GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Emile (1762) en haar Auteur.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Emile (1762) en haar Auteur.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

Het Leven van Rousseau.

Belangrijk is het te kennen de wortels van waar uit het karakter van Rousseau opgroeide en de oorsprong van zijn ideeën.

In het tijdperk der vervolgingen (1550) waren de Rousseau's uit Frankrijk naar Geneve gekomen. Didier huwde er en was één der mannen, op wie de partij van Calvijn rekenen kon. In het leven van Rousseau komt herhaaldelijk het verschil tusschen de Fransche en de Geneefsche famïlietrekken uit. De Réfugié's waren veelal menschen van studie en aanzien, de landslieden waren werkers, zuinig van aard, op het lichamelijke aangelegd. Jean Jacques was uit een ruw geslacht. Had hij niet de invloed van verschillende vrouwen ondergaan en had hij niet zijn jeugd in het vriendelijk-schoone land van Savoye doorgebracht, hij had het geheim niet gekend om het Fransche publiek te leiden en te verleiden. Zijn voorvaderen hadden de moed gehad te breken met alles wat hun aan het geboorteland bond en dit alles te verlaten voor een vreemd land. De auteur van de Emile en van het Contrat Social, boeken met een samenleving zonder wortels in het bestaande, in het historisch gewordene, was de achter-kleinzoon van uit hun samenleven gerukte protestanten.

In de achttiende eeuw stond Savoye op het hoogtepunt van zijn macht. Het was een uitgestrekt land. Geneve hoorde er toe, Turijn was er de hoofdstad van. In dat Geneve leefde Isaak Rousseau, uurwerkmaker. Twee en dertig jaar oud, huwde hij met de evenveel jaren tellende Suzanna Bernard. Op het leven van beide viel nog al wat aan te merken, maar zij was, door de opvoeding, van haar oom, dominé Bernard, ontvangen, een beschaafde, alzijdig ontwikkelde vrouw. Wat er gebeurd is, de roman van haar jonge leven kennen we niet. Maar de boeken wijzen uit, dat de Kerkeraad zich met haar bezig heeft gehouden, onder andere toen ze vermomd als boerinnetje naar de schouwburg was geweest. En Isaak Rousseau behoorde evenals zij tot het jonge Geneve. Ook hij had een karakter, dat de vrije opvattingen van zijn tijd deelde en genot en vroolijk leven boven alles verkoos. De lust voor reizen zat hem in het bloed. Een jaar nadat het huwelijk gesloten was, trok hij naar Constantinopel. Als horlogemaker, een aanzienlijk handwerk in die tijd, kon hij er geld verdienen en vrijheid winnen. September ifll kwam hij terug en 28 Juni 1712 werd Jean Jacques geboren, volgens den medicus een zwak kind met een opgezwollen hoofd en drie kiezen. Eén week later overleed de moeder, levenslang door haar zoon hoog vereerd en betreurd.

Van 1712 tot 1722 is hij bij zijn vader en diens zuster, tante Suson, thuis. Zijn vader laat zich aan de opvoeding weinig gelegen liggen. Hij leefde meer naar zijn lust dan naar beginsel, verwaaxloosde de zijnen op schuldige manier en was toch een beminnelijk man. Hij vreesde er niet voor alleen zijn weg in den vreemde te gaan. Een soort pionier. Zijn zoon zal ook in het rijk der ideeën op hem gelijken. Tante meende het goed, maar vond in haar zware taak — de kinderen waren moeilijk te leiden — geen steun bij haar broer. Jean Jacques' oudere broer werd een slecht sujet en is als wrak op de levenszee spoorloos vergaan. Met zijn jongste zoon, wiens verstand vroegrijp ontwikkeld was, las de vader na het avondeten, de romans van Frankrijks gouden eeuw. Reeds toen oefende Jean Jacques op zijn omgeving die persoonlijke aantrekkingskracht uit, die hem in zijn verdere loopbaan zooveel vrienden heeft bezorgd.

De familiekring waarin hij opgroeide was klein, de horizon was er beperkt. Zoo geheel anders, dan in dé verdorven kringen, waarin hij later leven zou. Geen wonder, dat op de overpeinzingen van zijn rijper leven, dit betrekkelijk onschuldig leven der eerste jaren het stempel zette en hij deze eenvoud een der voorwaarden van het levensgeluk achtte.

Na de bibliotheek van Moeder, rijk aan romans, uitgelezen te hebben, komen Tacitus, de levens van Plutarchus vooral, de discours van Bossuet aan de beurt. Als vader het druk heeft, leest de kleine zoon hem er uit voor. En dan praten ze er over. Ook over de rechten van den vrijen burger. Soms tot diep in de nacht. Hier liggen de kiemen van zijn ideeën omtrent de volkssouvereiniteit.

Rousseau had echter ook onaangename herinneringen aan deze vroegrijpheid. Zijn Emile zal geen boek in handen krijgen, vóór hij twaalf jaar is, of het zou de Robinson Crusoe moeten wezen, een evangelie van het leven met de natuur en de zich daaruit in alle eenvoud loswor stelend e cultuur.

