GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het Chiliasme en het Oude Testament.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Chiliasme en het Oude Testament.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

VIII.

(Israel's herstel bij Micha.)

We komen nu tot den profeet Micha. Micha heeft geprofeteerd onder de Judeesche koningen Jotham, Achaz en Hizkia, en is dus weer een jongere tijdgenoot van Hosea. Zijn eerste optreden viel omstreeks 740 voor Chr., vlak na Amos, terwijl voorts het grootste deel van zijne werkzaamheid moet zijn samengevallen met die van Hosea.

Vani bizonder belang is zijne profetie, die we lezen in Mich 4:1—4: Maar in het laatste der dagen zal het geschieden, dat de berg van het huis 'des Heeren zal vastgesteld zijn op den top der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen; en de volken zullen tot hem toevloeien, en vele heidenen zullen henengaan en zeggen: omt en laat ons opgaan tot den berg des Heeren, en ten huize van den God Jakobs, opdat Hij ons leere van zijne wegen, en wij in zijne paden wandelen; want uit Zion zal de wet uitgaan en des Heeren woord uit Jeruzalem. En Hij zal onder groote volken richten en machtige heidenen straffen, tot verre toe, en zij zullen hunne zwaarden slaan tot spaden en hunne spiesen tot sikkelen; het eene volk zal tegen het andere volk geen zwaard opheffen, en zij zullen den krijg niet meer leeren; maar zij zullen zitten, een ieder onder zijn wijnstok en onder zijn vijgeboom, en er zal niemand zijn die ze verschrikke; want de mond des Heeren der heirscharen heeft het gesproken."

We hebben hier alweer te doen met de reeds meer besproken tijdsbepaling: in het laatste der dagen. Maar we weten nu dat deze volstrekt niet als een aanduiding van de slotperiode der wereldgeschiedenis mag worden beschouwd. Ze wijst heen naar de toekonist, maar welke die toekomst isy dat moet eerst uit den verderen zm dezer profetie worden opgemaakt.

Dat niet alles wat in deze profetie wordt gezegd, letterlijk moet worden opgevat, is onmiddellijk duidelijk. Dat geldt reeds aaiistonds van het begin, waar gezegd woi^dt dat de berg van het huis des Heeren zal vastgesteld zijn op den top der bergen, en hij verheven zal zijn boven de"'héüvelen. Waimeer men deze uitdrukking letterlijk zou willen verstaan, zou men er in moeten lezen, dat de bergen der aarde als het ware op een hoop gestapeld werden, en dat 'dan de tempelberg, de Zion, daar bovenop geplaatst werd. Of dat de tempelberg, die in werkelijkheid slechts uiterst bescheiden afmetingen had, in hoogte alle andere heuvelen zou te boven gaan. Dit is zoo weinig waarschijnlijk, dat ook Ds. B.erkhoff zich geen oogenblik bedenkt om te verklaren, dat hij de woorden als beeldspraak opvat en daarin niet anders dan de allesbeheerschende standplaats ziet aangekondigd, welke het verachte Zion eens innemen zal. Het centrum van het geheele wereldleven zal naar den berg Zion worden verlegd (De Christusregeering, bldz. 183). Maar wij hebben toch ongetwijfeld eveneens slechts beeldspraak te zien in het bekende: zij zullen hunne zwaarden slaan tot spaden (eigenlijk: loegscharen) en hunne spiesen tot sikkelen". Niemand denkt hier aan een werkelijk omsmeden van de oorlogswapens tot vreedzame landbouw-' werktuigen, maar ieder voelt hier de beeldspraak voor: et ophouden van den oorlog en het komen van den vrede. En insgelij'ks is beeldspraak het „zitten, een ieder onder zijn wijnstok en onder zijn vijgeboom", een meermalen voorkomende, blijkbaar vaste beeldspraak voor: redig, rustig leven (vgl. ook 1 Kon. 4:25; 2 Kon. 18:31 = Jes. i36:16; Zach. 3:10).

