GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Zon in haar Pracht.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Zon in haar Pracht.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij al de malaise van den laatsten tijd is er één industrie die bloeit. Dat is de dans-industrie.

In The Sphere van 30 April 1932 worden daarover verbazingwekkende feiten meegedeeld door Charles Graves.

Als je tot heel aan de onderste trede van de maatschappelijke ladder bent getuimeld zonder nog den hals te breken, dan kun je, als je erg goed dansen kunt en je hebt nog een behoorlijk costuum, misschien zoo nu en dan wel een tientje als fooi veroveren van een dame die dik in haar geld zit en hartstochtelijk van dansen houdt, door haar het genot van een „zaligen" dans te verschaffen in de balzaal: berooid© Russische prinsen rekken soms zoo nog wel hun armzalig bestaan. De Savoy en andere dansplaatsen der beau-en demi-en heelemaal geen monde, houden er zelfs vaste beroeps-, , vloerwarmers" van beiderlei kunne op na, aan wie de directie vijftig tot honderd gulden per week betaalt opdat ze in de danszaal den gang er in zullen houden; en deze lieden maken er dan in den regel ook nog wel zoo'n vijftig gulden aan fooien bij.

Maar dit is allemaal aan den zelfkant der dansindustrie.

Wanneer we komen bij de „sterren" van de2sen zwoelen hemel, dan gaat het ons duizelen.

Fabelachtig© sommen worden verdiend door leiders van dans-orkesten. Om slechts twee bekende namen te noemen: Jack Payne heeft ©en inkomen van vier ton per jaar. Jack Hylton - die, zooals men weet, ook wel eens in het Carlton Hotel in Amsterdam is opgetreden - verdient zoo ongeveer 250.000 gulden per annum. Alles tengevolge van den danswaanzin die de wereld heeft bevangen.

Zijzelf vinden ook, dat het eigenlijk krankzinnig is. Ambrose, ook zoo'n „band"-directeur, die rolt in het geld — hij moet een kleine f60.000 aan inkomstenbelasting betalen — erkend© lachend dat het volkomen waar was dat hij en zijnsgelijken „onder-ontwikkeld" waren, en „over-betaald" werden. En Jack Hylton sprak tamelijk wel in denzelfden trant tot Charles Graves: „Het is dwaas", zei hij, „wanneer men bedenkt, hoeveel wij verdienen vergeleken met ingenieurs en andere wetenschappelijk© menschen die werkelijk iets prestoeren voor de gemeenschap en zelfs voor het nageslacht. Maar het is werkelijk onze schuld niet, dat we zooveel meer verdienen dan Ministers en dergelijke lieden".

Behalve met het gewon© dirigeeren van hun „bands", verdienen ze hun geld met opnamen voor gramophoonplaten en voor de „talkies", en nu en dan door de extravaganties van den een of anderen plutocraat. Zoo vertelt Graves van een geval waarin Jack Hylton met zijn band moest spelen in Birmingham. Maar di©nzelfden avond wilde de motorkoning Citroen, dat ze voor hem zouden spelen in Parijs. Hij betaalde de schadeloosstelling voor het niet optreden in Birmingham, verder de vliegtuigen die hen naar Parijs haalden, en die welke hen weer naar Hamburg brachten, plus natuurlijk een vorstelijk honorarium. De muziek van dien avond kostte den millionair de kleinigheid van 24000 gulden.

Maar het zijn tenslotte niet de buitensporigheden van een enkelen millionair die de dansindustrie in stand houden; zelfs niet in de eerste plaats de dansende élite uit de deftige wijken; het zijn vooral de fabrieks-en winkelmeisjes, de bedienden en de klerken, die van hun eenvoudige inkomsten avond aan avond een kleine gulden uitgeven om maar te kunnen dansen, dansen, dansen

De honderdduizenden die door deze honderdduizenden geofferd worden aan den dans-demon, komen niet alleen aan de band-leiders ten goede. Ook de leiders der groote dansinstituten verdienen schatten, evenals de muziek-uitgevers die nieuwe „schlagers" lanceeren.

En ten slotte de componisten van die schlagers.

En hier komen we tot de tragiek van het succes, die ook trouwens dikwijls verborgen is achter den eeuwigen glimlach der band-dirigenten, waarvan velen zich al even ongelukkig voelen als menige grinnikende filmster, die hen evenaart of overtreft in het verdienen van schatten gelds.

Die tragiek van den dans-dirigent en den danscomponist, is het thema van Thomas Burke's boek The Sun in Splendour.

De Zon in haar Pracht — de titel doet op z'n minst denken aan lente-heerlijkheid en zonne-koestering. Het blijkt te zijn de naam van een slecht beklante kroeg, ergens op de grenzen van arm-Londen. Scollard, de kroegbaas, voelt zich boven zijn werk, en is een dilettant-musicus, met het gevolg dat hij allebei die dingen slecht doet.

