GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jaloerschheid?

Ds Te Winkel schreef in „Onder Eigen Vaandel" over de manier, waarop in hervormde kringen de Gereformeerde Kei-ken worden „gezien". Sedert Assen, schrijft Ds Te W., is er veel veranderd, hetgeen ons niet verbaast, want het wordt voor de confessioneele leiders (het orgaan is confessioneel) al moeilijker, zich zelf en anderen duidelijk te maken, hoe men wèl „de tucht des Woords", of „de tucht van het Woord-en-Geestrégime" wil, maar anderzijds, als deze tot daden komen moet, het Woord zal kunnen handhaven op andere, ik bedoel nu: principieel andere manier, dan Assen het deed. Zulke gevoelens van onzekerheid plegen zich uit te werken in andere, meer controleerbare. Dit evenwel slechts zijdelings. Ds Te W. zei, dat vroeger, lang vóór Assen, in hervormde kringen wél eens met zekere jaloerschheid naar de GerefoiTneerde Kerken werd gekeken. Prof. Grosheide schrijft daarover in „N.-H. Kbl.":

De kroniekschrijver meent, dat kort na de doleantie vele Hervormden jaloersch waren op de betere toestanden, die ze bij de Gereformeerden zagen. Het is mogelijk, maar wij hebben daar nooit veel van gemerkt.

Wat de „samenwerking" betreft:

Voorts is onzerzijds nooit m gemengde vereeiiigingen het recht van den Hervormden kerkeraad ontkend. Wilde die toegang hebben tot de school om zich te overtuigen, hoe de kinderen werden ondei-wezen, we hebben het gebillijkt. De Hervormde verpleegden in „Gereformeerde" stichtingen hebben we de verzorging van hun eigen ambtsdragers niet onthouden. Maar in de Heldringgestichten is tot op heden voor Gereformeerde ambtsdragers geen toegang. En — ik spreek nu niet van de verpleegden in het Magdalenahuis of Steenbeek — ook de meisjes van de scholen mogen niet naar de Gereformeerde Kerk.

En wat den laatsten tijd aangaat:

Over de laatste periode kan ik het met Ds Te Winkel eens zijn. Inderdaad dat is er een van ontwakend, van opbloeiend Hervonnd leven. En hoe ik dat nu beschouw? Ik zie het met blijdschap, ik zie het met eenige droefheid, ik zie het met verwondering.

Met blijdschap. Juist in Hervormde kringen wassoms weinig kerkelijk besef. De kerk deed er niet veel' toe. Nu er vele Hervormde scholen komen, ontvangen veel kinderen, die het anders niet zouden hebben gehad. Christelijk onderwijs, worden vele ziekeui die' anders in overheidsinstellingen zouden zijn verpleegd, , in Christelijke stichtingen verzorgd.

Ik zie het ook met eenige droefheid. Want doorde stichting van vele Hervormde scholen, worden lang bestaande Gereformeerde, die tientallen van jaren Hervormde kinderen hebben opgenomen en dat in een periode toen het veel geld kostte, leeggepompt.. Met de stichtingen van barmhartigheid staat het evenzoo. Maar dit mag ten slotte niet zwaar wegen. Ik zie het eindelijk met verwondering. En dat omr twee redenen. Moet nu ineens alles kerkelijk zijn? Gaat men nu den Roomschen kant uit in de Hen^ormde' Kerk, door alles aan de Kerk te binden? Maar meer nog vei-wondert mij iets anders. Voor mijn besef isde richtingsstrijd, zooals de Hervormde Kerk dien nu eenmaal kent, van veel ingrijpender karakter dan de' kerkelijke strijd. En nu zien we gebéuren, dat al wat Hervormd is, samenwerkt, afgedacht van het verschil in richting. Er zijn confessioneele Hervormden, dusmenschen, die de Gereformeerde belijdenis zijn toegedaan, die hun zieken liever naar een stichting zenden, die ethisch wordt geleid, als ze maar Hervormd! is, dan naar een stichting onder gemengd Hervormd-GerefoiTueerd bestuur, die Gereformeerd wordt geleid.-Dat begrijp ik niet.

We kunnen dus aan Ds Te Winkel toegeven, dat er wat veranderd is in de laatste jaren. Maar ik durf niet van verbetering te spreken. Van verbetering zouik spreken, als de liethebbers van de Gereformeerde belijdenis, tot welke kerk ze dan ook behooren, dichter bij elkaar waren gekomen. Maar ik zie het omgekeerde gebeuren. De Hervormde banden zijn sterker geworden en daarmede komen de Gereformeerden in de Hervonnde Kerk verder van de kerkelijk Gereformeerden af te staan. Dat is geen verbetering.

