GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

The Forsyte-Cyclus van John Galsworthy.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

The Forsyte-Cyclus van John Galsworthy.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV. (Slot.)

Hier komt nog iets bij. Galsworthy is de humane, de ruimhartige, al te ruimhartige mensoh. Hij heeft van 2iichzelf het meest gelegd in de personen van Young-Jolyon, de tweede man van Irene, en in Jon, de beminde van Fleur. G. kan zonder veel critiek Jon een gedachtegang laten uitspinnen als deze: Sw. S. Il, 9.

„Het was tenslotte zijn schuld niet, dat hij eens Fleur volkomen had bemind, evenmin, dat zij hetzelfde voor hem had gevoeld; ook was 'het zijn schuld niet, dat hij haar weer had ontmoet, en dat ze nog steeds van hem hield. Hst was zijn schuld niet, dat hij een tweede maal een vrouw had liefgekregen, en toen met het voorwerp van zijn liefde was getrouwd. Evenmin wa^ het zijn schuld, dat het terugzien van Fleur, het hooren van haar stem, en haar aanraking, iets van zijn vroegere gevoelens had wakker geroepen".

Nu volgt daar wel weer aanstonds op: „toch haatte hij daarom zichzelf niet minder om zijn dubbelhartigheid", en hij gaat zijn vrouw van de ontmoeting vertellen.... Daarin kunt ge dan Galsworthy proeven en 'hem ook wel vertrouwen. Maar op dat eene na, dat bij hem een zoo gTOote plaats inneemt, dat de menschen het vaak zoo weinig kunnen helpen, dat ze door de omstandi'giheden worden gestuwd en gedwongen. Nu weten Christenen, dat üt waar is, beter, dat er een waarheid in is. Maar G. wordt door heel deze opvatting getypeerd. Dat is zijn te groote ruimhartigheid, zijn warme humaniteit.

Nu is het echter geen wonder, dat zulk een persoonlijkheid zich schept een figuur als Soames, en met haar tracht in het reine te komen. Een Galsworthy denkt zich als tegenstelling met zichzelf een levenshouding als die van Soames. Dat ziet hij in de wereld zich openbaren. En hij, die over het leven nadenkt, moet zich met een menschensoort als Soames auseinandersetzen. ^) Zij botsen tegen elkander. En het is het lot van G.'s ruime diumaniteit, dat hij niet kan nalaten zioh een persoon als Soames te scheppen, en die critisoh te typeeren. Dat berekenende doet hem koud aan, en hij gaat het hekelen. ((Denk ook aan Ibsen in Nora). Het is zijn antipode. Zoodat er natuurlijk wel een eigendomsprobleem is, waarom zouden wij het tegenspreken? Bij G. echter wordt dit vraagstuk verwrongen, doordat bij hem openbaar wordt een onderdeel van die groote strijd der temperamenten, zoo veelomvattend en wijdverbreid in onze wereld, dat daardoor, evenals hier bij O. éénmaal, meestal de kruising der argumenten wordt overstemd. Door deze overweging wordt het gewicht van dit gegeven van het eerste (en tweede boek) voor ons tot zijn normale proporties terug gebradht. Meer waarde mag een en ander ook niet voor ons heibben. Dat G. ons later Soames van een anderen kant toont, wanneer de verschuiving der wereld hem zelf de dingen anders doet waardeeren, is een bewijs, dat hij gegroeid is en gestegen, en zichzelf aan dit probleem in den loop der jaren heeft opgetild. Hij doet het dan vooral niet met minder gloed, dan waarmee hij eerst aan zijn antagonisme ^) uiting gaf. G. komt dan heel dicht naar ons toe. Want terwijl 'hij begint met zijn verzet tegen den bezifcsmensch, schildert hij later heel gevoelig de tragiek van 'dat proces, waarin de mensch van 'deze dagen zich eigendom en betrouwbaarheid ziet ontzinken, dan wordt zijn thema een 'klacht als deze: (White monkey, I, 13) „Hij mocht probeeren, zooals hij gedaan had, om het uit zijn hoofd te zetten; trachten, zooveel hij wilde, om bet weg te lachen, bet bleef tocb knagen aan zijn zin voor veiligheid en geluk". Dan loopt door het boek een bange worsteling om het bewaren van 'de edelste goederen der menschen, en weet G. u best te doen gevoelen, welke deze zijn.