Intusschen raakt dit de hoofdzaak niet. Immers daarmede wordt niet beslist, hoedanig de geheele strekking van deze profetie is. Het voorkomen van een of meer beeldsprakige of zinnebeeldige zegswijzen in eene profetie bewijst nog niet dat de geheele profetie als beeldspraak of als zinnebeeld moet worden verstaan. En omgekeerd, het kan zeer goed wezen dat in eene profetie, die in het algemeen beeldsprakige of zinnebeeldige strekking heeft, toch wel een enkele uitdrukking voorkomt, die geheel letterlijk moet worden opgevat.

Wij hebben dus deze vraag te stellen: hoe moet de algemeene strekking van deze profetie worden verstaan? Ds. Berkhoff kant zich zoo sterk mogelijk tegen iedere vergeestelijking. Hij denkt aan eene heilrijke toekomst, welke aan het aardsche Zion is bereid (bldz. 183, 184). Maar het is in dit geval toch wel heel duidelijk, dat wij met een letterlijke opvatting van deze profetie niet uitkomen. Hoe kunnen wij ons van het hier gezegde een ook maar eenigszins concrete voorstelling vormen? liet is immers onmogelijk ons het samenstroomea van alle volken der wereld in Jeruzalem in letterlijken zin als vervulbaar voor te steUen. Ook Ds. Berkhoff kan dit blijkbaar niet, daar hij er deze omschrijving voor geeft dat „de oogen van alle volken naar Zion zullen gericht zijn"; maar daarmede laat hij toch eigenlijk al de letterlijke vervulling glippen, want er slaat: de volken zullen tot hem to^e vloei en; ja sterker nog: ze zullen henengaan en zeggen: komt en laat ons opgaan tot den berg des H^eeren en ten huize van den God Jakobs. Dat 'is — zoo men aan den letterlijken zin wil vasthouden — toch nog wel iets anders dan dat de oogen van alle volken naar Zion gericht zijn. Inderdaad, men kan hier aan een letterlijke vervulling ook onmogelijk denken. Evenmin is dat mogelijk bij het uitgaan van 'sHeeren wet (= onderwijzing) en woord uit Jeruzalem. Hoe dat letterlijk zou moeten worden opgevat, wordt door Ds Bierkhoff ons niet duidelijk gemaakt. Wij kunnen hier bezwaarlijk aan iets anders denken, dan aan eene geestelijke werking, welke onder de volken uitgaat, en haar oor­ sprong heeft in Zion.

Maar daarmede zijn we nog niet geheel gereed. Immers, nu blijft nog de vraag over, hoe wij Zion en Jeruzalem hebben te verstaan. De uitleggers, die het geestelijk karakter van onze profetie erkennen, zijn in den regel geneigd om nu zonder meer Zion en Jeruzalem van de Christelijke kerk, van de gemeente des Nieuwen Verbonds te vei'staan. Maar is dit wel juist? Wordt daarmee - wel voldoende recht gedaan aan de woorden van den profeet? Hebben wij ook eigenlijk wel voldoenden grond om voor Zion of Jeruzajem zoo maar de Christelijke kerk in de plaats te stellen? 'Ik geloof dat wij dan een soortgelijke fout begaan als de Chiliasten, die de profeten een terugkeer willen laten verkondigen uit een ballingschap, die zij Israël niet hebben gepredikt en. waarvan Israël niet w«et. Zij maken op die manier de profetie tot iets volslagen onverstaanbaars voor de eerste hoorders. Welnu, als wij hier Z, ion en Jeruzalem verklaren als: de Christelijke kerk, doen wij hetzelfde. De eerste lioorders van den profeet, de Israëlieten, wisten niets van de Christelijke kerk; zij konden bij het hooren van de namen Zion en Jeruzalem aan niets anders denken dan aan den tempelberg en de hun welbekende stad. En nu kan ik het niet anders zien of wij moeten bij onze verklaring ook uitgaan van dien zin, welke de eerste hoorders aan het gehoorde wel hechten moesten. Wij hebben dus te denken aan den eigenlijken tempelberg en aan Jeruzalem, de hoofdstad van het Israëlietische volk, het nationale, maar tegelijk toch ook godsdienstige en geestelijke .middelpunt van Israël. Aan dat Israëlietische centrum wordt hier nu eene verheffing tot

