GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor de Jongelingsvereeniging.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de Jongelingsvereeniging.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Ook het „Jaarboekje ten dienste der Christehjk© Jongelingsvereenigingen in Nederland" ontving nu en dan ©©n bijdrage van Gispens hand.

Zoo bevatte d© zesde jaargang (voor het jaar 1879) een opstel van hem onder den titel: „Kennis, niet de hoogste macht".

Hierin wordt e©rst aangetoond dat ©r waarheid schuilt in de lievelingsspreuk van de zonen der negentiend©eeuw: „Kennisis macht". O, voorzeker! Mannen te worden in het verstand is de roeping, mits men niet vergete, dat dezelfde pen, die dezen eisch aan den Christen doet, ook schreef: „en kinderen in de boosheid". Daar is ©ene kennis, die niet machtig maar „opgeblazen" maakt. En opgeblazenheid is geen bewijs van sterkt© ©n geen kenmerk van macht. „Kennis is macht". Ja, maar niet de hoogste macht. Daarenboven, machtig t© zijn en gelukkig te zijn is niet hetzelfde. Wat heeft de mensch aan macht, zoo hij niet gelukkig is en niet gelukkig maakt? Is de menschheid nu zooveel gelukkiger dan vóór driehonderd jaar? Bij genoegzame eerlijkheid van karakter en moed om de waarheid te spreken, zouden vele zonen onzer eeuw, op de vraag: Zijt gij gelukkig? met Lucifer uit da Costa's fragment uit Lord Byron's

„Cain" moeten antwoorden: Neen! Dat komt door de verheffing der kennis tot ©ene eenzijdig© macht, die eerst de ziel en daarna het ^geheele leven der menschen in verwarring brengt.

Kennis is eene macht, groot en gezegend, zoo zij, in verband met ander© machten, gebruikt wordt om den mensch tot zijne bestemming t© brengein, d.i. den mensch t© doen zijn ©en beelddrager Gods, in gerechtigheid ©n h©iHgheid. De Apostel Piaulus spreekt in Filippenzen 4:7 van ©en© macht, die „alle verstand te boven gaat". Die macht noemt hij „de vrede Gods, di© harten ©n zinnen bewaart in Christus Jezus". De macht om harten en zirmen tfi bewaren is hooger macht, dan di© de kennisi g©©ft. Want uit het hart zijn de uitgangen des levens, en de zinnen moeten beheerscht worden of zij heerschen, ©n als zij h©ersch©n, gaat d© kennis ten laatst© er onder. Er zijn menschen.

die veel weten, eu toch slaven zijn van de laagste zinnelijkheid. Maar door de macht van den vred© Gods vsrorden harten en zinnen bewaard. Ze zijn, om zoo te zeggen, krijgsgevangenon binnen in ons. Ze zijn er wel, maar kunnen niet veel uitrichten, omdat eene hoogere macht hen in ge^ vangenschap houdt. D© vrede Gods is eene macht boven den twijfel des verstands, boven alle hartstochten, boven alle verzoekingen, boven smaad en lijden, ja boven den dood. De met God bevredigde mensch zegepraalt ten slotte over alles, en heerscht met koninklijke macht.

Kennis is macht, maar dan alleen duurzaam ©n gezegend, als zij geheiligd is door het geloof en het gebed. O, vergeten wij het niet. Laat Nêerlands Christelijke jongelingschap het niet vergeten! De tijdgeest richt vele en groote verwoestingen aan, en heeft het vooral op onze jongelingen geimunt. Laat hen bidden om den geest des verstands, die ook een geest van de vreeze des Heeren is. Een biddend mensch brengt niet zelden met gebrekkige hulpmiddelen meer tot stand, dan een ongeloovige met het uitgelezenste, dat hem ten dienste staat. Onze jongeUngsvereenigingen vooral, , moeten op de rechten des gemoeds letten. Ër moest meer hartelijkheid, meer vertrouwelijkheid, meer Christelijke openhartigheid zijn. Bij zoovele werkzaamheden, die het verstand ontwikkelen, de kennis vermeerderen kunnen, moesten er ook meer inniger samenkomsten zijn, waar ieder, die er lust toe had, spreken kon van hart tot hart. Neen, geen piëtisme, geen methodisme, geen zieken lijke mystiek op de bijeenkomsten onzer jongelingen I Maar, ik bid u, noem met geen slechtklinkenden naam, wat het wezen en de verborgen kracht is van het Christelijke leven, van den oprechten discipel van Jezus! Er wordt geklaagd, hier ©n daar, dat er doodigheid, achteruitgang, afneming van ijver en belangstelling in de Christelijke jongelingsvereenigingen is. Is de oorzaak ook gelegen in afneming van geloof en liefde, van Christelijken levensemst en geestelijke kracht? De oude garde (vergeef mij die krijgskundige benaming) is vervangen door een ander geslacht, verstandelijker misschien in eigen schatting, maar ook Christelijker, meer beslist tegen de wereld en vóór Christus?

