GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Jeugd en Jeugdbeweging.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jeugd en Jeugdbeweging.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

IV. Het cultuur-element in de moderne Jeugdbeweging. 2.

Wat zal deze moderne Jeugdbeweging nu brengen? Een nieuwe gemeenschap, opgebouwd op andere grondslagen dan die van het vorige gebouw. „Als Ausgangspunkt der Jugendbewegung ist das Streben nach einer othischen Aenderung, nach einer kulturellen Erneuerung der Lebensführung zu betrachten. Vom Erlebnis des Individuums zum Erlebnis der - Gemeinschaft". Jugendbewegung ist ein Tiel des heutigen Kulturproblems. Man ist sich klar darüber, dasz es umi Gestaltung des Geistes, d. h. um Gestaltung der Kultur geht. Nicht Kulturflucht, nicht blosz Kulturkritik, Kulturschöpfung ist das Bekenntnis dieser neuen Entwicklungsstufe. Damit ist eine prinzipiell neue Haltung gegenüber 'der ganzen Kultur gegeben." i)

Zoo is het in de Duitsche moderne Jeugdbeweging en in de Nederlandsche, die een volkomen copie is van de Duitsche.2)

De Quitsche moderne Jeugdbeweging is op te vatten als de instinctieve roep van jonge . menschen naar een cultuur, die hongerigeu zielen inplaats van elegante lekkernijen, die geen honger stillen, voedzaam, echt brood geven kan.3) Kar] Broger sprak eens op de samenkomst te Weimar: „Ich kann den Sinn unsers ersten Reichsjugendtags nur so verstehen, dasz in der deutschen Arbeiterjugend der Trieb zur Gemeinschaft übermachtig ist. Dieser Trieb hat uns zuzammengeführt. Er ist der eigentliche Schöpfer unserer Tagung. Nicht nur auf wirtschaftliche Befreiung ist der Wille der deutschen Arbeiterjugend gerichtet, er zielt vor allem auf Kultur. Diesem Willen gilt es Raum zu geben, damit er werken kann. Deshalb fasse ich den Sinn unsrer Zukunft in die Forderung:

Gebt Raum, dasz wir wieder Straszen zum Himmel sehn und unsrem Traum, der Sonne verbrüdèrt entgegengehn." *)

En met de freideutsche Jeugdbeweging is het niet anders gesteld in al haar vertakkingen.'') Zoo is het ook in Nederland met de ty­

pische vertegenwoordigsters der moderne Jeugdbeweging, de Arbeidersjeugdcentrale en de V r ij zinnig-Christelijke Jeugdbeweging. (Ook de Pxactische Idealisten-Associatie).

Wat de eerste organisatie betreft, de voorzitter der A. J. 0, ^, de heer K. Vor rink, gaat geheel deze richting uit en met hem de organisatie. „De groote opgave, waarvoor wij staan, is, hoe wij de verscheurde menigte, de uiteengerukte massa zullen opvoeden, zullen vormen tot een gemeenschap. Wij zien voor elke waarachtige gemeenschap twee fundamenteele voorwaarden in overeenstemming met het zinnelijk en het geestelijk wezen van het individu: een materiëele belangengemeenschap tusschen en een geestelijke gelijkgerichtheid van de leden der gemeenschap. Onze eischen van medezeggenschap, bedrijfsorganisatie en socialisatie banen den weg tot de verwezenlijldng eener materiëele belangengemeenschap. Ondertusschen blijft de materiëele belangengemeenschap het lagere doel tegenover de geestelijke gelijkgerichtheid als het hoogere. De geestelijke gelijkgerichtheid beteekent een gemeenschappelijk geestelijk uitgangspunt, de overbrugging van de kloof tusschen massa en individu. 6)

En nu zullen de geestelijke leidslieden van onzen tijd, in wie de gemeenschapsgedachte levend is geworden, en die als van hooge bergtoppen het toekomstland hebben gezien, den weg wijzen aan het jonge geslacht, in wie een sterk verlangen leeft naaj een nieuwe wereld. Door het jonge geslacht is de socialistische arbeidersbeweging een wegbereidster voor de komende kuituur.