wereldcentrum aangekondigd; als zoodanig zal het de ware Godskennis brengen onder alle heidenvolken, en daarmee zal het ook oorzaak zijn dat een einde komt aan internationale twisten. Hoe dit nu eigenlijk geschieden zal, wordt niet gezegd. De profetie volstaat met het feit te verkondigen; de wijze, waarop dat feit zal worden verwezenlijkt, wordt hier niet geopenbaard. Toch mogen wij', die in een heel anderen tijd leven, en die de igeheielè Heilige Schrift bezitten, daar wel iets meer van zeggen. De onderwijzing, het woord Gods, dat aan Israël was geschonken, is door de verschijning van Hem, die van dat woord de eigenlijke inhoud is, het middel geworden om in de prediking van zijn Evangelie alle volken te bereiken. Zoo is uit Zion de onderwijzing uitgegaan en het woord des Heeren uit Jeruzalem. En daarmee staat ook in verhand de wereldvrede, want naarmate de geest van Christus werkelijk de volken doordringt, zullen zij meer en meer geneigd worden om ook in hun onderlinge verhoudingen gerechtigheid en vrede te zoeken. Het is daarom allerminst op zijn plaats, wanneer Ds. Berkhoff naar aanleiding van den wereldoorlog en zijn ontzettende gruwelen, waarvan wij met hem een diepen afschuw hebben, uitroept, dat deze profetie nog niet is vervuld. Ziji is wel vervuld: Christus is gekomen, en het Evangelie des kruises is vanuit Israël, waar het zijn bakermat had, uitgegaan over de geheele wereld, en het heeft zijn krachtige werking geoefend onder de volken. Maar die vervulling heeft niet gebracht de bekeering van alle personen onder die heiderv •sche volken; het Evangelie is een zout, dat zijn werking' in het leven der gekerstende natiën doet gevoelen, maar in de gekerstende natiën zijn helaas ook nog andere factoren werkzaam. Er is nog zooveel wat tegen Christus ingaat, en dat zal helaas zoo blijven tot het wereldeinde toe. Daarom is er ook nog oorlog — en helaas ook'die zal er blijven tot het wereldeinde toe. Ds. Berkhoff verwacht toch niet een algemeene bekeering der heidenen? Maar als hij die niet verwacht, kan hij ook niet .verv/achten een algeheel ophouden van den oorlog. Wat de profetie alleen bedoelt, is, dat de zegenrijke invloed van Gods Woord, aanvankelijk alleen geschonken aan Israël, zal uitgaan ook tot de heidenvolken, en dat van die doordringing van het volkereïileven met 'Gods Woord onder meer ook 'de vi-ucht zal zijn, dat zij onderling recht en gerechtigheid zullen najagen en van den oorlog aflaten. Neen, niet geheel — helaas! Zoomin als uit den afzonderlijken geloovige de zonde geheel wordt weggedaan, zoomin zal uit het gekerstende volksleven ongeloof 'cn onrecht en daarom ook strijd en oorlog geheel worden weggedaan. De volmaaktheid mogen we eerst verwachten in den nieuwen hemel en de nieuwe aarde, welke uit den wereldbrand' zullen heTboren worden.