Kennis is geen heilige, onvergankelijke macht, tenzij zij het hoogste tot voorwerp heeft, nameUjk Jezus Christus en dien gekruisigd. Dan staat de kennis niet naast, niet boven, niet tegen het geloof, maar maakt er een wezenlijk deel van uit. Het leven is meer dan de kennis, maar het eeuwige leven is te kennen den eenigen, waarachtigen God «n Jezus Christus, dien Hij gezonden heeft.

* Den achtsten jaargang (voor het jaar 1881) vereerde Gispen met een opstel: „De Bijbel in deJongelingsvereeniging"., ,

Het is een treffend gezicht, een aantal jongelingen vereenigd te zien, rondom een geopendenBijbel!

Neen, dat zijn geen fijne kwezels, geen nagelbijtende huichelaars, die jongelingen, die gelooven dat Jiet woord Gods het licht is voor hun pad en (de lamp voor hunnen voet. Zij zijn, zoo God hen , zegent, op weg om flinke mannen te worden. Want, het beginsel der wijsheid, de vreeze Gods, is 4 in hen.

Zeker, de Bijbel kan misbruikt worden, misbruikt ook in de jongelingsvereeniging, misbruikt onder allerlei gedaante van godzaligheid. Maar noem eens wat op, dat niet misbruikt kan worden; niet mis­bruikt is!

Laten we dus geen misbruik maken van het mogelijk misbruiken van den Bijbel! Want, nietwaar? in de jongelingsvereeniging komt de vraag naar de eghtheid, de ongeschondenheid, de juiste overzetting, de tekstcritiek en andere kritiek nietDat laten we aan de geleerden over.

In de jongelingsvereeniging doet men met den Bijbel wat een gezonde jongen met een appel doet: te pas. er in happen, dat het een lust is.

Wat zoudt ge wel van een jongen zeggen, die een heerlijken appel kreeg, en in, plaats van er dadelijk de tanden in te zetten, aan het onderzoeken en redeneeren ging over den oorsprong, de soort, de samenstelling, den naam, de geschiedenis, de schadelijke of gunstige gevolgen van het gebruik der appels? Zoudt gij u niet bekropen gevoelen door den lust, om dezen wijsneus den appel uit de hand te grijpen, en dien op te ©tendaar hij bij stond?

In eene goede jongelingsvereeniging, die onder ©en© goede leiding staat, maakt men weinig werk van de geslachtregisters, en slooft men zich niet af om de Chroniken met de Koningen overeen te brengen. Of Mozes alles geschreven heeft wat naar hem is genoemd, en in welken tijd Daniël ©n Esther geschreven zijn; men maakt zich met zulk©vragen volstrekt niet druk.

Dat de genade partikulier is, zal geloofd worden door hen, die van gerefonneerden huize zijn, en anderen zullen gelooven, dat de genade niet partikulier is. Allen evenwel houden het daarvoor, dat alles genade is, en dat we alleen door genade zalig worden. De kerkelijke kwestie gevoelt men niet te kunnen oplossen, en laat ze dus, in vredesnaam, maar rusten, en de kwes.tie van het dui­ zendjarig rijk stelt men daar altijd tot later uit. De vraag naar de volmaakbaarheid der geloovigen kent men slechts als eene zeer oude vraag, waarover al heel wat gesproken en geschreven is; ©ji zoo er iemand in het midden komt met de verrassende mededeeling, dat hij geen zonde meer doet, men neemt het voor kennisgeving aan, en hoopt, dat deze vriend mettertijd wel wijzer zal worden.

