GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Wij, onze Kinderen en de Scliool.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wij, onze Kinderen en de Scliool.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Is er wel een onderwerp denkbaar dat meer onmiddellijk onze belangslelling heeft als dat hetwelk Dr vor der Hake, de welsprekende en weischrijvende Hector van Baarnsch Lyceum, heeft gekozen om er zijn bovengenoemd boekje over te schrijven ?

Ik bedoel nu niet, dat wij onszelf altijd zoo geweldig interessant vinden. Dat wil ik hier zeggen noch weerspreken.

Maar het gaat over onze' kinderen en de school, en onze houding ten opzichte daarvan.

En aangezien onze kinderen, zooals Dr vor der Hake ook opmerkt, een „erfdeel des Heeren" zijn, en dus niet — zoo voeg ik er bij — lastige indringers met wie we nu eenmaal opgescheept zitten en tegenover wie we onze ziel in vredesnaam maar in lijdzaamheid moeten bezitten en voor wie we ons onvermijdelijk zekere opofferingen te'getroosten hebben; aangezien ze een erfdeel des Heeren zijn, en bovendien de toekomst van ons geslacht en van de kerk vertegenwoordigen; aangezien ze ook zijn een stuk. van onszelf, voor wie we in rede — vooral in rede — alles over hebben: , , Zal ook een Moeder haar zuigeling vergeten en zich niet ontfermen over de vrucht haar schoots? " zoodat we onszelf voor hen zouden willen geven in egoïstisch altruïsme; en aangezien een groot deel van het leven van die kinderen van ons bepaald wordt door de school; — daarom vinden wij het onderwerp, dat Dr vor der Hake hier opnieuw te berde heeft gebracht, nadat we er tot in het oneindige over "gepraat en gelezen en geschreven . hebben, toch weer onze volle belangstelling waard.

Wat Dr vór der Hake ons hier geeft zijn een drietal voordrachten, die hij in de 'beide laatste maanden van 1927 voor een kring van Hilversumsche ouders heeft' gehouden.

De titel van de eerste voordracht: „Godsdienstonderwijs op Middelbare Scholen", vindt de schrijver zelf te wijd en te, weidsch. Hij vraagt ons er in te willen zien een „proeve van beschrijving van de beginselen, waarnaar het godsdienstonderwijs zou kunnen gegeven worden op een middelbare school met kinderen uit de meest heterogene gezinnen".

Dr vor der Hake zelf geeft aan het Baarnsch Lyceum het onderwijs, dat, naar hij zegt, Bijbelsche Geschiedenis heet, „maar dat, door den aard en den persoon van den lesgever, toch ten slotte meer tot godsdienstonderricht is uitgegroeid".

Het Baarnsch Lyceum is een neutrale bijzondere school.

Dr vor der Hake vertelt als volgt, hoe ze er toe gekomen zijn dit „godsdienstonderricht" te gaan geven: ')

„Een jaar of vijf • geleden klaagde één onzer docenten in de leeraarsvergadering eens over 'het schromelijk gebrek aan bijbelkennis bij de kinderen van 'dezen tijd, en vroeg, of het nu toch' niet mogelijk was om de leerlingen de zoo hoognoodige bijbelkennis bij te brengen. Terecht klaagde hij daarover. Want is het nu inderdaad niet te gek, dat men het wél nuttig en noodig oordeelt jonge menschen tot in finesses te onderwijzen in de mythologie, in de geschiedenis van Grieken en Romeinen, in de literatuur van alle volken en tijden, ma.ar 'dat men ^tniet noodig vindt, dat kennis aanwezig is van den inhoud van die geschriften, die alle eeuwen van onze Christelijke jaartelling door, dichters, auteurs, schilders en beeldhouwers ge'inspireerd hebben tot hun scheppingen'.'

Daarover behoeft men toch niet lang te praten en de bewering is toch voor geen redelijke discussie vatbaar, dat het alleen al een eisch van beschaving is, jonge menschen de kennis bij te brengen van (laten we dan voorloopig alleen maar zeggen) den historischen inhoud van den bijbel".

