GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Te Vlissingen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Te Vlissingen.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gereformeerd kerkelijk leven in de provincie Zeeland was rijk geschakeerd. Naast de Hervormden had men er Afgescheidenen, Kraisgemeenten en Oud-Gereformeerden.

Te Vlissingen was, onder leiding van Ds G. van den Oever, een Gemeente onder het Kruis tot openbaring gekomen. Ze werd vanaf 15 Mei 1854 met kennelijken zegen bediend door een jong n ijverig leeraar. Ds J. Holster. Hij gold voor en „bekeerde man", die de oude beproefde waareid preekte met kennis ervan aan zijn eigen hart.

Na vierjarig verblijf verliet hij Vlissingen om naar inteloord te gaan. De Vlissinger kruisgemeente werd nu een jaar lang vanuit Middelburg bediend door Ds H. van den Oever, wiens beroep naar Den Haag zooveel opschudding had teweeg gebracht. Onverstandig, heerschzuchtig en twistzoekend als hij was, bedierf hij het ook zoowel te iddelburg als te Vlissingen.

In laatstgenoemde gemeente werd nu, onder leiding van zijn oud-leermeester. Ds C. Kloppenburg, die toen te Oud-Vossemeer op het eiland Tholen stond. Ds Gispen van De Lier beroepen. Hij bedankte. Maar dit hield den kerkeraad niet terug, om bij vernieuwing, „op het spoor der Kananeesche vrouw bij den troon der genade aan te houden". Ook deze herhaalde poging echter m'islukte. Gispen wilde niet naar Vlissingen.

Hij wist immers, hoe daar ter plaatse de neerslag gevonden werd van de troebelen, die hem op de Algemeene Vergadering zoo bedroefd hadden. Toen dan ook in September 1859 de gemeente van Vlissingen hem nogmaals beriep, werd hij boos en schreef hij in geprikkelde stemming, dat men den „onwillige" nu toch heusch niet laaiger lastig moest vallen. Hij wou wel eens welen, op welken grond en tot wat einde men hem weer op het drietal geplaatst had, en tevens, hoe de proponent Raman hen in de prediking des Woords voldaan had. Maar hij eindigde zijn brief toch met den wensch, dat God de gemeente mocht geven te bidden, om wat Hij vast besloten was haar te geven, en zijner mocht gedenken ten goede. En de „onwillige" werd door God gewillig gemaakt en kwam naar Vlissingen. Uitwendig bracht deze gemeente hem geen voordeel. De bovenwoning, die hij er moest betrekken, stak wel zeer af bij de gezellige pastorie te De Lier. Verder mocht hij kiezen tusschen een vrije woning en 14 gulden per week, èf vrije woning plus 7 gulden per week èn de opbrengst van de bussen, geplaatst aan (len ingang van het kerkgebouw.

Die laatste voorwaarde was op-z'n-Van-den-Oever's. Immers, de oude Van den Oever genoot te Rotterdam in 't geheel geen tractement. Maar in zijn kerkgebouw aan de Raampoortlaan hing het z.g. „busje voor den dominee", waarin ieder kerkganger naar believen kon offeren. Dat die offeranden samen een aardig sommetje opbrachten, hleet wel uit den steeds toenemenden welstand, waarin het huisgezin van Van den Oever zich mocht verheugen. Dat de opbrengst een dubbel of wel driedubbel tractement bedroeg, zooaLs sommigen beweerden, was moeilijk na te gaan. Het stootende in deze handelwijs was echter, dat er gevaren werd onder de mooie vlag van „geen tractement", maar dat er in werkelijkheid een goed tractement werd genoten. Dat nu strookte stellig niet met volkomen oprechtheid. Voor een geboren speculant als Van den Oever was zoo'n domineesljusje echter een goudmijn. Maar Gispen moest er niets van hebben.

