GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een bewering van Prof. Brouwer.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een bewering van Prof. Brouwer.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Enkele weken geleden gaf ik een artikel over de Inleiding op den Bijbel onder Boek van de Week, welke Inleiding kwam van de hand der ethische hoogleeraren Obbink en Brouwer uit Utrecht.

Daarop is door prof. Brouwer geantwoord. Ik acht dit antwoord dLiidelijk genoeg en typeerend genoeg, om er eens een. enkel nuchter woordje op te antwoorden. Men zuchte niet: critiek op critiek op critiek. Want het is wel eens goed, te zien, hoe hoogleeraren zich vergeten kunnen en hoe de menschen, die altijd zoo van de liefde en den goeden smaak spreken, demonstreeren, dat zij zelf er tegenover de gereformeerden niets van weten willen.

Terwille van de plaatsruimte geef ik nu alleen het artikel van prof. Brouwer; volgende week zal ik er enkele opmerkingen aan verbinden.

Prof. dr A. M. Brouwer dan heeft goedgevonden, het „Algemeen Weekblad voor Christendom en Cultuur" met dit geschrift óp te frisschen:

Wie een boek uitgeeft, moet kritiek verwachten. Hij verlangt niet anders: alleen zoo komen we verder. De gemaakte opmerkingen kunnen aanleiding geven tot herziening en verbetering van liet geschrevene, en bij een eventueel volgenden druk wordt van de kritiek een dankbaar gebruik gemaakt. Maar het is niet mogelijk, en ook niet wenschelijk, op de geleverde kritiek telkens met anti-kritiek te antwoorden. De critici verwachten dat ook uiet. En wie zou daar belang in stellen?

Doch soms kan er aanleiding zijn van den gewonen regel af te wijken. En die aanleiding meen ik te vinden in een uitvoerige bespreking, die door het „Gereformeerde" weekblad „De Reformatie" gewijd wordt aan onze „Inleiding tot den Bijbel".

Het is de eerste bespreking die mij onder de oogen kwam. Nauwelijks was het boek versohenen, of daar versoheen ook dit artikel. Voor zooveel belangstelling niet anders dan dank. Nu zouden we hiermee kunnen volstaan in een particulier schrijven, wanneer deze bespreking als symptoom van een bepaalde richting in ons volksleven niet een nadere beschouwing verdiende.

Het is een artikel van ruim vier kolommen, voor een bespreking niet gering. Een kritiek naar een beproefd recept: eerst de vorm geprezen, de populaire stijl, druk, papier en uitgever. Dat is welwillend, wat met erkentelijkheid wordt opgemerkt. Doch dan mogen ook de bezwaren komen, want de welwillendheid is voldoende gebleken.

Wat zijn de bezwaren? Ze komen hierop neer. Waar­ de lezers van „De Reformatie", meent niet dat de „Gereformeerde" theologen geen kennis hebben van de vragen, die op de „Inleiding tot den Bijbel" betrekking hebben. Neen (en dan letterlijk): , , er is ook een gereformeerde wetenschap. Zeker, die is nog pas aan het opkomen, speciaal als men denkt aan de „inleiding" op het Oude en Nieuwe Testament. Maar ze groeit dan toch". Hebt daarom wat geduld; leest niet die Utrechtsche Inleiding, maar wacht op de komende „Gereformeerde" Want dat mooi uitgegeven boek geeft niet anders dan , , resultaten der ethische theologen van dezen tijd". En deze ethische theologie is gevaarlijk, is onaannemelijk, want zij leeft niet uit de Openbaring maar uit de evolutie. „En daarmee is voor een gereformeerde alles uit".

Ik heb mij de oogen eens uitgewreven, en toen^iet arlikol nog weer doorgelezen. Werkelijk, ik lieb me niet vergist: het staat er zoo. Eilacy, ilc arme, die de bijzondere openbaring steeds met bijzondere voorliefde belijd en naar voren breng, ik ben een evolutionist. , , En daarmee is voor een gereformeerde alles uit." Helaas.

Nu heb ik dan ook begrepen, waarom dit artikel het verschijnen van het boeli zoo op den voet moest volgen. Het is het onveilig sein dat voor de lezers van „De Reformatie" moest geheschen worden. Een ernstige waarschuwing, zich toch niet in Ie laten met dit evolutionistische boek en nog even te waclit^n, totdat ook de „gereformeerde" inleiding gereed is. Dit noemt men: leiding geven aan liet , , gereformeerde" volksdeel.

Hierop te wijzen als op een symptoom van een eigenaardige geestesgesteldheid is wel even de moeite waard.

Het is voor de leiders van dit volksdeel levensbehoefte, de antitliese naar voren te brengen. Zij kennen slechts een óf—óf: óf revelatie naar hun begrip óf evolutie. Wie niet de revelatie, de openbaring, belijdt in den vorm dien die leiders den juiste achten, behoort tot de evolutionisten. Dat men zonder evolutionist te zfjn een ander openbariiigsbegrip zou kunnen bezitten dan 't hunne, dat kunnen ze niet vatten. Dit is het eerste merkwaardige feit: het stelsel is hier een belemmering om de waarheid te zien. Om het stelsel te liandhaven, worden Christusbelijders buiten het christelijk erf gezet. Hier treffen we de geestesgesteldheid aan, waarvan de Heiland eens zei: ter wille van het stelsel vertient gij munt en dille en komfjn, maar lie^ voornaamste der wet, recht, barmhartig'heid en goede trouw, dat laat gij iia. Dat is de geestesgesteldheid van de stelselbouwers, van de „Schriftgeleerden" van alle tijden.

Er is nog een ander merkwaardig feit. Wie het artikel in „De Reformatie" goed leest, ziet daarin bezorgdheid, dat de lezers van het blad er eens toe mochten komen, de Utrechtsche „Inleiding tot den Bijbel" te lezen. Daartegen moeten zij gewaarschuwd worden. . Ook dit is kenmerkend voor de leiders van dit volksdeel: zij durven hun volgelingen niet overlaten aan eigen strijd met de geestelijke stroomingen en richtingen; zij moeten van de algemeene cultuur en wetenschap gesepareerd worden; er moet zorgvuldig worden gewaakt, dat zij alleen lezen de „gereformeerde" boeken en de „gereformeerde" wetenschap, die zich toch ook (zoo staat er letterlijk) „zoo dapper durft laten dienen door het wetenschappelijk onderzoek inzake feitenmateriaal etc. van .andersdenkenden uit andere kringen". M. a. w. de gemeenteleden moeten zich laten voorlichten door hun eigen geestelijke leidslieden; die nemen van alles wel voldoende notitie; en zij moeten niet meenen, zelf een oordeel te kunnen vormen. Hier hebben we die geestesgesteldheid, die geleid heeft tot de Roomsche onderscheiding van geestelijken en leeken, die de gemeenteleden heeft gemaakt tot onmondigen en in den Index een lijst van verboden boeken heef; weten samen te stellen.

Wij achten dit een zeer gevaarlijke en ook. een ongereformeerde richting; te gevaarlijker naarmate zij meent het eenig-juiste standpunt in te nemen en het eenig goed-gereformeerde te zijn, met uitsluiting van ieder die ook maar even afwijkt van haar verroomschte opvattingen.

Met roomsch geduld, en met veel arrogantie, ot de volgende week dus.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juni 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Een bewering van Prof. Brouwer.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juni 1928

De Reformatie | 8 Pagina's