Men hoort, dit zijn bekende klanken, die, sinds Dr Singels van Utrecht indertijd aan de zijde van het neutraal onderwijs de kat de bel aanbond, in verschillende toonaarden herhaald zijn.

„Het bestuur van onze school", zoo vertelt Dr vor der Hake verder, „deelde de opinie van den docent, van wien ik sprak, meende ook, dat bijbelonderricht een. noodzakelijk ding was en droeg mij op, dat onderwijs zelf te geven. Maar er mocht geen huiswerk voor zijn — een ding waarmee ik het dadelijk van. ganscher harte eens was — en het onderwijs moest gegeven worden met eerbiediging van ieders persoonlijke gevoelens, beter: van de persoonlijke gevoelens van de ouders — wat mij ook een vanzelfsprekende zaak leek, die ik geloofde, dat mij geen moeilijkheid zou baren. Laat mij hier dadelijk maar even. zeggen, dat ik in. dat geloof niet teleurgesteld ben."

Het laatste blijkt de schrijver-godsdienstonderwijzer bereikt te hebben, door, hoewel hij, als 't noodig is, voor eigen overtuiging uitkomt, steeds met waardeering van ieders gevoelen te spreken: alleen voor een geval als Krishnamoerti maakt hij een uitzondering; daar durft hij zijn afkeuring te kennen te geven.'

Overigens is zijn houding als volgt. Hij zegt tot de leerlingen (dit onderwijs begint niet voor de derde klas): „De. bijbelsche geschiedenis kan je niet onbewogen laten. Die vraagt altijd een partij kiezen van je. Zij dwingt je tot een opinie — welke, dat komt er niet op aan. Je kunt de verhalen ongeloofwaardig vinden, de personen, waar het om gaat, edel, slecht, ijdel, wat ook. Sterker: je vindt Crod misschien onrechtvaardig, streng, liefdeloos, een God, zooals je je Hem niet wilt denken, van Wien je niets wilt weten — het doet er niets toe, wat je er van vindt, maar je vindt er iets van. En je verwerpt het verhaal of je neemt het aan, of je bent in twijfel. Maar iets doe je er mee. Het laat je niet los. Het eischt — och, weet je wat het eischt? Dit: waar je je heele leven niet aan ontkomt: het eischt een keuze. Het eischt van je het stellen van de vraag: is het waar wat daar staat of is het niet waar ?

En nu kom je met. die geweldige vraag tot mij: Is het waar, wat daar staat? Is het waar wat daar verteld wordt?

Weet ik het antwoord? Ja zeker, weet ik het antwoord. Maar ik weet het alleen voor mezelf. Ik weet het niet voor jullie. Stuur - ik jullie dan met een kluitje in 't riet? Neen, ik beloof je, dat zal ik niet doen. Ik zal. eerlijk en naar mijii beste weten met jullie over deze dingen praten Maar dit zeg ik jullie eens en voor altijd: nooit kan ik noch iemand van deze dingen zeggen: zoo is het. Wij kunnen het nooit verder brengen dan tot een: zoo zie ik het."

Ik ben met Dr vor der Hake en zijn niet genoemde collega, die. den stoot tot het bijbelsch onderricht op het Baarnsch Lyceum gegeven heeft, en met zoovele anderen, van meening dat de onkunde ten opzichte van Bijbel en Christendom in zekere kringen tegenwoordig ten hemel schreit.

En ik krijg uit Dr vor der Hake's boekje den

indruk, dat hij van het godsdienstonderricht, zooals dat op een „neutrale" inrichting gehandicapt moét wezen, maakt, althans bij benadering, wat er daar van te maken is; en dan nog alleen maar onder de exceptioneel gunstige omstandigheden waaronder hij werkt.