In eene goede jongelingsvereeniging wordt de Bijbel met eerbied gebruikt. Men gelooft, dat hij, in zijn geheel, het levende woord is van den levenden God. Men beschouwt hem als de openbaring van God aan menschen, waarin God ons alles zegt wat wij noodig hebben om wel te leven en wel te sterven. Hij is voor ons het testament Gods, dat in den dood en de opstanding van Jezus Christus vast is en krachtig, en waarin God de erfenis der eeuwige zaligheid aan anne zondaren vermaakt...

Zeer dwaas handelen zij, die letter ©n geest van eenig geschrift, ook van de Heilig© Schrift, tegenover elkaar stellen, en dan, als diepziimig© denkers, uitroepen: om de letter geef ik niet; het is mij maar om den geest te doen!

Neem eens aan, dat er ergens ©en goed mensch woont, die u voor een flink legaat in zijn testajment zet. Wat zoudt ge wel zeggen van den notaris, die op stuk van zaken zeide: om de letter geef ik niet, ik houd mij aan den geest? De geest van het testament is, dat gij een legaat krijgt. Maar hoe groot dat legaat zijn zal, dat is de letter maar, daar houden verlichte christenen zich niet aan; en men bood u eens de helft der som aan, die letterlijk in het testament stond uitgedrukt. Zoudt gij er genoegen in nemen, gij die zegt in de hoogst© aangelegenheid des levens, ten aanzien van de eeuwige erfenis, niet aan de letter, maar aan den geest u te houden?

Neen, wij mogen geest en letter niet tegenover elkaar stellen. Wij moeten trachten de beteekenis van iedere letter, van ieder woord, van lederen volzin, van elk gedeelte der Schrift te kennen; om zoodoende den zin, de meening, de bedoeling des schrijvers te vatten. Wij moeten acht geven op het verband, op hetgeen voorgaat en volgt. Wij moeten nagaan of we uit andere plaatsen van denzelfden schrijver ook licht kunnen krijgen over de plaats, die wij onderhanden hebben, en voorts schrift met schrift vergelijken, en alles wat dienen kan om ons den zin van hetgeen wij lezen te doen verstaan, vlijtig ter hand nemen. Niet den Bijbel zoeken te verklaren uit één tekst; maar een tekst uit het geheel. Dat is de ware wijze van handelen.

De Bijbel mag dus in de jongelingsvereeniging niet vergeestelijkt worden, want dat is ©ven onzinnig als goud te vergulden. Met het zoeken van een dieperen zin, eene waarheid achter de waarheid, houden frissche Icnapen ©n jong© mannen zich natuurlijk niet op. Van zoo iets wórdt men sufferig en hoogmoedig; twee eigenschappen, die een jong mensch vooral niet passen...

Als het er ons om te doen is om den Bijbel zóó te beschouwen en zóó te gebruiken, dan zullen WO hem biddende gebruiken. En als we hem biddend gebruiken, gebruiken we hem goed, en zal de vrucht van het gebruik niet uitblijven. Men zegt wel eens, dat ieder voor zich het best weet wat hij |met zijne woorden bedoelt. D© woorden des Bijbels zijn de woorden van den Heiligen Geest. De Heihge Geest is dus de beste uitlegger van zijn eigen woorden. Daarom moeten we onophoudelijk om den Heiligen Geest bidden, dat Hij ons leide in alle waarheid en de Geest in ons getuige, dat de Geest in den Bijbel de waarheid is. Voor die getuigenis des Heiligen Geestes gaat alle twijfelzucht op de vlucht.

Waardeert den (Bijbel boven alles wat waarde heeft! Als jnen mij aan de eene zijde al de boeken van de geheele wereld, in prachtbanden gebonden en verguld op snee, en aan de andere zijde een Bijbel ivan f 1.25 vertoonde en mij voor d© k©us stelde: óf al die kostbare boeken, óf dien ©envoudigen Bijbel: ik voor mij zou den Bijbel kiezen.

En gij? ...

RULLMANN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 februari 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Voor de Jongelingsvereeniging.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 februari 1933

De Reformatie | 8 Pagina's