Als een argument ten gunste van zijne opvatting alsof Micha hier het duizendjarig rijk zou aankondigen, doet Ds. Berkhoff nog een beroep op het slot van het voorgaande hoofdstuk. Daar wordt het oordeel aan Israël aangekondigd, en dat oordeel wordt in deze schrijnende wO'Orden saamgevat: daarom, O'm uwentwil zal Zjon als een akker geploegd worden, en Jeruzalem zal tot steenhoopen worden, en de berg dezes huizes (d.w.z. de tempelberg) tot hoogten eens wouds" (Micha 3:12). Daarvan zegt nu Ds. Berkhoff: Reeds op zichzelf spreekt dit woord zóó van een totalen ondergang van Jeruzalem, waarop zal volgen een naar willekeur „ploe^ gen" door allerlei heidensche overheerschers, en een op het laatst tot „een steenhoop" en tot „hoogten eens wouds" worden (voor zulk een verwording is een langere tijd noodig dan zeventig jaar), dat het veel beter past op de eeuwen na de verwoesting van Jeruzalem, dan op de spoedig door herbouwing gevolgde periode der Babylonische ballingschap". Tegen het hier gezegde moeten wij met nadruk opkomen. In deze alinea worden allerlei dingen neergeschreven, alsof ze zóó in den tekst deT Heilige Schrift voorkwamen, waarvsm daarin geen woord te vinden is. Zoo zegt Ds. Berkhoff, dat er eerst is een totale ondergang van Jeruzalem, en dat daarop volgt een ploegen door allerlei heidensche overheerschers, en dat dan pas op het laatst Jeruzalem tot een steenhoO'p, en de tempelberg tot een met woud begroeide hoogte wordt. Maar van zulk een opeenvolging der verschillende genoemde handelingen in verschillende tijden, blijkt uit den tekst niets. Integendeel de verschillende handelingen worden onlosmakelijk aan elkaar gekoppeld, en we ontvangen geen anderen indnik dan dat ze alle g e 1 ij k t ij d i g zullen plaats hebben en in één enkele catastrophe zullen worden vervuld. Verder staat er van die „allerlei heidensche overheerschers" in den tekst ook al niets. En, v^rat misschien wel alles afdoet, het vers begint nadrukkelijk met: om uwentwil". De profeet kondigt daarmee aan, dat alles wat hij hier predikt, over Jeruzalem komt om de zonden van zijn hoorders, om de zonden van zijn tijdgenooten. Ds. Berkhoff zal toch niet d© stelling aandurven, dat de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinen heeft plaats gehad ter wille van de zonden der Judeeërs uit dè dagen van Micha?

En laten we daarbij dan op nog iets de aandacht mogen vestigen. Dit woord van Micha wordt reeds in het Oude Testament een keer aangehaald. Namelijjfc in] J, er. 26:18. Het was, toen Jeremia de verwoesting van stad en tempel had aangekondigd en deswege met den dood werd bedreigd. Toen stonden er enkele lieden op, die de profetie van Micha in herinnering brachten. Micha had precies hetzelfde verkondigd als Jeremia, maar in die dagen had men er geen oogenblik aan gedacht hem daarom ter 'dood te brengen. Integendeel, de koning Hizkia en zijne onderdanen hadden ontzag betoond voor het woord des Heeren, door zijn dienaar gesproken, en zij hadden door verootmoediging het aangekO'Udigde oordeel pogen af te wenden, wat naar het oordeel der sprekers ook metterdaad was gelukt. Nu is het wel zeer duidelijk dat deze aanhaling van de profetie van .Micha uitsluitend komt voor rekening van 'de toenmalige sprekers, dat wijl in de toepassing die zij er aan geven allerminst eene authentieke uitlegging hebben te zien; maar het feit is te merkwaardig om eraan voorbij' te gaan, dat Jexemia's tijdgenooten dat woord van Micha alle'rminst hebben verstaan van leene serie van rampen, die over verloop van langen tijd zich over Jeruzalem zoudm uitstorten, maar erin gezien hebben eene aanko'ndiging van ééne gebeurtenis, die nog wel in de dagen waarin ze werd uitgesproken had kunnen plaats hebben, maar toen niet gekomen was; en die ook weer in hunne eigene dagen kon geschieden en naar Jeremia's woord ook geschieden zou, indien ze niet, evenals hunne voorvaderen, tot bekeering kwamen.

Dat is toch ook de meest voor de hand liggende opvatting. Daardoor krijgt ook alleen de oordeelsprediking klem op de gewetens. Wat kon de uitwerking zijn op Micha's tijdgenooten van eene oordeelsaankondiging, die eerst bijna acht eeuwen later in vervulling zou gaan? Eene opvatting als Ds. Berkhoff voorstaat maakt de profetie geheel los van haar eigen tijd, en dat kan de juiste opvatting niet zijn: God heeft zijn knechten, de profeten, gezonden tot zijn volk met een boodschap, die in de allereerste plaats tot dat volk gericht en voor dat volk bestemd was.

Het naast elkander staan van deze oordeelsaankondiging en 'de profetie van de toekomstige geestelijke wereldbeteekenis van Zion, doet echter de vraag rijzen, hoe het mogelijk is, dat het in een puinhoop verkeerde Zion zulk een belangrijke beteekenis krijgen kan? Daarover spreken we evenwel in de volgende schets.

G. Ch. AALDERS.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Het Chiliasme en het Oude Testament.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1930

De Reformatie | 8 Pagina's