Wfj komen er nu vanzelf toe om G.'s moraal nader onder oogen te zien. G. vertegenwoordigt ook het eigenaardig Pantheïsme van zooveel schrijvers en 'dichters. Zijn godheid is de Eternal Mood. Een moeilijk te vertalen begrip. Eternal is eeuwig. Mood is zielestemming. Dus: er is een eeuwige ziel in de dingen. Die ziel neemt ! telkens andere gestalten en stemmingen aan. In de menschen worden 'die 'gestalten tot hun eigen zielsstemmingen, hun ingegeven 'door dat eeuwige, en daardoor komen in hen op die stemmingen, wil, geaardheid, die impulsen, waardoor ze ook in het goede zich gestuwd voelen door dat beginsel sterker dan zij zelf. De dingen komen in hen op. Het is b.v. 'door die eternal mood, dat Michael in zich de kracht voelt om zijn vrouw te dragen en te helpen om haar leven opnieuw op te bouwen.

Wat hier nu verder mee samenhangt is reeds even genoemd. Als gevolg van dit pantheïsme is G. humanist. Hij vereert den mensch. Deze is hem immers de openbaring der eeuwige krachten. Personificatie van de Eternal Mood. De ontwikkeling, welvaart, evenwicht, de 'harmonische uitgroei van den mensch is hem idetial en norm tegelijk. Maar tegelijk ontwikkelen zich de dingen met sterk fatalistisohen inslag. Dat loopt door heel het boek been. Telkens schept G. een spheer, waardoor hij ons wil suggereeren, dat het zoo 'komen moet. De dingen gebeuren door onweerstaanbare drang en stuwing. Ook het zedelijk 'handelen der menschen. Ev is moreel dus een zeker relativisme, dat voortdurend opduikt. Geboden zijn er niet. Wel immanente wetten i n 'de dingen. Ook zeer zeker rechtabegrippen. Er is een Nemesis.') En Fleur's onuitroeibare neiging voor Jon, is een noodlottige wederopstanding van Soames' Uefde voor Irene. Fleur heeft 'dit geërfd met haar 'bloed.

Zoo komt bet, dat het ethisch element van het mensohelijk leven, naar verhouding veel te weinig naar voren treedt. De gewaarwordingen en de primitieve impulsen ') van G.'s figuren zijn hem vaak het een en het al. In het probleem Soames^Irene overweegt van zijn kant het possessive instinct, en van haar zijde, dat ze hem niet verdragen kan, en oo'k nooit meer zou willen. Ze formuleert het tenslotte zoo: aversion lasts. °)

Dit is een groote eenzijdigheid op veel plaatsen, waar wij recht ihadden iets anders te verwachten. Wij missen dan söhromelijk de ethische begrippen en de beleving van geduld, vergeving, roeping, verplichting, offer, barmhartigheid. Soms krijgen wfj het gevoel of dat niet bestaat. Nu moeten we aanstonds G. recht doen, en erbij zeggen, dat dit alles niet wordt gemist en 'dat dit zelfs bit een man als hij ondenkbaar zou wezen! Ook dienen wiji te er'kennen, hoe het menschelijk leven meermalen datzelfde gevoel van gemis doet opkomen. Denk aan de Psabnen!

Later wordt 'dit dan ook beter. Dan laat G. ons duidelijker merken, welke figuur 'hooger staat en welke lager. Er komen menschen naar voren die „believe in things" (die in dingen gelooven) in ethische en religieuze waarfen. Wij hooren van eerewoord en ridderlijk-'heid. Wij 'krijgen houvast aan 'de intelligente Holly, die 'haar man Uefheeft en regeert. Aan Uncle Hilary, de dominee en zijn vrouw. Michael verovert ons hart door zijn gehalte. En Smither, de oude gedienstige, wordt een plechtanker. Gradman, de grijze procuratiehouder van Soames krijgt het woord en zegt dat 'hij zou willen, dat zijn meester bü zfjn sterven zou re'kenen met de - Judgment Day. ^) De bewogenheid is er dan mcii da sociaal misdeelden. Fleur leert zichzelf beter kennen. Nora Gurfem treedt op en er is no meanness in the soul.') Do voile armoede der emancipatie valt dan op ons.

