GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In het onderwijs in de Wiskunde een noodelooze kwelling voor onze leerlingen? *)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In het onderwijs in de Wiskunde een noodelooze kwelling voor onze leerlingen? *)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik mag wel beginnen met U exO, uus te vragen! over de keuze van mijn onderwerpi. Zooals U uit de convocatie hebt gelezen, wilde ik vanavond eens met U spreken pver de wiskunde. En nu staat die wiskunde, speciaal bij ouders van H.B.S.leerlingen, in. een heel slecht blaadje. Telkens ervaren deze, dat hun kinderen er heel wat gemakk^ lijker zouden komen, als de wiskunde er maar niet was.

Uren en uren wordt daaraan gewerkt; heel wat zuchten worden geslaakt en vele tranen geplengd. Het huishouden is in de war, als de som niet gevonden wordt en het eind van het lied is nog het treurigst... het volgend rapport vermeldt ©en onvoldoende voor algebra of meetlcunde, dan wed voor beide.

Ik kan me best voorstellen, dat ü na deze erva; ring lertoe komt het vak, dat Uw kind zooveel moeite en verdriet veroorzaakt, Jte verfoeien.

En toch lijkt het me niet ondienstig, dat we er vanavond eens over' praten.

Ten eerste om het U eens te kunnen zeggen, dat ook wij (wiskunde-leeraren) heel goed erin kunnen komen, dat het voor onze leerlingen moeilijk is om te voldoen aan de eisohen, die het wiskundeonderwijs aan hen stelt. Wijzelf ondervinden die moeilijkheid dagelijks aan den lijve. Elke onvoldoende, die we op het rapport neerschrijven, "beteekent teleurstelling en dikvnjls verdriet voor leerling en ouders.

Het is heusch geen aangename taak, waarvoor we bij elk rapport gesteld worden.

En als we dan tegenwoordig zijn bij het uitdeelen van de rapporten in de klasse, en bij enkele peuters de tranen in de oogen zien komen, als ze ontdekken, dat hun angstig vermoeden juist blijkt te zyjn geweest: „Wiskunde onvoldoende!" dan zouden we voor een lief ding wenschen, dat we dien aardigen leerling, die zoo hard werkt, eens konden blij maken met een goed cijfer.

Vervolgens wilde ik U wijzen op de beteekenis van het beoefenen van wiskunde, ook al blijft het gewenschte resultaat op het rapport achterwege. We werken niet voor een cijfer! Dat tracht ik mijn leerlingen steeds weer bij te brengen.

U zult het hoop ik allen met mij eens zijn, dat dit alleen-maar-zien-op-het-suCiOês "ëéff gahsch verkeerde levenshouding is.

We hebben er ook onder onze leerlingen, die hun ziel verkoopen voor een mooi cijfer. Ik kan U wel zeggen, dat dezulken mijn vrienden niet zijn. En dat worden ze zoo bij gelegenheid in de klasse wel gewaar! Een „Streber" is een gevaar voor zijn klasse: hij maakt s c h O' o I. Het is dus zaak hem zoo gauw mogelijk te ontmaskeren, om hem hierdoor zijn groeiend gezag onder zijn mede-leerlingen te ontnemen.

Maar, zult U zeggen: een leerling, met mooie cijfers voor wiskunde, is toch niet altijd een Streber. Gelukkig niet! Al loopt zoo iemand altijd gevaar het te worden, mede door het succes, dat ze oogsten met hun prachtig rapport: succes in de klasse, succes ook thuis en bij familie: met een knappen jongen (of meisje) geurt men graag!

Maar ook zonder dat ligt er een gevaar in mooie cijfers, die verkregen zijn ten koste van weinig inspanning. •

„Het is goed voor «en measch', dat hij' het jak \ in zijn jeugd draagt". Onze jongens en meisjes moeten leerea stevig te werken, flink aan te pakken.

Alle dingen, die hun hand vindt om te doen, moetai ze doen met alle macht.

Weest U er toch dankbaar voor, als Uw kind zich moet inspannen voor zijn werk. Dat heeft beteekenis voor het verdere leven.

Ik denk hierbij aan verscheidene van mijn leerlingen en oud-leerlingen, die zich met steeds onverdroten ijver hebben gegeven aan de vervulling van de voor hen zware taak. Dank zij den zegen, dien ze hierop ontvangen, komen ze er... al is het dikwijls op 't kantje, in mijn hart blijft ook, na hun vertrek van de s3hool, de herinnering aan hen bewaard als van jonge meaisohen voor wie ik groot respect heb.

Dr Gunning schreef onlangs in Pniël een stukje over de wiskunde: heel oppervlakkig en heel smalend. Allerlei liefelijks wordt daarin van de wiskunde gezegd: „Mijn leven lang heb ik met mathesis, algebra en dergelijke kwellingen te kampen gehad... Eerst mijn zoon .en nu weer mijn kleinkinderen moeten met die rampzalige plag er ij tobben Ik voor mij heb nooit andere gevolgen dan zenuw-verslapping of zenuw-overprikkeling en - verknoeiing ervan gezien. God zij den talloozen stakkers nabij, die dit vak moeten "beoefenen met een immer-latent© verwensching in hun ziel!"