A propos, — dit is óók een thema van het boek: dat men moet volgen de neiging tot een bepaald werk waarin men voelt iets te kunnen presteeren. Dat is dan je natuurlijke roeping en dus goed, al is het uit het oogpunt van de oude Christelijke moraal ook nog zoo af te keuren. Erie Scollard, bij voorbeeld, de oudste zoon van den kroegbaas, wordt pas een flinke kerel, en voelt zich geestelijk frisch en verreind, ... wanneer hij — met een vriend — het eenige beroep heeft gekozen, waarvoor hij speciale neiging en aanleg heeft: dat van auto-dief, en inbreker weldra. Men ziet het: de reductio ad absurdum van het Pragmatisme. Bloeit daarom zoo het bandietendom in het land van den vader van het Pragmatisme, William .lames'?

Maar, om op de muziek terug te komen: de tweede zoon uit The Sun in Splendour, Chris Scollard, heeft de liefde van zijn vader voor de muziek geërfd. Maar hij heeft ook wat zijn vader niet had, of tenminste nooit heeft kunnen openbaren: werkelijken aanleg, een buitengewonen aanleg zelfs.

De vader laat hem van zijn armoede les nemen bij de Florent, band-dirigent in een restaurant. Een man, die zestig duizend gulden per jaar verdient maar niettemin een gedesillusioneerd mensch is: hij gevoelt zich verongelukt als kmistenaar door den greep van het geld, en veracht met eengansch zeer diepe verachting het pubhek, dat applaudiseert, wanneer hij het met den vereischten glimlach en buiging zijn als kunst zoo volkomen waardelooze jazz-muziek geeft, en dat onbewogen blijft, wanneer hij, de groote violist, om den honger van zijn eigen hart te stillen, eens bij uitzondering werkelijke kunst doet hooren. „Dwazen! Dwazen!" klinkt het achter zijn glimlach.

En zooals het de Florent verging als violist, zoo vergaat het Chris Scollard als componist. Hij streeft hoog; echte kunst wil hij geven. Al moet hij, om het geld, de plaats van dirigent van een band in een bioscoop aannemen — 't was niet zoo'n vette post als die van de Florent — toch blijft hij aan zijn ideaal: het scheppen van hoogere muziek, vasthouden. Totdat ook hij voorgoed het slachtoffer wordt van de rage voor dansmuziek. Wanneer hij namelijk eens minachtend zegt tegen een vriend, dat het coanponeeren van een fox-trot niets om het lijf heeft, dat hij er zóó wel een extempore zou kunnen spelen, dan daagt deze hem uit, het dan maar eens te doen. Deze vriend is ook musicus, maai een van het „wereldwijze" slag, die maling heeft aan het „gedaas" over hooge kunst: zijn god is , , efficiency" en efficiency beteekent voor hem geld, veel geld. Deze „practische" jonge man nu, die precies weet wat het publiek wil, ruikt direct in het extempore van Chris een „schlager"; hij verzoekt hem het nog eens en nog eens voor hem te spelen, waarbij hij de bedoeling heeft het ongemerkt op te schrijven, wat hem gelukt. Hij zelf voegt er de woorden bij — die komen er niet erg op aan: ieder die de moeite genomen heeft eens wat „schlagers" in te zien, weet hoe onbenullig die meestal zijn — en brengt zijn ontdekking bij een uitgever van dansmuziek, die verrukt is. „Lamps of London" zal het heeten.

Onder den druk van vriend en uitgever en het verlangen om zijn vader te helpen, bezwijfet Chris en gaat zich wijden aan het schrijven van fox-trots. Voor „Lamps of London" krijgt hij eerst een cheque van veertig duizend gulden van zijn uitgever; later een die nog vetter is.

Wanneer straks, in zijn luxueuze flat, Chris zijn vader tracht te troosten, die wel blij is met het geld, maar voor zijn zoon zoo graag iets hoogers had gewild, dan gaat hij naar de piano en zegt: „Luister hier eens naar. Vader. Iets nieuws van Frederik Delius. i) Ik heb het pas gekocht. Prachtig". Hij gaat voor de piano zitten, toegewijd en ernstig; strijkt zijn haar terug, en slaat een paar toetsen aan....

Het volgende oogenblik worden de tonen overstemd door een draaiorgel op straat. Het speelt „The Lamps of London".

Achter uit de kamer komt een geluid. Hij kijkt om, en realizeert zich dat ze niet alleen zijn.

Het was de Florent, die lachte, lachte... Zoo gaat „De Zon in haar Pracht" onder, en schijnen alleen nog maar de „Lampen van Londen". Kunstlicht.

J. VELDKAMP.


') Engelsch componist, auteur van b.v. de idylles „Summer Night on the River" en „On hearing the first Cuckoo in Spring". Hij is nu bijna zestig.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

De Zon in haar Pracht.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1932

De Reformatie | 8 Pagina's