In dit alles staat G. naast ons. Al weet hij niet waar zijn ethiek vandaan komt. Zij komt 'dan ook niet verder dan uit traditie, zedelijk gevoel, ras en uit het harmonisch evenwicht van zijn persoonlijkheid.

Hoewel hij dus als pantheist tegenover 'de ontwikkeling der dingen eigenlijk niets objectiefs te stellen heeft, strijdt 'hij toch (en dat is die wijdvertakte inconsequentie in onze wereld) grootendeels aan onzen kant. Overigens is het goed, dat G. aantoont hoe er vele vragen zijn, die de meesten niet zien. Hoewel juist de Christen ze zien kon. Daarom zullen we oöfc nog bij hem in rle leer kunnen gaan.

Zijn bondgenootschap met ons komt vooral uit als wij zijn cyclus beschouwen van die zijde, 'dat hij daarin het leven van onzen tijd in al zijn breedte en eigenaardigheden wil afspiegelen. Dan treft ons in de eerste plaats zfjn veelzijdigheid, in 'dit geval eerste voorwaarde voor objectiviteit en waarheid. G. omvat zijn tfjd en leeft hem in alles mee. Zijn boek is een geweldig rijke en getrouwe afspiegeling. Hij beschrijft en beoordeelt alles en nog wat. 'Religie, sociaal leven, moderne schilderkimst en muziek, nieuwe schrijvers en dichters, pornografie, parlement, Bonzoi, de Ukelele, justitie, volksbuurten, oude adel, psycho-analyse, sport, kerk, bodemcultuur, enz. Hij groepeert de verschijnselen niet. Wringt ze niet in 'n valsohen vorm. G. is een prachtig en onpartijdig waarnemer. Hij ziet hoe de dingen liggen, kent de verihoudingen en verguldt ze niet. Hij teekent geen Zerrbilder, *) maar laat ons door spiegelglas zien, helder. Maar. Zelfs als 'hij het over 'de ware religie heeft, is bij objectief, en dat wil, vergeleken btj anderen, heel wat zeggen. Dit is van groote waarde, als hij-ons den overgang toe­

Dit is van groote waarde, als hij-ons den overgang toekent van den ouden naar den nieuwen tijd. Hier dringt zioh op de vergelijking met de „Opstandigen" van Me-

vrouw van Ammers-KüUer. Het verschil is ontzaglijk groot. Bij haar sterke vooroordeelen. Zij gaat te werk als een vrouw, die zelfs bij de groepeering van de verschijnselen haar eigen sentiment niet meester is. Daardoor is zij als voorlichtster onevenwichtig, troebel van blik. Zij schept onzuivere tegenstellingen, en toont 'haar onkunde aangaande de ware verhoudingen. Tegenover de groote vraagstukken is haar boek weinig meer dan dilettantisme.

Zet daar nu naast een geest als Galsworthy. Hij heeft hetzelfde doel: 'den overgang te beschrijven. Maar zijn boek is heel wat anders dan een rammelen aan de kettingen van overgeleverde vormen, met slechts 'klein critisch tegenwicht. Hij weet te peilen, wat de dingen in wezen zijn. Hij laat ons zien iu de ziel van de aanhangers der emancipatie. Hoe ook, ondanks hemzelf, de vraag naar geloof, of althans de gedachte aan geloof, altijd weer boven 'komt. Hoe ze zelf ontdekken, dat er niet altij'd onmiddellijk verband is tusschen wat ze als leus uitroepen, en wat ze doen. Hij laat de komedie telkens overwinnen door de waardevollere elementen, die blijven leven in de menschelijke ziel. Hü heeft tegenover het spel van het moderne leven te stellen een groote groep van karakters, krachtige figuren, geloovers en werkers. En met de zachte ironie, die ook bij de beschrijving van de domheid «der moderniteit bijna nergens ontbreekt, herinnert ons G. er voortdurend aan, dat dit het ware dan ook niet is. Ook weet hij heel goed, dat onder al het vrijgevoo'htene door een onderstroom vloeit, waardoor de menschen vele dingen onwillekeurig laten staan zooals ze ziJn moeten. De groote woorden der geëmancipeerden worden niet overal en bij ieder werkelijkheid. De menschen zijn vaak meer dan ze zeK voorgeven. En veel is er vast waarvan men zou gelooven, dat het niet vast meer was.

