psycho-analytische school lijkt wel omgekeerd evenredig met de traaglieid, waarmee deze haar leerstellingen doordringen tot de kerkelijke pers en tot de studeerkamers van de praktische werkers in den herderlijken arbeid.

Dit is ook voorwaar geen wonder. Wie lust heeft, alles en nog wat op de schouders of in de sclioenen van de kerk te schuiven, moet zijn lust toch nü eens een keertje betoomen, als liet niet te veel gevraagd is. Primo is Freud nog maar heel kort aan 't werk en secundo is de wereld nog druk over hem aan 't vechten. Om maar iets te noemen: ook in het nederlandscli is in populairen vorm de wraak van Olten over hem en over de manier, waarop hij x> a.

tienten ondervraagt, uitgeroepen, en, zoo mogelijk, in nog populairder vorm heeft onlangs de arts Van Dieren hem met niet-malsche woorden overladen. Indien de arts Van Dieren prof, Jelgersma van Leiden erom hard valt, 'dat hfj de theorie van Freud niet alleen aanhangt, maar ook in de praktijk zich veelszins bij hem aansluit — b.v. in de behandeling van neurotische patiënten — dan kan men voor het minst wel zeggen, dat de kwestie niet zoo héél gemakkelijk is. Als de kerk n ü al zwaarwichtig boomen ging over psycho^analyse en zielzorg, dan zou men haar terecht mogen beschuldigen van te groote zenuwachtigheid. Neen, laten we ons dan nog maar eerst wat vermeien in de hoop, dat we nog eens wetenschappelijke handboeken krijgen, zeg b.v. over de boetthetiek, de lêpsjek, de prophylactiek, ' de kybernetiek, en wat er voorts nog onschuldigs en onontgonnens en toch aangeboords mocht zijn in de theologische wetenschappen. Tenminste, als het loopt over het schrijven van boeken, het fixeeren van, zeg b.v. „stokregels", uit het gebied van zielzorg en psycho-analyse. Zoo'n beetje erover nadenken, dat kan geen kwaad. Maar als de kerk n u al decreteerde, dan zou ze parmantig blijken in verlceerden zin: beslissen over wat onder de vakmenschen nog in dispuut is. Natuurlijk kan, zooals ieder ander nieuw verschijnsel, de psycho-analytische school met haar verrassende resultaten en verslagen, met haar geweldige litteratuur (heel dikke boeken, als periodiek uitgegeven) met haar minutieuse détailbeschrijving, met haar wroeten in de historie van oude volksgebruiken zoowel bij „beschaafde" kringen (de dans b.v.) als in breede volkslagen, voor de kerk een AANLEIDING worden, om haar eigen vraagpunten opnieuw te overwegen en zich te bekennen, dat zij nog niet klaar is. Inderdaad, laat mij maar dadelijk zeggen, dat ik geloof, dat reeds een oppervlakkige kennisneming van wat de psycho-analyse wil, al dadelijk veel vragen wakker roept. Onmeedoogend zal ieder, die zich aan de wijsheid van deze nieuwere richting overgeeft, of die zelfs haar de mogelijkheid van recht inziclit in rekening brengt, het te kwaad krijgen met veel preek-toepassingen,

