GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Bijbel en Natuur.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bijbel en Natuur.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Inleiding.

Wie eenigszins nauwkeurig de Heihge Schrift leest, komt telkens beschrijvingen, mededeelingen en begrippen tegen, die verband houden met het kUmaat, de bodemgesteldheid, de planten-en dierenwereld van Palestina en omliggende landen, of, anders gezegd, met gegevens en feiten, betrekking hebbende op de „natuurlijke historie" dier landen. Deze gegevens en feiten hebben waarde voor het inzicht in de Heilige Schrift en voor de juiste exegese van tal van Bijbelplaatsen.

Hier is dus sprake van wat men zou kunnen noemen een hulpwetenschap voor de exegese. Dit wordt meer en meer ingezien door de mannen, die zich met de studie van de exegese bezighouden. "Verschillende deelen van de serie „Korte Verklaring" dragen hiervan al de blijken. Maar hiermede gaat tevens gepaard een duidelijker worden van de onmogelijkheid om deze hulp •^etenschap zelf grondig te beheerschen. Het is reeds eenige jaren geleden, dat Ptof. Aalders in het Geref. Theologisch Tijdschrift aandrong op samenwerking inzake Schriftstudie tusschen theologen, geologen en biologen, i)

Het is natuurlijk ten volle waar, dat de resultaten van deze hulpwetenschap geen invloed hebben op de groote waarheden van het Christendom, en van geen waarde zijn voor den weg der zaligheid. Maar wie zich met ons stelt op het standpunt der ingeving van de geheele Schrift door Gods Geest, zal moeten erkennen, dat alles, wat de beteekenis der woorden van de Heilige Schrift in een duidelijker licht kan stellen, toch de moeite waard is om bestudeerd te worden. Dit was reeds de meening van Augusünus: „Zooals nu sommigen met alle woorden en namen in het Hebreeuwsch, Arameesch, Egyptisch en in welke andere taal ook maar, die in de H. Schriften kan gevonden worden, gedaan hebben, dat zij die woorden, die daarin zonder verklaring staan, stuk voor stuk verklaard hebben; en wat Eusebius gedaan heeft met de chronologie betreffende de moeilijkheden in Goddelijke JBoeken, die zijn ervaring vereischen; wat dezen dus gedaan hebben met deze dingen^ zoodat het voor een Christen niet noodzakelijk is bij veel dingen wegens kleinigheden zich, moeite te geven, zoo zie ik de mogelijkheid, — gesteld, dat een deskundige er pleizier in zou vinden zich welwillend moeite te geven ten dienste van de broeders —, dat hij alle onbekende aardrijkskundige plaatsnamen, dieren of kruiden, boomen, steenen of metalen enz., die de Schrift ook maar noemt, soort bij soqrt bespreekt, stuk voor stuk rangschikt en uitgeeft." ^)

Men heeft dikwijls gezegd: De Bijbel is geen handboek voor de natuurlijke historie." Daar schuilt wel iets waars in. Vooral wat betreft de benaming van verschillende dier-en plantengroepen. Die komen niet altijd met onze tegenwoordige systematische termen overeen. Wanneer wij in den Bijbel lezen over „kruipende dieren", dan omvat dat niet precies wat wij tegenwoordig „kruipende dieren" of „ReptiUa" noemen, maar het biologisch begrip: ieren, die over den grond kruipen, dus naast de slangen ook wormen, rupsen en dergelijke. In Psalm 104:18 wordt gesproken van de steenrotsen, waarin de „konijnen" hun toevlucht vinden. D'at hiermede ons konijn niet kan bedoeld zijn, zal duidelijk zijn, als we bedenken, dat deze dieren uitsluitend in zelf gegraven holen leven en slechts in zandstreken worden gevonden. Hier is blijkbaar sprake van de kUpdas (Procavia syriaca), een dier ter grootte van een konijn, ook met gespleten bovenlip en tastbaren. De teenen dragen echter hoeven. 3) Zoo zijn er meer voorbeelden aan te halen. Trouwens, men kan ook niet anders verwachten, daar de systematische indeelingen, zooals wij die kennen, van veel later tijd zijn.

In ander opzicht is deze uitspraak echter absoluut onjuist. De gegevens over flora en fauna in den Bijbel zijn zoo verrassend nauwkeurig, dat het ons met eerbiedige Aferwondering vervult. Tal van fijne biologische bijzonderheden treffen den opmerkzamen lezer van Gods Woord, vooral in het Oude Testament. In de volgende artikelen zal meermalen gelegenheid zijn hierop te wijzen.