Hier wordt weer duidelijk, dat „kerkelijk"-zijn bij de Gereformeerden iets anders beteekent dan bij de Hervormden. Bij de Gereformeerden is het tevens een confessioneele handeling, omdat de kerk één belijdenis heeft, bij de HervoiTOden beteekent elk vóóropstellen van het instituut noodwendig een achteropstellen van de confessie, omdat het instituut als zoodanig verscheiden stroomingen en groepen herbergt.

Het spoorboekje.

De „Groene Amsterdammer", die hoe langer hoe meer van het vroegere peil afgaat, en herhaaldelijk godsdienstige overtuigingen schendt, fantaseert volgend gesprek tusschen een auteur en „de schrijfmachine":

„Wat wordt het? " vroeg de schrijfmachine. „Weer een tooneelpreek? "

„Portable! Je hebt weer Hollandsche kritieken gelezen! Laat dat: Vertel me liever, wat ze in het land van Casimir en de Mennonisten plotseling tegen preeken hebben. Om m'n laatste hebben ze trouwens gevochten. En erger me niet langer, want we gaan iets doen, waar ik sinds mijn rosse jeugd geen tijd voor heb gehad. We gaan een verhaal schrijven. Een moderne avonturen-roman in zakformaat met een negerin, de bijbel en God op het eerste plan!"

„Dat kan mooi worden. Hoe lang is het geleden, dat ze je zwakheid in theologische zaken hebben ontdekt? En de Bijbel —"

„De Bijbel, portable, is nog altijd het officieels spoorboekje voor wie naar God wil. Er kan nooit genoeg op gewezen worden, dat er aan de dienstregeling het een en ander hapert. Ik zal bewijzen, dat wie zooals mijn negerin alle stations van het Oude en het Nieuwe Testament aandoet, tenslotte de belangrijkste aansluiting mist, — indien zij niet een ervaren reiziger als George Bernard Shaw tegenkomt. En wat de theologie betreft — ik ben oud en wijs genoeg, die zelf te maken. Ik heb weer eens een schitterend idee. Ik geloof, dat God heel anders is dan Hij zich voor-- doet. Hij is nog niet heelemaal klaar en af; hij is —" „Bekend" knorde de schrijfmachine; „je oude hobby van den onvolmaakton God, den God waaraan nog wat te verbeteren valt".

Ds De Bondt tegen Ds Berkhoff.

Ds Berkhoff wordt door Ds De Bondt in „Leidsche Kb." beantwoord. Enkele gedeelten volgen hier; Ds Berkhoff had tegen mij geklaagd:

Of is het niet „klein", als hij in de „Leidsche (Gereformeerde) Kerkbode" een stukje leest van D s D e Bondt over wat we aanhaalden uit de stellingen eener dissertatie aan de V.U., die daar n.b. een zinnetje aan toevoegt, dat hij óns in de pen geeft, n.l. „dat is z o n d e r 1 i n g", en dat dan omkeert, en zegt dat ónze opmerking „zonderling" is.

Ik begreep hiervan eerst niets, gelukkig helpt Ds De Bondt mij uit den droom:

In de eerste plaats zouden wij zoo maar (!) een zin aan zijn betoog toegevoegd hebben, n.l. den regel: Dat is zonderling.

Ds Berkhoff citeert uit „De Reformatie". Inderdaad is daar door den zetter deze zin wat te hoog geplaatst. Daardoor lijkt het, of hij behoort bij het gedeelte, dat werd overgenomen.

In ons stuk in de „Leidsche Kerkbode" stond deze regel op zijn plaats.

Kolossaal. Ik schreef het onderschriftje bij het in proef gezette knipsel uit „Leidsche Kerkbode"... In orde dus, deze groote kwestie.

Inzake de kwestie zelf, merkt Ds De Bondt scherp, maar waar, op:

Iemand, die Hebree uwsch kent, weet, dat de vocalisatie geen Goddelijk gezag heeft.

Iemand, die dat niet weet, moet niet een theologisch debat aangaan met een hoogleeraar in de exegese van het Oude Testament.

Iemand, die dat wel weet, mag niet schrijven: „Er staat: Ik zal hen zaaien, doch ik maak er van: Ik heb hen gezaaid", want dan stelt hij het probleem niet zuiver.

Dan verkracht hij de logica.

Tot ons leedwezen merken we op, dat Ds Berkhoff er nóg mee doorgaat. Hij spreekt over „wijzigen", „willekeurig wijzigen", „teweegbrengen van ingrijpende veranderingen in den tekst".

Maar als Ds Berkhoff het zóó voorstelt, stelt h ij ' d'é zaak onjuist.

En omdat Ds Berkhoff dit doet in een populair blad, waarvan niet alle lezers zijn logische fouten kunnen opmerken, is zijn geschrijf hoogst bedenkelijk en gevaarlijk.