Ofschoon er dus in Vlissingen niets was, dat hem aantrok, hij meende er heen te moeten gaan, en het heeft hem nimmer berouwd. Later heeft hij meermalen verklaard, dat hem naar zijn meening in geen gemeente zóó rijke geestelijke zegen op de prediking van het Woord Gods geschonken is geworden, als juist te Vlissingen. De Heere had daar , , veel volks". Met name op de Rijkswerf, die daar toen gevestigd was, werkten flinke en godvrachtige lieden, bij wie lust was om de waarheid te hooren prediken. Vooral onder de jongelieden in de gemeente kwam een geestelijke opwekking, die zich openbaarde in een besliste keuze voor den Heere Jezus. O.a. kwam Maarten Noordtzij — de latere docent aan de Kamper School — hier toen tot bekeering.

Intusschen kwam er te Vlissingen in het kerkelijk standpunt van Ds Gispen een groote wijziging. Op de Algemeene Vergadering te Amsterdam in Mei 1860 was hij met Ds Holster benoemd, om de gemeente van Oud-Vossemeer, die met haar leeraar, zijn oud-leermeester Ds Kloppenburg, zich aan het kerkverband onttrokken had, tot terugkeer te bewegen. Het eigenaardige was echter, dat Gispen zelf nog in dat jaar zou breken met de kruisgemeenten.

Hij was n.l. ook met de predikanten Klinkert en Êlug, afgevaardigd naar de Synode der Christelijk Afgescheidene Gereformeerde Kerk, vergaderd te Hoogeveen, om over vereeniging te onderhandelen, maar qp de reis daarheen bleek hem il, dat Ds Klinkert, de leider der Commissie', niet zeer genegen was een tegemoetkomende houding jegens de Christelijk-Afgescheidenen aan te nemeo. De onderhandeling had dan ook niet het gewenschte gevolg.

Toen Ds Gispen nu aan zijn kerkeraad verslag deed van het mislukken dezer pogingen tot vereeniging, bevond hij, dat de broeders hetzelfde bezwaar hadden, dat hem drukte. Het was hmi niet mogelijk, vooral ook uit oorzaak van de handelingen van Ds Van den Oever, nog langer tot de kruisgemeenten te blijven behooren. Men was de verdeeldheid in eigen boezem, niet zoozeer over principieele kwesties, maar meer over tuchtzaken en geschillen van persoonlijken aard, moede, en

snakte naar vereeniging van alle gereformeerden. Daarom besloot men nu zelfstandig te handelen. En nog in hetzelfde jaar ging Gispen, met zijn gemeente, tot de Afgescheidenen over. Een jaar later werd dit voorbeeld door de gemeente van Dinteloord met haar leeraar Holster gevolgd. En, zooals we reeds zagen, bleef ook De Lier niet achter.

Te Vlissingen ging de overgang echter niet zonder moeite. Er waren n.l. enkele bezwaarde gemeenteleden, aan wier hoofd zich de koster stelde. Deze achtte het op den eerstvolgenden Zondag zijn plicht de kerkdeur op slot te houden, zoodat gemeente en leeraar buiten moesten blijven staan. Ds Gispen liet nu door een smid de deur met geweld openbreken.

Onwillekeurig denken we hier aan wat zich in de eerste dagen van Januari 1886 afspeelde aan de kosterij van de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Toen schreef Gispen dan, ook: „Zelf heb ik te Vlissingen een dergelijke geschiedenis in het klein doorleefd. Toen ging het maar om een onaanzienlijk kerkje in een geringe buurt. De politie handelde, in hoofdzaak, juist zooals de politie te Amsterdam het gedaan heeft. Ook wij hebben toen gedaan wat de heeren Rutgers c.s. te Amsterdam gedaan hebben. Tegen den Kerkeraad en mij werd, door de tegenpartij, een klacht ingediend bij den Officier van Justitie wegens: „Inbraak". De Officier liet ons echter niet in hechtenis nemen, maar deed zich door den Commissaris van Ptolitie van alles op de hoogte brengen. Alles kwam aan op een besluit des Kerkeraads en op de toestemming van de meerderheid der leden op dit besluit. Toen wij het bewijs hiervan naar waarheid en in goeden vorm geleverd hadden, zag de tegenpartij van een proces af."