veel ziekbed-vertroostingen, veel „kenmerk"-opsommingen voor het geestelijk leven en veel meer. Maar al kan de kerk uit wat zij ook van dezen kant verneemt, a a n-leiding vinden om haar eigen vraagpunten opnieuw op haar urgent werkprogram te zetten, zij mag niet vooruitloopen op wat onder de medici en psychologen nog in heftige discussie is. Als de kerk zorgt, dat zij de vraagpunten indenkt, dat zij op tijd klaar staat, om te weten, wat op bepaalde punten, die aan de orde komen, het onderwijs der Schrift is, om daarmede haar eigen zonen, die van deze dingen hooren en het oor ertoe neigen, een positief woord mee te geven, dan heeft zij voorts haar plicht voor heden gedaan. Wie van traagheid en achteraankomen spreken wil — men is dat zoo gewoon tegenwoordig, vooral als het tegen de dominees gaat — die bedenke, dat ook de Roomschen, die anders nog al bij de pinken zijn, als er wat nieuws te verwerken en te „verwerten" valt, toch ook nog niet de psycho-analyse hebben ten onder gebracht onder die verschijnselen, die men aan kan. Toen in 1920 te Paderborn de 18e druk uitkwam van het werk van dr C. Capellmann: PastoralTmedizin (een door en door roomsch boek, waarin de zielzorger der kerk allerlei wenken en voorschriften krijgt met betrekking tot de medische zijde van zijn werk) toen was dit boek wel bijgewerkt naar de nieuwste resultaten „der" wetenschap, maar de psycho-analyse bleef vrijwel buiten beschouwing. Home — het blijkt ook in dit boek — neemt graag eerst zelf liet woord in zijn Corpus iuris canonioi — kerkrechtelijke voorschriften — maar verwacht dan ook geen windhanengedraai met ieder zuchtje en tochtje mee, van de menschen, die hun werk willen gedrukt zien met kerkelijke sanctie. En wel heeft men tusschen psychoanalyse en godsdienst ook in boek en geschrift herhaaldelijk reeds verband gelegd, maar het was dan telkens meer te doen om een poging, om godsdienstige gebruiken en vormen in hun ontstaan en bedoeling te ontleden en te verklaren, dan wel om de aanwending van de psychoanalytische methode of de erkenning van haar grondslagen voor het eigen werk van den dominee-zielzorger

zelf. Werkelijk, de loop der dingen is verrassend snel. * *

Wat voorts bet eerst genoemde betreft, de praktische aanraking tusschen zielzorg en psycho-analyse, — er zijn werkelijk lieel wat stellingen van de psyclio-analytische school, die rechtstreeks den zielzorger aangaan. Onder herinnering aan wat ik reeds opmerkte, verklaar ik ook thans niet op détails te mogen ingaan: het zou voor den een te abstract, en voor sommige anderen te concreet worden. Dit laatste, omdat Freud de reeds genoemde theorie dat de mensch zeer veel bij zichzelf verdringt, begrijp elijker wijze wel met groote nadrukkelijkheid moet betrekken op het sexueele leven. Immers, de geslachtsdrift is den mensch ingeschapen van Godswege; niet minder dan Gods eigen heilsplan heeft de aantrekking der geslachten onderhng, en daarmee de rijping van het sexueele leven in den mensch, noodig. Dienovereenkomstig zoekt de school van Freud het verborgen en •openbare leven van mensch en maatschappij, van kerk en kerkmensch, dikwijls terug te brengen tót, en te verklaren tl i t: sexueele instincten en hun werking en dwang. Godsdienst is een veredelde sexueele drift: de liefde, de lust, is den mensch ingeschapen, hij moet die echter veelszins verdringen, of op anderen afleiden, ook op God; of ook hij wil de liefdesverlangens en - voorstellingen tot hun hoogste werkelijkheid opvoeren door ze over te dragen op wat. liij den omgang met zijn God noemt.

Daar zitten we al midden in de kwestie.

Om een voorbeeld van dicht biJ huis te halen: ds G. 'Wisse heeft indertijd een boekje geschreven over „Sexueele zonde en de zonde tegen den Heiligen Geest". Thema in dit geschrift is: er ziJn menschen, die sexueele zonden bedrijven; de prikkel wordt en blijft hun te machtig; ze kunnen zich niet beheerschen; en straks komt de wroeging, ze denken aan hun ijdele beloften, aan hun nietvervulde toezegging van beter leven en maken zich nu hang, dat er voor hen geen vergeving meer is, dat hun geval te rangschikken is onder het hoofd: lastering tegen tien H. Geest. Waarna dan ds Wisse hen doet zien, dat wel de zonde erg is, en geen vergoelijking mag hebben, maar dat de bepaalde zonde van de onvergeeflijke lastering tegen den H. Geest heel iets anders is.

Goed.

Maar wat zou nu Freud, de meester der psychoanalyse, tot die menschen zeggen?