'Op grond hiervan gelooft G. in de menschheid en haar toekomst. Er is in den mensch materiaal voor wederopbouw. „Dit is het wat er met onze eeuw is gebeurd — er is iets 'gebroken en 'het heeft nog niet weer op adem kunnen komen". Maar ihet zal zich eenmaal weer herstellen door nieuwe, regenereerende krachten. En in zooverre kunnen wij G. begrijpen, 'dat ook wiJ gelooven in dingen in het menschelijk hart, welke God er doet zijn, waardoor ook in werkelijkheid, als het Hem behaagt, er kan wezen geestelijke regeneratie, opleving, bekeering, herstel tot een nieuwe gouden eeuw. Dat getuigt ook de gesöhiedenis. Het is G.'s verdienste, dat hij begrepen 'heeft in zijn boek minstens op die mogelijkheid te moeten wijzen. Hij voldoet daarmee aan een plicht, als 'hij de fotografie der ontbinding, van al die hoopvolle tendenzen doet vergezeld gaan. G. weet, dat men iemand niet door een Inferno mag leiden, zonder naar boven te wijzen. AUeen, het 'Godsgeloof leert op andere wijze dien plicht inlossen. Een wijze, die hij niet verstaat.

Wij merken op elke bladzijde, dat de ware religie ontbreekt. Soames voelt slechts het stemmende van een caöiedraal. Htj loopt de St Paui's binnen om zijn ziel te effenen. Met anderen komen wij in geen kerk. En ais hij dan op den dag, waarvan hij niet weet, dat bet de laatste van zijn leven is, 's morgens peinzend zit in de .kerk te Winchester, grijpt hem even het van-de-wereldafgezonderde, „to be in here was like being within a jellewed and somewhat scented box". „He sat with a sense of escape"") Maar zijn theoretische overleggingen 'gaan niet verder dan zijn bewondering voor de continuïteit, ^°) die in de Kerk is. Historie, traditie. En werkelijk, dat is er ook. Gontiuuiteit, en nog wel meer. B.v. ook inertie, '') al zegt Galsworthy dat nu juist niet. Maar is dat nu de kerk! En was 'het nu maar Soames' alleen, maar 'het zijn de velen in 'dit boek die zoo denken, als ze erover denken. En 'G. zelf? Hij zal wel verder denken, daar is hij de man naar. Met zekerheid echter meer gelooven, kan hiJ niet. Soames is de tolk van velen onder G.'s menschen, als de naklank van .zijn onwille'keurigen kerkgang is: God? Bruikbaar woord. Wat werd ermee bedoeld? Hij wist het niet, en hij: zou het oök nooit te weten komen.

Wij hebben al gezien, dat G. daaraan zelf niet veel heeft toe te voegen.

Toch worden er ingrijpende waarheden ontdekt door hem. Ja zijn cyclus leidt naar een oplossing 'heen, die verwonderlijk dicht tot het Ghristendom nadert. Want Soames gaat sterven een dood, waarvan de beteekenis 'heenwijst naar de verlossing uit den doolhof van dit leven.

Er is een schilderij blijven staan op het 'kozijn van de brandende museumkamer op de tweede verdieping van Soames' 'huis. Door onvoorziene omstandigheden 'by het blusschingswerk valt het stuk naar buiten. En als Pleur dan, in 'het gevoel, dat haar leven gestrand is, en zonder waarde, zich wil laten neerslaan, omdat ze den 'dood kan wenschen, is het haar vader, die haar opzij stoot ten koste van zdchzelf. Dan volgt de scène, waarin wij den sleutel hebben te erkennen van het l'evensprobleem 'door G. gesteld. Nu gaat met Soames sterven de onzalige neiging van Fleur voor Jon, de erfenis van Soames. Het noodlot voor haar en haar 'huwelijk met Michael.

'Soames ligt op zijn sterfbed. Fleur alleen is bij hem. Hy 'komt tot bewustzijn, worstelend om nog eenmaal tot het leven te mogen terugtkeeren. Het oogenbHk komt, dat 'hö haar nog eens herkent, en de samenhang der gebeurtenissen hem klaar voor 'den geest staat. Zijn laatste, eenige gedachte is Fleur, en haar heil.