Voorts werd Vlissingen voor Gispen onvergetelijk wegens den vriendschappelijken omgang, dien hij hier met zijn Hervormden collega. Ds J. J. van TooTenenbergen, genoot, die daar reeds sedert 1848 stond. Lid van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen met haar omvangrijke P'rovincial© Bibliotheek te Middelburg, vond deze historisch aangelegde geleerde voorts ook in de weivoorziene bibliotheek der Nederlandsch Hervormd© Gemeente van Vlissingen, een prachtige gelegenheid tot verrijking van zijn ke-imis op het gebied der vaderlandsche Kerkgeschiedenis. Als resultaat van zijn snuffelen verscheen in 1861 zijn studie over de geschiedenis der Nederlandsche Geloofsbelijdenis ter gedachtenis bij haar derde eeuwgetijde. Wat moet de conversatie met dezen man van wetenschap voor een self-made-man als Gispen ©en bron van genot zijn geweest. Geen wonder, dat zoovete jaren daarna, toen ze elkaar in Amsterdam terugvonden, de vriendschapsband opnieuw werd aangeknoopt.

Hoe zullen ze zich ook samen vermaakt hebben om wat er is voorgevallen op zekeren Zondagmorgen, toen de Hervormde predikant „de steek en korte broek" — in di© dagen voor velen een onbedriegelijk kenmerk van rechtzinnigheid en godzaligheid! — had afgelegd, en in toga den kansel beklom. Bij tientallen stonden er toen van hun zitplaatsen op, en gaven niet alleen door gebaren, maar ook met woorden, hun afkeuring te kennen over dezen leeraar, die zich „de uniform van zijn Koning schaamde". Uit ergernis verlieten zij aanstonds het kerkgebouw en liepen over naar de afgescheiden kerk in de Palingstraat, waar de dienst niet weinig gestoord werd door den onverwachten inval dezer malcontenten.

Het gebeurde toen menigmaal, dat ©en predikant, die zonder „steek" zijn gemeenteleden bezocht, aan de deur begroet werd met uitdrukkingen als deze: „niet noodig, mijnheer!" of: „Er is pas een sigarenkoopman geweest", en dergelijke. In lateren tijd — dit moet ook ter eer© van de Hervormden in Vlissingen gezegd worden — zijn zij wijzer geworden, en hebben ze wel geleerd, dat de godzaligheid zich onder een „steek" niet Iaat vangen, of in ©en „korte broek" niet laat opsluiten.

Gispen zelf droeg nog lang den driekanten hoed, mitsgaders mantel en bef. Hij deed dat om der gemeente wil. Overigens was hij het roerend met Plalmer eens, die schreef: „De leeraar kan niet beter doen dan de kleederdracht van zijn tijd volgen, 't Is voldoende zich zóó te kleeden, dat wel niet iemand, di© hem van verr© naderen ziet, zegt: dat is een dominee; maar dat toch ook niemand zeggen kan: die ziet er nu volstrekt niet uit als een predikant".

Ho© gezegend Gispen te Vlissingen ook mocht arbeiden, toch heeft hij er niet lang gestaan. Slechts twee jaar en nog geen acht maanden duurde hier ? ijn verblijf. Het vierde beroep, dat in dit tijdsverloop op hem uitgebracht werd, nam hij aan. Het was van Giessendam. Eén van de redenen, waai-om hij heenging was wel, dat vele leden der gemeente, en waarlijk niet d© minste in geestelijk leven, werden overgeplaatst naar Hellevoetsluis en naar de Werf te Amsterdam.

Op Zondag 13 Juli 1862 preekte hij zijn afscheid met 1 Joh. 2:28 „En nu, kinderkens! blijft in Hem, opdat, v/anneer Hij zal geopenbaard zijn, wij vrijmoedigheid hebben en wij van Hem niet beschaamd gemaakt worden in zijne toekomst". Onder den titel: Blijft in Hem" verscheen dezo afscheidspreek ook in druk, kerkelijk goedgekeurd door Cl. Steketee te Nieuwdorp en H. Renting t© Middelburg.

