GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het Contact tusschen de School in haar hoogere learjaren en de Jeugdbeweging.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Contact tusschen de School in haar hoogere learjaren en de Jeugdbeweging.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

V. (Slot.)

De vraag, of er ter plaatse organisatorisch contact tusschen do School en de Jeugdbeweging bestaat, zal wel ontkennend moeten beantwoord worden. Tenminste uit de vijftig plaatsen van ons land, waaruit ons inlichtingen gewerden, was het antwoord negatief: geen organisatorisch contact. En zoo zal het ook wel op andere plaatsen zijn. Een enkele school in een groote stad is aangesloten bij oen Christelijke Jeugdcentrale. Trouwens, dit contact is moeilijk organisatorisch te leggen, vooral bij de zoogenaamde Christelijke scholen. Wij komen daar straks even op terug.

Wel mag geconstateerd worden, dat dit contact op de meeste plaatsen op een ander© manier bestaat, n.l. IN DE PERSONEN ZELF. Het is gelukkig nog altijd zoo> dat monige onderwijzer en onderwijzeres zich als leider of leidster der Knapen-of Meisjesvergadering geeft; dat ook hoofden van Scholen in deze organisaties van harte medewerken, en dat menig jonge onderwijzer en onderwijzeres lid is eener Jongelingsen Meisjesvereeniging. Oot de mededeelingen van verschillend© Jeugdorganisaties, door mij ontvangen, stemmen daarmede overeen. Voorzeker, oen enkele meldde mij: „weinig medewerking", of: „geen tegenwerking", maar de overgroote meerderheid berichtte: „niet over te klagen", of meer positief: „medewerking", „van velen medewerking". Van slechts een viertal scholen van de vijftig, die door mij om inlichtingen gevraagd werden, ontving ik de tijding: , , geen deelname aan den practischen Vereenigingsarbeid". Een andere vraag is echter, of in vroegeren tijd het zich7gev6n aan den arbeid der Jeugdorganisaties bij de onderwijzers en onderwijzeressen niet meerder was, kwantitatief en intensief.

Wat het aantal leerlingen der Schoo] in haar hoogere leerjaren betreft, die lid eener Jeugdorganisatie zijn, de gegevens zijn daarvoor zeer verschillen d. Van een drietal Scholen ontving ik bericht, dat alle leerlingen een Jeugdvereeniging bezoeken, waaronder zelfs van één© in de hoofdplaats eener provincie. Bij anderen varieert het getal tusschen 80 en 20 pCt.; bij eenige scholen is het miniem. Overigens vertoonen de opgaven een bonte staalkaart; vooral bij de gemengde Christelijke Scholen. Wij willen een bewijs daarvan geven van een II.L.O.-school, eveneens uit de hoofdplaats eener provincie, waarvan bijna 35 pCt. Md eener Jeugdorganisatie is. Ziet hier de staalkaart:

2 jongens lid der Geref. Knapenvergadering. 1 jongen lid eener Herv. Jongelingsvereeniging. 1 jongen en 1 meisje lid der Chr. Padvinders­

organisatie.

3 jongens en 3 meisjes lid der Chr. Gynmastiekvereeniging.

2 meisjes lid der neutrale Padvindersorganisatie, 1 meisje lid der Padvindersorganisatie, uitgaande van een Evangelisatie-vereeniging.

1 meisje lid van de Chr. Geheelonthoudersvereeniging „De Schakel".

2 meisjes lid van een Christelijk Jeugdkoor. 1 jongen lid van een neutrale Hockey-club.

1 jongen lid van de neutrale Natuurhistorische Vereeniging.

Ontstellend trof mij echter een opgave uit een der grootste steden van ons land van een U. L. 0.school, dat mij, wat catechisatie-bezoek en vereenigings-lidmaatschap betreft, de volgend© opgavon d©©d:

4e leerjaar plm. 15—17 jaar:15 leerlingen. Naar catechisatie 13; naar vereeniging 4.

3e leerjaar plm. 14—16 jaar:32 leerlingen. Naar catechisatie 17; naar vereeniging 15.

2e leerjaar plm. 13—15 jaar:34 leerlingen. Naar catechisatie 13; naar vereeniging 13.

1© leerjaar A plm. 12—14 jaar:29 leerlingen. Naar catechisatie 5; naar vereeniging 4.

Ie leerjaar B plm. 12—14 jaar:28 leerlingen. Naar catechisatie 11; naar vereeniging 7.

De zaak staat daar zoo, dat van het 3de teerjaar met 32 leerlingen, 13 noch naar catechisatie, noch naar een Jeugdvereeniging gaan; welke getallen voor het 2e leerjaar zijn 34 — 18, voor het 1ste leerjaar A 29 — 24, voor het 1ste leerjaar B 28 — 17. Cijfers, die ons helaas veel te denken geven.

Wij zouden onze taak niet vervuld hebben, indien wij nog niet in het kort weergegeven hadden onze gedachten over het contact tusschen de School en haar hoogere leerjaren en de Jeugdbeweging.