Vraagt men nu, wat die kuituur inhoudt, dan verklaart men, dat men dit begrip' opneemt in den zin als H. de Man dat gedaan heeft in: ^, Der Sozialismus als Kulturbewegung", een gepO'pulariseerden vorm van het groote werk: „Zur Psychologie der Sozialismus". Het eerstgenoemde werk is door K. Vorrink vertaald geworden onder den titel: „Het Socialisme als Kultuurbeweging"') De beschouwingen van H. de Man luiden volgens Vorrink een revolutie in van het socialistisch denken, die in hooge mate bevruchtend zal werken op het socialistisch handelen. Hij acht dit geschrift voor de socialistische Jeugdbeweging van. meer dan gewone beteekenis, omdat het de theoretische rechtvaardiging is van de internationaal steeds meer veldwinnende werkmethode, die gericht is op de daadwerkelijke verwezenlijking in eigen leven en in de eigen levensgemeenschap van het socialistisch kultuurideaal. Het zal veel bijdragen tot een juister verstaan van het hoe en waarom der socialistische Jeugdbeweging".

Welke zijn nu de gedachten, waarvan De Man uitgaat, gedachten, waardoor men ook de A. J. C-beweging hier te lande kan verstaan? Men meende vroeger (en tot nu toe), dat een socialistische kuituur zich eerst kon ontwikkelen na de omvorming der politieke en maatschappelijke grondslagen en nadat de burgerlijke klasseheerschappij zou zijn opgeheven. Het moest als een natuurwet worden beschouwd, dat de ideologische bovenbouw zich altijd bij den economischen onderbouw aanpast. Eerst moeten dus de economische en politieke toestanden veranderen en daarna zal de proletarische of socialistische cultuur vanzelf ontstaan.

Deze beschouwing is ecTiter in principe foutief. Want wanneer wij, zegt De Man, uitgaan van de beteekenis van het woord ^, kultuur", dat afgeleid is van het Latijnsche woord cultura en oorspronkelijk aanduidt een geploegden akker in tegenstelling tot de natura, de aarde in onbebouwden to^estand, zal het duidelijk zijn, dat de eerstgenoemde beschouwing niet gehandhaafd kan blijven. Eerst moet er de ideologie zijn als onderbouw. Levensvorming, dat is het, wat bedoeld wordt, als men spreekt van kuituur. En di, e levensvoirmiag is er in en voor de gemeenschap. ZoO' stelt De Man allereerst twee kenteekenen voor de kuituur: een vormgeving en een gemeenschappelijke waardeering van goed en kwaad, mooi en leelijk. Men kan daarom zeggen, dat er geen kuituur bestaat zonder religie, religie in de beteekenis dan van gemeenschappelijke gebondenheid (religare = verbinden) door het richten van den wil op een gemeenschappelijk hooger, onverschillig onder welken vorm men zich dat hoogere voorstelt. De burgerlijke kuituur werd nu gekenmerkt door: geldheerschappij, egoisme, ^onwaarachtigheid. Het Socialisme als gezindheid berust op zedelijke nonnen echter, die als anti-materialistisch en anti-egoïstisch kunnen worder. aangeduid. De mensch moet niet de stoffelijke waarden der economie dienen, maar omgekeerd mceteiL de stoffelijke goederen dienen om de menschen gelukkiger te maken. Het Socialisme wil, dat die menschen het hoogst zullen worden gewaardeerd, die het meest voor de gemeenschap hebben gedaan. Wanneer bijv. de klassenstrijd niet meer is dan een belangenstrijd, dan voert hij niet tot het Socialisme, maar dan vergroeit de arbeidende klasse eenvoudig meer en meer met de burgerlijke maatschappij-en kultuuropvattingen. Nu zijn er in den strijd der arbeiders twee drijfveeren: de economische en de zedelijke. Deze liggen ten grondslag aan alle massa-bewegingen van het Socialisme. Maar ook iedere socialistische arbeider kan van zichzelf getuigen: twee wezens wonen in mijn borst: de kapitalistische en de socialistische mensch. Er is een Socialisme van de maag en van het geweten.