HiJ zou vooreerst van ds Wisse en ons allemaal, gelijk we tot nu toe ons openbaarden, hierin verschillen, dat hü niet zegt: dring die leelijke gedachten uit de ziel weg, maar: kom er maar ronduit voor uit; want als het met geweld wordt onderdrukt, en ge kunt u niet geheel uit-spreken, dan blijft het toch zitten en het kwaad wordt niet overwonnen, .... als het kwaad heeten moest tenminste. Juist aan den zenuwachtige moet men alles zeggen: de verdringing van de gedachten moet ophouden. Vervolgens zou hij tot den man, die zich met het vraagstuk aftobt, niet zeggen: uw sexueele leven is wat anders dan de crisis in uw geestelijk bestaan; maar, juist omgekeerd zou hij hem tot de overtuiging willen brengen, dat hy het nu eindelijk op dit punt tenminste tot het begin der wijsheid gebracht heeft: dat de geestelijke crisis daar begint, waar het sexueele leven zijn rechten neemt, al of niet, vrij of gebonden, onbedrukt of met geweld ten onder gehouden.

En tenslotte: ds Wisse en wij allemaal zouden tot zulke menschen zeggen: wees nu getroost, want uw strijd en uw berouw en uw vechten — al is het ook niet voldoende —• tegen de zonde, is albewijs dat ge niet verloren zijt en niet hebt gezondigd tegen den H. Geest; ga nu maar getroost heen en.... zondig niet meer. Zondig niet meer. Maar een Freudiaan, ook psycho-analyticus, Stekel, onder ons ook welbekend, zegt: de kuischheid is in zekeren zin de oorzaak van zenuwziekten; dus: de man, de vrouw, die zich zoo benauwd maakt voor de zonde tegen den H. Geest, die hij onvergeeflijk acht, heeft niet ziJn ellende daaraan te wijten, dat hij te veel toegaf aan ziJn sexueele begeerten; integendeel: hij is er te benauwd voor geweest, hij was veel te bang voor de nare gevolgen. Met andere woorden: deze psycho-analy-tische dokter stuurt ds Wisse, en ons allemaal, naar huis met de parmantige boodschap, dat wiJ slechte zielzorgers zijn. Wü preeken tot den patient, dat hü terecht vreesde voor de lichamelijke zonde, maar de dokter van dit slag zou tot hem zeggen: de vrees heeft het u gedaan. De vrees is hier bij den dominee de 1 i c h t z ij d e in het duistere verhaal van het bedrukte schaap der kudde; ja, wie de troostredenen kent, die wy doorgaans tot de menschen richten, die vreezen, de eene onvergeeflijke zonde gedaan te hebben, die wéét wel, dat juist het vree s-element, de angst van den zondaar voor de straf, de eenige stroohalm is, waaraan wij den beangsten mensch willen opbeuren, want we zeggen: als ge die zonde, die ge vreest, waarlijk hadt gedaan, dan zoudt ge geen vrees meer hebben, maar roekeloos verder voorthollen op bet pad der zonde. Conclusie van o n s is dus: de vrees is de groote troost grond. Maar de psycho-analyticus zou zeggen: mis, dominee, de vrees, de angst was juist de macht, die de ellende bestendigde, en den man weer onder water dompelde, dagelijks weer. De conclusie van den dokter van daareven is op dit bepaalde punt (opzettelijk verzwijg ik in deze artikelen zooveel mogelijk namen van schrijvers en boeken):

Ditmaal zal ik.... als mijn geloof sbekentenis een sexueele wet voorstellen, die de volgende 3 punten tot grondslag heeft:1. Bescherming van den vrijenwil. 2. Bescherming van de jeugd. 3. Bescherming van de gezondheid. Met wat verder tusschen twee menschen gebeurt, behoort noch de staat, noch de kerk zich te bemo'eien.

Dit is maar een klein voorbeeld; maar ik koos het juist om eens aan een concreet geval te doen zien, hoe de dokter van psycho-analytische richting èn de dominee van haast élke richting het met elkaar aan den stok krijgen.

En natuurlijk zijn er veel meer concrete punten, waarop die twee elkaar in het vaarwater komen.

We komen er nog wel op terug.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 mei 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

Iets over Dominees en Psycho-analyse.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 mei 1927

De Reformatie | 8 Pagina's