Daarom kaatsen wij de tegen ons gemaakte opmer-• king eenvoudig terug:

„Men moet maar weten, hoe men dit alles verantwoorden zal tegenover Hem, „Die harten en nieren doorzoekt", en aan Wien we ook van ons „schrijven" rekenschap zullen moeten geven."

Inderdaad.

Ook dit:

En daarom moeten we waarheid spreken. En 'de kwesties zuiver stellen. Misleidend geschrijf, overdekt met een vrome saus, is den Heere een gruwel.

Ds De Bondt citeert van Ds Berkhoff dit fraais:

„Want, men geve zich, voor we verder gaan in deze kwestie, nuchter en goed, maar ook ernstig geloovig en biddend rekenschap van wat er op het spel staat. Volgens Prof. Aalders. Ds Schilder en Ds de Bondt mag dus de exegeet bij de verklaring van het O. T. zelf de vocalen of klinkers wijzigen en daardoor teweegbrengen ingrij pende veranderingenindentekstderHeiligeSchrift, veranderingen, die niet alleen de grammaticale, zelfs niet alleen de historische, maar ook de leerstellige en practische zijde der ons gegeven Godsopenbaring in de Heilige Schrift, ons onfeilbaar richtsnoer voor geloof en leven, voor de kennis ook van verleden en toekomst, waarvan vrij belijden: „Uw Woord is de Waarheid", raken."

Let wel: het ging Ds Berkhoff „om der waarheid van Gods Woord wille". Dat is, zooals Ds De Bondt zegt, eenvoudig jammerlijk.

Biografie Prof. Lindeboom.

Ds J. D. Boerkoel schrijft in „Watergr. Kb.":

Tot nog toe heb ik niet gehoord, dat er een levensbeschrijving in de pen is, die ons pi-of. Lindeboom en zijn werk ten voete uit zal teekenen. Kort na het overlijden van Dr Kuyper versohenen er belangwekkende boeken over zijn levensavond, over zijn persoon en arbeid, Bij het overlijden van Dr Bavinck scheen er een wedijver te zijn, om een biografie uit te geven. Nu prof. Lindeboom is gestorven, hebben we tot nog toe niets van dergelijke plannen vernomen.

Toch moeten we een levensbeschrijving van dezen man Gods hebben. Niet om prof. Lindeboom, die op eerbewijzen niet gesteld was. Maar terwille van onze roeping, om de geschiedenis niet te vergeten.

Misschien mompelt iemand: maar kunt ge Linde­ boom met Kuyper en Bavinck wel op één lijn stellen?

Ja, dat durf ik. Deze drie mannen hebben gebouwd schouder aan schouder. Ze waren heel verschillende persoonlijkheden; ze hadden uiteenloopende karakters en gaven; ze stonden wel eens tegenover elkaar; maar in ijver voor Gods huis deden ze voor elkander niet onder.

Wie ziet, hoe ons vroeger gesmade en achteruitgezette Gereformeerde volk invloed heeft gekregen in regeering en rechtbank, in wetenschap en school, die zegt: het is van den Heere geschied; en hij denkt aan Kuypier, die in Gods hand daartoe het middel was.

Wie ziet, hoe de gedegradeerde Gereformeerde theologie tot nieuwen bloei kwam, hoe de oude waarheid weer opgedolven en, met inachtneming van de vragen en eisohen van dezen tijd, uiteengezet werd, die belijdt opnieuw: dat is van den Heere geschied; en hij dankt God voor, behalve Kuyper, ook Bavinck.

En wie de uitgestrekte, monmnentale gebouwen aanschouwt, waar zielszieken en gieesteskranken worden verpleegd op een wijze, die voor de rijks-en provinciale inrichtingen vaak ten voorbeeld heeft gestrekt, die zegt: het is wonderlijk in onze oogen; en hij ziet de gestalte van Lindeboom oprijzen.

Bij de open groeve te IJselmuiden heeft Ds Sohoemaker van Kampen prof. Lindeboom geschetst als een christen, als een profeet, een priester, een koning.

Ook Kuyper, ook Bavinck, waren dit. Maar bij ieder christen treedt gewoonlijk één dier drie functies het sterkst op den voorgi-ond. £n dan meen ik niet onbillijk te zijn, als ik, met volledige erkenning bij ieder hunner van ook de andere functies, hen vooral zoo karakteriseer:

Kuyper - de koning. Bavinck - de profeet.

Lindeboom - de priester.

Daarom moeten we weldra van Lindeboom evenzeer een levensbeschrijving tegemoet zien als van Kuyper en Bavinck.

We gelooven, dat Ds Boerkoel hier de situatie juist toekent.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1933

De Reformatie | 8 Pagina's