Nu is er echter langzamerhand in den organisatorischen arbeid een verschuiving gekomen van het revolutie-motief naar het hervormingsmotief, een psychologisch nevenverschijnsel, misschien een oud-woirden, in ieder geval een rijp-worden van de beweging en haar organisatie, die het gevaar medebrengt zich bij het voeren van den klassenstrijd al te zeer te verlaten op de drijfveeren van de kultuuroinvormende taak van het Socialisme. Dan zou voor den arbeider slechts inplaats van een socialistische kuituur veroverd zijn een kleinburgerlijke schijn-kultuur.

Daarom is noodig, dat de klassenstrijd verdiept wordt van een belangenstrijd tegen den vijand van buiten tot een gezindheidsstrijd tegen den vijand van binnen, tot een strijd tusschen den kapitalistischen en den socialistischen mensch in^ ieder afzonderlijk en in de arbeidersbeweging in het algemeen. Eerst de socialistische mensch en dan de socialistische maatschappij. Het is derhalve geen toeval, dat alle socialistische kuituur in de arbeidersbeweging, d.w.z. iedere kultuur-uiting, die een passenden vonn poogt te scheppen VOOT het nieuwe gemeenschapswillen, tegelijk een minderheids-en een feestkultuur is. Alleen een minderheid heeft tot nu toe deze behoefte en alleen het feest biedt de mogelijkheid van haar bevrediging. In dezen zin eischt LasaJle terecht, dat de .nieuwe kultuurwil van de naar vrijheid strevende arbeidersklasse zich allereerst moet uiten in een andere vormgeving van het arbeidersfeest. Deze moet een aanduiding zijn in de richting van een nieuw sooift behoeften.

En nu is het, naar De Man's opvattingen, de groote beteekenis van de jeugdbeweging, baanbreekster te zijn geweest van een opvatting van het Socialisme, die de socialistische gezindheidsmensch niet verplicht te wachten, tot de verhoudingen rijp zijn. Zij roept hem veeleer toe: maak ze rijp door aan jezelf te arbeiden.

Zoo zegt ook Radbruck : „Auf jugendliche Weise Sozialismus zu leben, das ist der Sinn der Arbeitsjugendbewegung. Dia Jugend will nicht mehr auf die sozialistische Zukunft warten, sie will schon mitten im der kapitalistischen Welt ein Stuck Sozialismus lebendig stellen. Sie fiihlt, dasz soil ein sozialistisches Gemeinwesen überhaupt einmal möglich sein, zunachst der sozialistische Mensch geformt werden musz, der Mensch in der Gemeinschaft, die Gemeinschaft in der Kultur. Erst in der Arbeitsjugend ist die Jugendbew^ung zu einem Inhalt gekommen." 8)

Hoever de geestdrift kan stijgen, blijkt uit wat Joh. Schuit op den groeten dag van het Weimarfeest der Duitsche Socialistische Arbeidersjeugd sprak („Das Weimar der Arbeidenden Jugend", 'pag. 50—55): „Der wirtschaftliche Sozialismus kann die junge Arbeiterschaft, die auf den Schultern von Marx und Bebel steht, nicht mehr befriedigen. Dieser kann für uns nur Vorschrift, nicht Endziel, sondem Anfang sein. Uns ist dieser Sozialismus, die Erstrebung einer Volksgemeinschatt, Herzenssache. Damit unterscheiden wir uns vielleicht von den Erwachsenen. In unserer Jugend lebt die blühende, freudige Lebensbejahung Schillers, der faustische Drang zur Lösung der tiefsten Rat sel, der brennende Durst nach Schönheit. In dieser abgeklarten Welt der goetheschen groszen, unumwundenen Seelenpracht verstehen wir auch die heisze Leidenschaft goethescher Lieder; wir fühlen den kategorischen Imperativ Kants. In uns erneuert sich der Fichtesche Kampf um die Gleichhèit alles dessen, was Menschenanlitz tragt, um die Erneuerung der Moral eines ganzen Volkes. Wir sind die Erben der geistigen Riesenarbeit von Marx und Engels; in uns leben Heine, Mozart, Beethoven fort. Wir wollen die Neurung des Sozialismus durch Tat und Bleispiel aus unserer Jugendbewegung." ")


1) „Als uitgangspunt der Jeugdbeweging is te beschouwen het streven naar een ethische verandering, naar een cultureele vernieuwing der leiding van het leven. Van de „beleving" van het individu naar de „beleving'' der gemeenschap. Jeugdbeweging is een deel van het tegenwoordige cultuurprobleem. Men is het er over eens, dat het om vorming van den geest, dat wil zeggen om vorming van de cultuur gaat. Niet vlucht voor de cultuur, niet louter critiek op de cultuur, cultuurschepping is de openbaring van deze nieuwe ontwikkelingsfase. Daarmede is een principieel nieuwe houding tegenover de gansche cultuur gegeven". „Forschungen zur 'Völkerpsychologie und Soziologie", Band IV. „Die neue Jugend", pag. 1 v.v., pag. 152 v.v. Leipzig 1927.