Dat is zwaar geschutI Te .zwaar! zoodat ik wil opmerken, 'dat het ook voor Dr Gunning geldt, dat hij Gods naam niet tot ijdelheid zal opheffen.

Toch kan ik me voorstellen, dat deze philippica van den gevierden Gunning bij velen weerklank gevonden heeft, mogelijk ook wel onder de ouders, die dezen avond hier tegenwoordig zijn.

Met het oog hierop heb ik dan ook de keuze van mijn onderwerp bepaald. Ik hoop, dat we aan het einde van dezen avond tot een andere conclusie komen, dan die Dr Gunning de eenig juiste acjit: Schaf het vak maar af.

is de wiskunde werkelijk zoo'n kwelling voor onze leerlingen'? 'kVraag niet, of ze het vak nu werkelijk zoo moeilijk vinden, neen: is het ze een kwelling ?

En dan meen ik te mogen 'constateeren, dat dit tegenwoordig lang niet meer zoo het geval is als vroeger. Althans op onze school ervaren we telkens weer, dat onze leerlingen (ofschoon ze zwak zijn in de wiskunde) er in 't geheel niet vijandig tegenover staan. Ze vinden het zelfs wel „fijn".

We moeten dit toeschrijven aan de verbeterde methode, die zich meer dan vroeger het geval was, aansluit aan de eischen, die aan den jeugdigen en onrijpen leerling kunnen gesteld worden. De strenge deductieve methode is al lang verlaten, en meer en meer geeft men zich rekenschap van wat de psychologie ons leert. Een beroep op de toestanden, die er tijdens de jeugd van Dr Gunning heerschten, kmmen we dus al dadelijk, als niet geldend voor den tegenwoordigen toestand, desavoueeren.

Laat IJ in dit opzicht niet maar zoo dadelijk van de kook brengen, maar houd een open oog voor wat er, te waardeeren valt. Vergelijkt U, orn eens een enkel punt te noemen, de verzorging van onze tegenwoordig gebruikte leerboeken eens met die van voor 30 jaar. En dan zult ü een belangrijke verbetering constateeren.

Ja maar, zult ge zeggen: Onze kinderen vinden die wisijunde toch wel heel m o e i 1 ij k.

Ja, dat is waar! Endat is een goed ding! Loopen leeren is ook moeilijk. Hoeveel builen en schrammen hebben onze kleine peuters daarbij opgeloopen. Maar dat kleine moedige ding staat telkens weer op en probeert het opnieuw. Zie eens aan , ^ijn gezichtje hoe hij zich inspant. Hij wil het leeren... en hij komt er.

En als we nu verstandige ouders zijn laten we hem hierin begaan en gebruiken niet meer den ouderwetschen leiband. We genieten van dit zelfstandig worden van den jongen mensch, van den overwinningskreet, dien hij uit. En beklagen hem n.iet al te zeer, als hij eens valt of zich stoot.

Maar als het gaat om den geestelijken groei onzer kinderen, dan doen we dikwijls juist andersom. Dan beklagen we hen over elke teleurstelling en zeggen, dat het ook eigenlijk te moeilijk voor hen is. „Die nare wiskunde ook! Dat is niets voor je, stakkerd. Wat zal het fijn zijn, als je daar eens vanaf bent. 't Is heel niet erg, hoor, als je er niets van terecht brengt."

Hebt ü er wel eens over nagedacht, hoe funest zulke opmerkingen zijn voor Uw kind: ze verlammen alle energie. En ze gaan uit van een geheel verkeerden kijk op de kinderpsyché. Een kind doet graag iets, wat moeilijk is. Ze vinden het fijn, als ze dan wat bereiken. En de school heeft hen hierin den weg te wijzen.

Ik zeg niet, dat de school ervoor heeft te zorgen, dat alle leerlingen in 5 jaar slagen voor het eindexamen met een 10 voor wiskunde. Dat is heel wat anders. En volstrekt niet gewenscht. Wie hebben de taak, die God ons geeft te volbrengen met den inzet van onze gansche persoonlijkheid, niet om eer of voordeel, maar omdat God het van ons eischt: ziende op het gebod, blind in de toekomst.

En zóó kunnen we dankbaar zijn, al hebben we .maar één talent ontvangen, omdat de noodzakelijkheid van hard te werken vanzelf zich aan ons opdringt. En de leeraar voor de klas heeft ervoor te zorgen, dat ook bij ongunstig resultaat de leerling den moed erin houdt, en zijn werk blijft zien als een taak van Godswege. En dat kan! Hoe is het anders te verklaren, dat zoovelen, die worstelen met de wiskmide, tóch steeds vol ijver zich aan het opgegeven werk zetten. Ondanks alle teleurstellingen doen ze het met liefde. Zóó wordt de leerling gevormd en mogen we verwachten, dat hij eenmaal op eigen beenen staande zijn plaats op aarde, al is die dan ook een nederige, met eere zal innemen.

(Wordt vervolgd.) A. J. DREWES B.Fzn.


*) Dit opstel is oorspronkelijls een referaat voor ouders van H. B. S.-Ieerlingen. De schrijver liet het op ons verzoek dezen vorm behouden. , W(.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juli 1930

De Reformatie | 6 Pagina's

In het onderwijs in de Wiskunde een noodelooze kwelling voor onze leerlingen? *)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juli 1930

De Reformatie | 6 Pagina's