„ZiJn lippen bewogen. Ze zeiden niets, maar zij bewogen, en een heel lichte trilling in zijn vingers, 'deelde zich aan 'de hare mee.

-, , Kent u miJ, lieve Vader? "

Zijn oogen zeiden: „Ja: ".

Er waren zenuwtrekkingen om zijn lippen, aldoor, alsof 'hy telkens iets bepaalds wilde zeggen, en de 'blik in zijn oogen werd dieper. Zij zag, 'hoe zijn wenkbrauwen lic'ht fronsten, als was haar gezicht te dichtbij; ze week iets terug, en de groeve tusschen zijn oogen verdween.

„Vaderlief, u zult heelemaal beter worden". Zijn oogen zeiden: „Neen"; en zijn lippen bewogen, maar zij kon geen geluid onderscheiden. Een oogenblik lang verloor ze haar zelfbeheersohing, en 'zedde met een snik: „Lieve Vader, vergeef mij". 'Zijn oogen werden zachter, en ditmaal leek het of ze hem 'hoorde zeggen: „Vergeven? Onzin!" „Ik houd zoo heel veel van u".

Toen scheen hü zijn pogingen om te spreken op te geven, en heel zijn ziel sprak uit zijn oogen. Dieper en dieper werd de Meur erin en de vorm en de bedoeling die er zich in uitdrukte, alsof hij haar iets wüde afdwingen. En plotseling, zooals een klein meisje 'dat doet, zeide ze: „Ja, Vader, ik zal goed zijn!"

Uit zijn vingers stroomde een trilling over in de palm. van haar hand; het scheen of zijn lippen trachtten te glimlachen, zijn 'hoofd bewoog alsof hij had willen knikken tegen haar, en aldoor werd die blik in zijn oogen dieper.

„Gradman is hier lieveling, en Moeder, en Tante Winfred, en Kit, en Michael. Wilt u iemand van hen zien? "

Zijn lippen zeiden: „Neen — jou!" „Ik ben hier den heelen tijd". Weer voelde zij de trilling van zijn vingers, zag zijn lippen fluisteren: „Dat is alles". En plotseling doofde het licht in zijn oogen. Hij ademde nog eenigen tijd, maar voordat de dokter kwam 'had hij ziJn greep op het leven losgelaten — en was weggereisd.

Maar de dood van 'Soames wordt voor Fleur 'de vrijmaking van haar passie. Haar Vader, door haar leven te redden ten koste van het zijne, had 'die eene stap gedaan, welke haar kon bevrijden van het vuur, dat haar verteerde. Zii was nu nuchter geworden tot in - merg en been. Zonder ophef had 'hij het gedaan, zooals hij alles gedaan had, maar — krachtdadig.

Galsworthy heeft de waarheid ontdekt, welke daar •achter ligt: „Voorwaarde voor de overwinning is het offer", zoo z^gt hij.

Als Galsworthy dit leerde toepassen op het lijden van 'Christus, en op zijn eigen toegang tot Hem, zoii deze levenswaar'heid geloofswaarheid voor hem worden, en de gestalte aannemen van dat andere woord: „door Züne striemen is ons genezing geworden". En 'dan was er een ndbel mensch voor het Christendom gewonnen. V


1) Moet daarmede tot klaarheid komen.

2) Vijandig gevoel.

3) Godin der wraak. Hier wil het zeggen, dat naar Galsworthy alle daden zichzelf loonen en wreken met ijzeren noodizaak.

4) Meest oorspronkelijke drifbem ein gevoelens in den mensch, door G. veelal in goeden zin. bedoeld. Hü' rekent daar b.v. pok den wensoh naar eigen bezit onder e. a. m.

5) Afkeer kan adet uitgeroeid worden.

6) Oordeelsdag.

7) Er is in haar ziel niets dat leellüik (gemeen) is.

8) Letterlijk: verwrongen, beelden (teeikemingen).

9) Hier te zijn, het was alsof hiji was opgesloten] in een geurige doos met juweelen ingelegd. Hiji zat er met een gevoel van bevrijding.

10) Met één .historische Ifjix , er i'n. Bewarend element erin.

11) Traagheid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 november 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

The Forsyte-Cyclus van John Galsworthy.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 november 1929

De Reformatie | 8 Pagina's