2) Zie Charl. Lütkens: „Die deutsche Jugendbewegung", ein soziologischer Versuch, pag. 153 v.v. Frankfurt am Main, 1925.

3) E. Stange, „Handbuch für das evangelische Jungmannerwerk Deutschlands", Band II, pag. 309. Barmen, 1929.

4) „Ik kan de beteekenis van onzen eersten Rijksjeugddag slechts zóó verstaan, dat in de Duitsche Arbeidersjeugd de drang naar gemeenschap oppermachtig is. Deze drang heeft ons samengebracht. Hij is de eigenlijke schepper onzer vergadering. Niet slechts op sociale bevrijding is de wil van onze Duitsche arbeidersjeugd gericht; zij doelt voor alles op cultuur. Aan dezen wil moeten wij ruimte geven, opdat hij werken kan. Daarom vat ik den zin onzer toekomst in den eisch:

Geeft ruimte, opdat wij weder wegen naar den hemel zien en onzen droom, met de zon verbroederd, tegengaan".

„Das Weimar der arbeitenden Jugend", pag. 50. Berlin.

5) Zie: „Forschungen zur Völkerpsychologie und Soziologie", Band IV „Die neue Jugend", Leipzig 1927.

6) K. Vorrink, „De komende nieuwe kuituur", pag. 17—18. Amsterdam '16. Men leze ook de geheele brochure. Evenzoo van denzelfden schrijver: „Achter de vaandels", „Stormgetij", „Doel en wezen van de Arbeiders-jeugdbeweging".

7) Uitgave Arbeidersjeugdcentrale. Amsterdam, 1928.

8) „Op jeugdige manier het socialisme te leven, dat is de beteekenis der Arbeiders-jeugdbeweging. De jeugd wil niet meer op de socialistische toekomst wachten; zij wil reeds midden in de kapitalistische wereld een stuk socialisme levend plaatsen. Zij voelt, dat, zal een socialistische republiek in het algemeen eens mogelijk zijn, allereerst de socialistische mensch gevormd moet worden, de mensch in de gemeenschap, de gemeenschap in de cultuur. Eerst in de arbeidersjeugd is de jeugdbeweging tot een inhoud gekomen. Radbruck, „Die Kulturlehre des Sozialismus".

9) „Het maatschappelijk Socialisme kan de jonge arbeidersklasse, die op de schouders van Marx en Bebel staat, niet meer bevredigen. Deze kan voor ons slechts voorbeeld, niet einddoel, maar aanvang zijn. Voor ons is dit Socialisme, het streven naar een volksgemeenschap, zaak van het hart. Daarin onderscheiden wij ons wellicht van de volwassenen. In onze jeugd leeft de bloeiende, vroolijke „Lebensjahung" (genieten, gebruiken van het leven) van Schiller, de faustische drang tot oplossing van de diepste raadselen, de brandende dorst naar schoonheid. In deze opgehelderde wereld der groote, oprechte zieleschoonheid naar de opvatting van Goethe verstaan wij ook den warmen hartstocht der liederen van Goethe; wij voelen den categorischen inperatief van Kant. In ons vernieuwt zich de strijd van Fichte om de gelijkheid van al datgene, wat het aangezicht eens menschen draagt, om de vernieuwing der zedeleer van gansch een volk. Wij zijn de erfgenamen van den geestelijken reuzenarbeid van Marx en Engels; in ons leven Heine, Mozart, Beethoven voort. Wij vrillen de vernieuwing van het Socialisme door daad en voorbeeld vanuit onze Jeugdbeweging".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Jeugd en Jeugdbeweging.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1931

De Reformatie | 8 Pagina's