Alleen op straat spelen mag hij niet. Als kind van tamelijk gegoede familie mag hij slechts wandelen onder de hoede van een dienstmeisje.

Toen Jean Jacques tien jaar oud is, ontvlucht vader Isaak Geneve om uit de handen der politie te blijven. Het kind komt bij Oom Bernard, maar deze wil in zijn leven van plezier niet door kinderen gehinderd worden en geeft zijn eigen zoontje met den neef over aan Dominé Lambercier en diens zuster. De laatste stond niet te goeder naam en faam bekend. En ook de dominé werd in pamfletten aangevallen. Niettemin had Jean Jacques er twee goede jaren. Hij werd aan regel gewend en leerde er vrij wat. Maar de tijd van vorming was te kort. De lichamelijke straf die hij er van M.lle Lambercier nog al eens kreeg, bleef hem bij als herinnering aan sexueele prikkeling.

Als twaalfjarige komt Jean Jacques in de leer, hier en daar, en eindelijk bij een ruw en hard meester. Daar groeit het mokkend verzet tegen . de niaatschappelijke orde, die hem wel tot werken verplicht, maar te weinig doet genieten. In 1728 ontvlucht hij zijn kring en eindigt dit tijdperk door een jaar later in een Roomsch hospitium te Turijn van Protestant Roomsch te worden.

Met wat zakgeld stuurt men hem daar het leven in. Nu wordt hij lakei en secretaris bij grafelijke families. Hij ziet hier het leven nu reeds, maar vooral later in Parijs, als een volop dienen der zonde. Dat de hertoginnen en gravinnen naast haar man een minnaar hebben, dat is een regel, waarin men geen kwaad meer ziet, dat ze dien minnaar bedriegen door nog een derde innhun zondige zinnelijkheid er bij te nemen^ nu ja, daarover wordt schande gesproken. Zulk een leven schept een sfeer van leugen en bedrog. Rousseau, ' die nog meer dan andere jeugdigen behoefte haid aan de opgroei in het rustig, degelijk gezin met vaste beginselen, hij begint hier zijn donker leven. De ingeschapen wet van _goed en kwaad was in zijn binnenste nimmer sterk geweest en de voorbeelden om hem heen verzwakten het zwakke nog meer. Hij maakt misbruik van vertrouwen, besteelt zijn meester, ook zijn meesteres, en als de diefstal ontdekt wordt beticht hij met zijn onschuldigste en aantrekkelijkste gezicht een dienares, die hem niets dan goed gedaan en trouw bewezen heeft. Zijn egoïstisch© aanleg komt tot volle ontwikkeling. Zijn lust en zinnelijkheid wil bij tijden van geen banden weten. Op dit zondig leven gaan we niet m. Schuldbesef en berouw kent hij niet. Steeds laat hij zichzelf zien als de verleide en nimmer als de verleider. Madame de Warens, die begon als eeuv moeder voor hem te zijn, en die Rousseau steeds „maman" blijft noemen, wordt zijn minnares^, later opgevolgd door vele anderen. Jaren lang leeft hij buiten huwelijk als man en vrouw met Thérèse Levasseur. Hun vijf kinderen brengt hij tegen haar uitdrukkelijk verlangen naar het vondelingenhuis. Het briefje en pand, dat later deze kinderen hun terug zou kuimen geven, vernietigt hij. Wat daarbij nog het meest ergert, is de fijngesponnen redeneering om al dit kwaad als iets goeds voor te stelllen, is de schitterende stijl, die hij aanwendt

om een rein huwelijksleven en de ouderlijke, de vaderlijke opvoeding als de heerlijkste voorrechten die God een mensch geeft, ons voor oogen te tooveren. Huichelarij is het eenige woord, dat hiervoor past.

Er werkt echter ook in dit leven der zonde een rem.

Hij is zwakkeling geboren. Op ongeveer vijf en twintig jarige leeftijd, verteerd door de hartstocht voor vrouwen, muziek, schaken, boeken, overvalt hem een duizeling, hartklopping, oorsuizingen. Bij eenigszins sterke inspanning lijdt hij aan kortademigheid en slapeloosheid. Zijn hyperphantasie maakt van dit een en Einder iets vreeselijks en hij begrijpt zich te moeten intoomen. Hij breekt niet met zijn schuldig leven, hij tempert zich alleen. En de strijd die deze matiging vergt, ziet hij als zijn heiligmaking. Want vroom wil hij voortaan ook zijn. Als zoo dikwijls, drijft het sexueele complex het religieuze naar voren. Hij leest de Bijbel, wordt weer protesttuit. Maar dit alles buiten' wedergeboorte en bekeering om. Tot zijn dood stelt hij zich onder de rechtvaardigen die de bekoering niet van noode hebben. Hij houdt vol dat hij „goed" van aard en natuur is. Mocht er soms iets verkeerds door hem gedaan zijn, dan is het door de prikkelende invloed van anderen.

Zoo moeten we, want we kunnen niet anders, de auteur van de Emile zien.

STRIKWERDA.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

De Emile (1762) en haar Auteur.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1932

De Reformatie | 8 Pagina's