Maar ik hoef hier nauwelijks te zeggen, dat een houding tegenover den Bijbel, als boven geschetst, mijn instemming niet kan hebben, daar het niet in overeenstemming is met het bindend gezag van den Bijbel als Gods Woord, wat ik vai). het begin af de jongelui krachtig op het hart zou willen drukken, al zou ik er bij zeggen, dat wij allen door de zonde de dingen van nature verwrongen zien, en jve alleen door Gods verlichtende genade, op het gebed verkregen, die kennis uit Zijn Woord kunnen verwerven, die ons leidt op den weg ten leven; dat onze geschillen een gevolg zijn van onze zondigheid, van ons verkeerd zien; dat m.en daarom een andersdenkende niet mag verachten, maar wel mag trachten hem met liefde te brengen tot het inzicht, dat wij meenen het juiste te zijn; dat dit zelfs plicht is, wanneer hij den Christus als Zoon van God en plaatsbekleedend Verlosser verwerpt; maar dat, nog eens, alleen de liefde van Christus ons bij dit alles mag leiden, - ook bij het eerbiedig en biddend samen bestudeeren en bespreken van Zijn Woord.

Zoo'n standpunt zou niet mogelijk zijn op een neutrale school'?

Waarschijnlijk niet, hoewel ook het standpunt van ür vor der Halce niet neutraal is.

Maar dan is ook opnieuw het bestaansrecht der positief-Christelijke scholen bewezen. '

Of daar dan het godsdienstonderwijs zoo makkelijk is?

A'iemand, die op dat gebied eenige ervaring heeft, zal het zeggen.

Maar hier staat de leeraar met de ouders op den bodem derzelfde belijdenis — de ouders bij wie het anders is, sturen hun kinderen als gasten, die zich te schikken hebben naar den geest van het huis —; hier is het de uitgesproken bedoeling, dat de schoolopvoeding, ook wat het religieuze betreft, zal aansluiten bij de gezinsopvoeding: dat is immers het motief voor de oprichting van Christelijke scholen, ook voor Middelbaar en Voorbereidend Hooger Onderwijs, waar het hier speciaal over gaat.

Daarom kan en moet het godsdienstonderricht op deze scholen vaste lijnen trekken. En dan is dit onderwijs wel een moeilijk, maar ook een schoon werk, dat niet alleen noodig, maar ook mogelijk is, in den geest waarin de ouders het wenschen en verwachten. Nog eens, het zal veel eischen van dengene , die het geeft: veel tact, een ruim hart, en bovenal een vroom gemoed, dat in nederige afhankelijkheid van den Meester de jeugd tracht het goede spoor te wijzen. Maar dan biedt het toch niet die bijkans onoverkomelijke moeilijkheden, die het omringen op een „neutrale" school.

Ik acht Dr vor der Hake zeer hoog om zijn pogen. De ernst waarmee hij in deze zeer groote en zeer moeilijke zaak getracht heeft en nog tracht te doen wat hij meent te moeten en te kunnen, ter wille van de jeugd van Baarnsch Lyceum èn om Godswil, dwingt eerbied af.

En de vorm, waarin hij er van vertelt, is zeer onderhoudend.

Hetzelfde kan gezegd worden van de twee andere voordrachten, die het boekje vullen, en waarmee ik het grootendeels van harte eens ben: „De kinderen binden aan , huis" , en „Huiswerk—Ontspanning".

Het kan met het schrijven van een artikel soms raar gaan. Ik was van ^plan geweest, om met een zoo mogelijk eenigszins eleganten zwaai over het doornige veld van Dr von der Hake's eerste voordracht heen te springen, om me dan met den lezer te vermeien in de grazige weiden - van 's doctors wijsheid, die malsch opspruit in de tweede en derde voordracht.

Maar de eerlijkheid en het belang der zaak hebben me ten slotte gedwongen om zooveel te zeggen van de eerste in de rij, dat mijn artikel te lang zou worden als ik ook n'Og de twee andere behandelde.

Die het anders overwaard zijn.

Misschien heb ik nog gelegenheid er op terug te komen.

VELDK.^MP.


1) Dr vor der Hake schrylt in de KoUewijniaansche spelling; ik heb terwille van de eenheid de vrijheid genomen de citaten uit zijn boekje in de oHiciesle spelling over te brengen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 oktober 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Wij, onze Kinderen en de Scliool.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 oktober 1928

De Reformatie | 8 Pagina's