GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Onze tijdrekening.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze tijdrekening.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Op de Grieksche kalenderregeling beloofde ik terug te zullen kommen. Deze is in den loop der eeuwen nog al eens gewijzigd. Ia 594 v. Chr. werd door Solon te Athene ingevoerd het maanjaar van 354 dagen, dat, zooals we weten, pim. 11 dagen korter is dan het zonnejaar van 36514, dag. Om nu dit verschil, dat na verloop van tijd toeneemt, t© compenseeren, stelde Solon vast, dat elke 3 jaren een extra maand (een 'schrikkelmaand) ingelascht zou worden. Deze regeling bleek niet te voldoen. Daarom voerde Kleos'tratos in ongeveer 540 V. Chr. een betere regeling in. Hierbij bleef 't maanjaar 354 dagen tellen, gevormd door 12 maanden van afwisselend 30 en 29 dagen, maar in de vaststelling der schrikkelmaanden week hij van Soilon af. Kleostratos gebruikte een achtjarige periode of, anders gezegd, een cyclus van 8 jaren, waarbij in elk derde, vijfde en achtste jaar de schrikkelmaand van 30 dagen ingevoegd werd. Acht jaren hadden dus te samen 8 maal 365 plus 3 maal 30 d.i. 2922 dagen. Eén jaar had gemiddeld dus 365y4 dag. U ziet dus, dat deze regeling nog zoo slecht niet was. Tot 432 v. Chr. bleef deze kalender bestaan. In dat jaar voerde Meton een andere cyclus is en wel een cyclus van 19 jaren. Hij had namelijk ontdekt, dat na verloop van 19 jaren van 3651/4 dag de volle en nieuw© manen, dus de verschillende maanphasen, op dezelfde data terugkeerden. Om dit te kunnen controleeren moeten we eerst weten, hoeveel tijd er verloopt tusschen twee opvolgende nieuwe manen. Waarnemingen hebben geleerd, dat dit tijdsverloop lang niet altijd even groot is, maar gemiddeld 29, 5305 dagen bedraagt. Dit tijdsverloop van ruim 29V2 dag noemt men gewoonlijk lunatic. Als men nu 19 jaren neemt van 365i/4 dag, heefi; men 6939.75 dagen terwijl '235 lunaties 6939.55 dagen bevatten, dat is dus bijna evenveel; het scheelt slechts ongeveer 'i/i dag op de 19 jaren. Meton voerde dus dezen cyclus in van 19 jaren, bestaande uit 12 jaren van '354 dagen en '7 jaren, die een schrikkelmaand hadden en wel het 3de, 5de, 8ste, 11de, 13de, 16de en 't 19d© jaar van dezen cyclus. Oalippus maakte later de overeenstemming nog iets mooier, doordat hij, na vier 19-jarige perioden dus na 76 jaar één dag liet uitvallen. <

. Deze kalender .van Meton werd met gouden let-

teren gegrift in de muren van den tempel van Minerva. Hiervan is afkomstig het zoogenaamde Gulden Getal, in de moderne kalenders gewoonlijk nog opgegeven, 't Gulden getal stelt het rangnummer van een bepaald jaar in een 19jarigen cyclus voor. Zoo is bijv. het gulden getal voor 1932 XIV, d.w.z. 1932 is het 14de jaar in bovengenoemden cyclus. 'Bij de bespreking van de Paaschfeestregeling kom ik hierop' nader terug.

Natuurlijk zijn alle boivenstaande berekeningen slechts min of meer goede benaderingen. De verhouding tusschen zonnejaar en lunatie is onmeetbaar en kan dus niet door een verhouding van twee eindige gelallen uitgedrukt worden. Elke kalenderregeling, hierboven genoemd, bezit dus slechts een bepaalden graad van nauwkeurigheid en op den langen duur zullen dus de afwijkingen tusschea 't geen op bovenstaande manier berekend werd en de waargenomen verschijnselen (met name de maanphasen) hoe langer hoe grooter worden.

Thans gaan we over tot het bespreken van de Romeinsche Kalenderregehng. Van de aller-oudste tijden is weinig bekend. Onder Romulus had het jaar waarschijnlijk 10 maanden (ongeveer 300 dagen) en liep van Maart tot December. Juli en Augustus heetten toen nog Quintilis en Sextilis, d. w.z. de 5de en de 6de maand. September, Octoher, November en December volgden hierop. Die namen beteekenden respect. 7de, 8ste, 9de en 10de maand.

• Romulus' opvolger, Numa Pompilius bracht eenige hervormingen aan omstreeks 700 v. Chr. Hij trachtte een jaar of beter gezegd een tijdrekening te ontwerpen, die de maanden in overeenstemming bracht met den loop der maan, maar tevens wilde hij een burgerlijk jaar van 365i/4 dag invoeren. Hij begon met een jaar van 355 dagen vast te stellen, bestaande uit 12 maanden. De nieuw toegevoegde maanden heetten Januarius en Februarius; de eerste kwam aan 't begin vóór Maart, de laatste aan 't eind na December. Verder moesten er schrikkelmaanden zijn. Om de twee jaar had een jaar niet 12, maar 13 maanden. De extra maand had om de beurt 22 en 23 dagen, zoodat er een cyclus van 4 jaren ontstond, van respect. 355, 377, 355, 378 dagen. De extra maand heette Mercedonius en werd ingelascht tusschen 23 en 24 Februari. Men telde dus 22 Febr., 23 Febr., 1 Mercedonius, 2 Mere. enz. tot 22 of 23 Mere, dan 24 Febr. enz.

Alle maanden hadden een oneven aantal dagen, daar hun bijgeloof de oneven getallen als gëlnkbrengende beschouwde. Jan. had 29, Maart 31, April 29 dagen enz.

Behalve Februari, de ongeluksmaand, die aan 't eind het jaar besloot met 28 dagen.

Omstreeks 400 v. Chr. werd Februari echter rerzet en op de tweede plaats gebracht tusschen Jan. en Maart,

Als men dit narekent, blijkt Numa's kalenderjaar gemiddeld uit 3661/4 dag te bestaan, dus 1 dag tö lang te zijn. Om zijn ontwerp ingewikkelder te maken werd vastgesteld in "de laatste twee 4-jarige perioden van een cyclus van 24 jaren de jaren van 377 en 37'8 dagen ieder met 6 dagen te verminderen.

Geen wonder, dat een dergelijke gecompliceerde tijdrekening weinig bijval vond bij' 't Romeinsche volk en daar de priesters, die voor de uitvoering hiervan hadden zorg te dragen, weinig ijver in dit opzicht betoonden, is het te begrijpen, dat door hun nalatigheid en machtsmisbruik, waarbij ze 't jaar willekeurig verkortten en verlengden, op den duur de kalender geheel in de war moest loopen.

J. M. SMORENBURG.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

Onze tijdrekening.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's