Dit zal wel het ©erste woord zijn g©w©est, dat Ds Gispen heeft laten drukken. Het voorwoord zegt: „Niet uit overtuiging, dat er behoefte aan preeken, aan preeken van mij, bestaat; maar om aan het verzoek van vel© vrienden in den Heer© te Vlissingen te voldoen, ziet deze leerrede het licht, 't Is maar een preekje; ik had op dien Zondag ook al tweemaal gepredikt, en dacht ©r niet aan, om ze te doen drukken".

„'tis maar een preekje", schreef Gispen; maar uit dat „preekje" kan men toch reeds zien, welke eigenaardige gaven hem g©schonken waren. Het „preekje" is wel in den stijl van de toenmalige preekwijze, maar klein© trekjes hier ©n daar wijzen toch reeds op iets persoonlijks in de manier van spreken. Stilgestaan werd bij het noodzakelijke, plichtmatige en heilrijk© van d© opwekking om te blijven in Hem, die de gemeente als haar hoofd en verzorger ©rk©nt.

D© tekst, toegepast op het leven als Kerk d©3 Heeren, bracht den scheidenden leeraar er to© oan. het volg©nde t© zeggen: „Ook voor uw belijdend leven als gemeente, is het noodzakelijk, dat gij in Hem blijft. De zuiver© prediking en belijdenis der waarheid, de handhaving der waarheid is ©en hoofdkenmerk van de gemeente Gods op aarde. De gemeente is een pilaar en vastigheid der waarheid; zij moet de geesten beproeven, of zij uit God zijn, en ©en fcettersch mensch na de eerste en tweede vermaning verwerpen; en zooi zij het niet doet, houdt zij op ©en zichtbare gemeente te zijn. Eene vergadering toch, waar de leugen gehandhaafd ©n de waarheid verdrongen wordt; waar leugenleeraars bezoldigd en gevierd en de belijders der waarheid worden uitgeworpen en vervolgd; waar het Woord Gods door menschen-inzettingen krachteloos gemaakt wordt: zulk ©en vergadering, al prijlct zij dan ook met den naam der ware gemeente; al houdt zij dan ook de goederen en rechten in bezit, zij is geen zichtbare gemeente van Christus meer; de geloovigen scheiden zich van haar af. God zelf doet hen afscheiden, D© gemeente heeft een leer, een© belijdenis, di© haar niet van buiten als een wet is opgedrongen, maar die uit haar hart is voortgekomen. D© voortzetting daarvan aan het opkomend geslacht, d© handhaving dier leer tegenover alle dwaalgeesten, is ©en© van hare eerste en voornaamste plichten. Gemeente! dat is ook voor u noodzakelijk. Vele geesten zijn uitgegaan. De geest van den antichrist in den Paus van Rome verpersoonlijkt, is nog niet dood; hij maakt rondom u belangrijke vordering. De geest, die loochent dat Jezus is de Christixs, waart in allerlei gedaante rond; het menschelijk vernuft wordt door de meerderheid als God aangebeden en vereerd; en werk en genade te vermengen is thans iets zeer gewoons. Te midden van zulk ©en babelsche spraakv©rwarring is het uw© roeping te houden wat gij heht, opdat niemand uw kroon neme".

Bovenstaande zinnen bewijzen wel duidelijk, dat de vredelievende Gispen daarom toch van meetaf beslist stond in zijn kerkelijke overtuiging.

Verder treft in deze predikatie de hartelijke toon, waarop de scheidende leeraar van de gemeente afscheid nam. D© Vlissingsche tijd was dan ook een recht aangename voor hem gew©©st. En hij vond het later in Amsterdam steeds ©©n genot, daar Vlissingsche kennissen te ontmoeten, di© overgeplaatst waren naar de Rijkswerf in d© hoofdstad.

RULLMANN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1932

De Reformatie | 12 Pagina's

Te Vlissingen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1932

De Reformatie | 12 Pagina's