Wij stemmen toe, dat rechtstreeksch en organisatorisch het leggen van contact tusschen School en Jeugdvereeniging zeer moeilijk is. Dr L. Berg©r sprak in het „Handboek voor Jeugdleiders" uit: „Het contact tusschen School en Jeugdvereeniging is in ons land tot nu toe wel zeer miniem". Maar daarop liet hij ook volgen: , , En toch kan. een nauwe samenwerking tusschen deze twee

slechts van heilbrengenden invloed voor de jeugdigen zijn." Ook Dr H. Bavinck sprak als zijn ; ..)vertuiging uit, dat de Jeugdvereeniging meer dan (tot dusverre geschiedde, een bond moet sluiten /met de School. En in deze lijn gaande, betoogde ie heer A. v a n R ij n D z n, dat het leggen van een band tusschen Ouders, Kerk, School, Knapenvergadering en Jongelingsvereeniging (respectievelijk Meisjesorganisatie) dringend noodig was. En wel om deze redenen:

Ie de terreinen grijpen vaak ineen. 2e zoo weinig mogelijk moet verloren gaan. 3e geen overbodig werk moet gedaan worden. 4e methodische eenheid moet verkregen worden. • 5e belemmeringen moeten weggenomen, botsingen voorkomen worden.

6e wederzijdsche waardeering moet gekweekt worden.

De groote vraag is echter, op welke wijze dit contact moet gelegd worden. Het is Dr H. Bavinck met zijn breeden blik geweest, die hiervoor een plan heeft ontworpen in het laatste Hoofdstuk van zijn boek over „De Opvoeding der Rijpere Jeugd". Hij bepleit, daar plaatselijk de instelling van een Jeugdraad voor de Opvoeding der Rijpere Jeugd, Hoe hij zich dit lichaam voorstelt, blijkt uit zijn volgende uiteenzetting :

„Tot een goede organisatie kan het dus in deze zaak alleen komen, wanneer de verschillende belanghebbenden in een gemengde commissie een orgaan ontvangen, waardoor zij met elkander kunnen overleggen en samenwerken. Voor het zitting nemen in zulk een commissie zouden in aanmerking moeten komen een vertegenwoordiger van de ouders, van de onderwijzers aan lager-, u.L, m.u.l.o., vak-en ambachtsscholen, van de kerke-raden (of predikanten als belast met het catechetisch onderwijs) van de leeraren aan middelbare of hoogere scholen, van de patroons-en werkliedenvereenigingen, van de leiders der Itnapen-of Jongelingsvereenigingen.

Werk ware er voor dergelijke commissie in overvloed. Zij zou zich, om enkele dingen te noemen, tot taak moeten stellen: het bespreken van de vraagstukken, die tegenwoordig in de neopaedie aan de orde worden gesteld: het overwegen van wat er praktisch tot verbetering en uitbreiding van de opvoeding der rijpere jeugd kan en behoort te geschieden; het bevorderen van overig en samenwerking tusschen de verschillende personen en corporaties die bij dezen arbeid betrokken zijn; het dienen van raad en advies bij beroepskeuze en bij de vraag naar de beste voorbereiding voor het gekozen beroep; het geven van inlichtingen en het bepleiten van de belangen dezer opvoeding bij de overheid, enz."

Dit verband dient dan vanzelf zóó te zijn, dat de volledige vrijheid der verschillende personen en levenskringen, die aan dezen arbeid deelnemen, blijft bestaan, en de te treffen regelingen alleen bindend zijn, indien zij met eenparigheid van stemmen genomen zijn, en zoo niet, dat dan althans geen principieel bezwaar eener aangesloten corporatie zich daartegen verzet. Wij stemmen toe, dat zulk een Jeugdraad alleen kan werken voor bepaalde kringen. Voor gemengde scholen is de zaak vanzelf moeilijker. En een algemeen-Christelijk lichaam in dezen zin, zooals bijv. de Amsterdamsche Christelijke Jeugdoentrale, kan zich alleen-tot formeelen arbeid bepalen. Hef best zal de gedachte van Dr H. Bavinck nog te verwerkelijken zijn in den kring der Gereformeerde Scholen en der Gereformeerde Jeugdorganisaties. De uitvoermg daarvan is eenigszins gemakkelijker geworden, doordat in de groote plaatsen in den loop der jaren de Gereformeerde Jeugdcentrales, of Jeugdverbanden of Jeugdraden zijn opgekomen. In de allergrootste steden van ons land is de uitvoering van dit plan echter moeilijker, doordat het aantal Gereformeerde Scholen daar beduidend is en één centrale organisatie dezer Scholen gemist wordt. Overigens moet geconstateerd worden, dat de gedachte van Dr H. Bavinck slechts op enkele plaatsen in ons land is verwezenlijkt.

Al is het dan organisatorisch moeilijk het contact te leggen tusschen de School in haar hoogere leerjaren en de Jeugdbeveging, indirect kan de samenwerking, die niet anders dan beiden instituten ten goede kan komen, op andere w ij z e wel getroffen worden. Wij wezen daar reeds op. Het contact ligt vooral in de personen van de onderwijzers en onderwijzeressen, die zich met name aan den arbeid der Knapen-en Meisjesvergaderingen geven, een levend contact van niet te onderschatten waarde. Verderkan de onderwijzer of het hoofd der school te gelegener tijd en op juiste wijze de leerlingen der hoogere klasse wijzen op het karakter en het nut en de beteekenis der Jeugdorganisatie. En eindelijk zal het goed wezen, dat het hoofd der School aan de leiders der Knapenvergaderingen en aan de leidsters der Meisjesvergaderingen de adressen verstrekt der leerlingen, die de School verlaten, opdat zij, vooral in de steden, kunnen opgevangen worden door de daarvoor geschikte Jeugdorganisatie.

Laat ons, een iegelijk in zijn kring, getrouw en ijverig zijn in het ons door God opgelegde werk. Onze rijpende jeugd moge onder Gods zegen de vruchten daarvan plukken.

B.. A. KNOPPERS.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 februari 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Het Contact tusschen de School in haar hoogere learjaren en de Jeugdbeweging.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 februari 1933

De Reformatie | 8 Pagina's