De opzettelijke studie van de natuurlijke historie van Palestina is nog betrekkelijk jong. Wel zijn vroeg en laat verschillende geschriften verschenen, die onderwerpen uit dit gebied behandelden, maar van systematische studie was vooralsnog geen sprake. Die is eigenlijk pas begonnen, toen verschillende personen, die korter of langer tijd in Palestina hadden doorgebracht, daaraan hun aandacht wijdden. Tusschen 1867—1888 verscheen E. Boissier, Flora oriëntalis, het eerste zuiver wetenschappelijk werk op dit gebied, dat echter, daar het in het Latijn geschreven is, niet die waardeering heeft gevonden, waarop het aanspraak maakt.*) In 1889 gaf H. B. Tristram zijn „Natural Historjr of the Bible", terwijl in 1896 de „Flora of Syria, Palestin© and Sinai" van Rev. G. E. Piost verscheen.s)

Sinds dien tijd is het aantal publicaties sterk toegenomen, ook in verschillende tijdschriften als het „Zeitschrift des Deutschen Palastlna-Verelns", de „Quarterly Statements of the Palestine Exploration Fund", het „Palastlna-Jahrbuch" en vele andere. T)e namen van Blankenhom, Schwöbel, Steuernagel, Aaronsohn, SchneUer, Schmidt en Guthe mogen niet onvermeld blijven.

In het bijzonder moet echter nog genoemd worden Gustaf Dalman als een der allergrootsten op dit gebied. Een jarenlang verblijf in Palestina heeft hem gemaakt tot een der beste kenners van taal, land en volk. Hiervan geven zijn .talrijke artikelen in allerlei tijdschriften, maar vooral zijn beide werken „Orte und Wege

Jesu" (1921) en „Arbeit und Sitte" (1928 —1933) blijk.

Het doel van de studie der natuurlijke historie •an Palestina moet voor ons altijd blijven verheldering van ons inzicht in de Schrift. Daarmede is de begrenzing gegeven, maar treden tevens ook de moeilijkheden op den voorgrond. Biologische kennis en scholing is dus noodzakelijk, maar slechts een onderdeel van het geheel van weten, dat noodig is, om hier met vrucht werkzaam te zijn. Daarnaast is uitgebreide Schriftkennis noodzakelijk, niet het minst van den grondtekst. Ook de taalwetenschap speelt een belangrijke rol evenals kennis van de talen en dialecten, die thans in Palestina gesproken worden.

Uitgangspunt van de studie dient te zijn bodem, kUmaat, flora en fauna van Palestina, zooals wij die thans kennen. Dat geeft een basis van onderzoek naar vroegere toestanden. Met verschillende factoren dient echter hierbij rekening gehouden te worden. Allereerst met het feit, dat de bodem een langzame, maar gestadige verandering vertoont, voornamelijk door het verweeren van berghellingen en het zich vullen van dalen. Op sommige plaatsen zijn deze veranderingen zeer belangrijk, op andere plekken ligt de historische bodem nog aan de oppervlakte. j, Wij staan boven de steden van David, Omri en Achab, maar de grond, die hun voeten betreden hebben, kan gewoonlijk slechts door uitgravingen zichtbaar worden." ^)

Ook in de plantenwereld zijn veranderingen op»getreden. De bosschen zijn door allerlei oorzaken grootendeels verdwenen, slechts enkele alleenstaande boomen wijzen er nog op, terwijl overigens veel „kreupelhout", dwergbosch, er de plaats van heeft ingenomen.') Tal van planten.zijn in den loop der tijden het land binnengedrongen of opzettelijk ingevoerd. Een zeer kenmerkend voorbeeld van dit laatste zijn de cactus-hagen, die men op vele Palestijnsche foto's ziet rondom akkers en tuinen. Zij bestaan uit plantingen van de Vijgencactus (Opunlia ficus indica), van oorsprong een Mexicaan. Daarentegen is de wijncultuur, dank zij (!) den Islamj voor een groot deel verdwenen.

De dierenwereld heeft ook verschillende veranderingen ondergaan. Wel het meest wat betreft de groote roofdieren. De leeuw, volgens Tristram 130 maal in den Bijbel genoemd, is reeds sinds de Kruistochten uitgeroeid. De panter of luipaard is nog wel hier en daar aanwezig, in het Jordaandal en in het Oost-Jordaanland bijv., maar toch slechts in geringe aantallen. De bruine Syrische beer, in vroeger tijden algemeen, is, mede door het verminderen der bosschen, thans slechts te vinden op den Libanon en den Hermon. s)

Op grond van tal van onderzoekingen mag men aannemen, dat in het klimaat van Palestina geen noemenswaardige veranderingen zijn opgetreden. De gegevens van Bijbel en Talmud passen vrijwel zonder uitzondering op de tegenwoordige toestanden. 3)

Een niet minder belangrijke factor, waarmede rekening dient gehouden te worden, is de vraag, in hoeverre tegenwoordige namen van planten en dieren de oude namen dekken. Langs verschillende wegen moet men hier de zekerheid trachten te verkrijgen. Dikwijls zijn het de biologische bijzonderheden, die den doorslag geven. Indien een bepaalde plant of een bepaald dier in Palestina en omgeving niet voorkomt, zal in het algemeen de naam niet juist zijn weergegeven. In andere gevallen zal de tegenwoordige Arabische naam een middel kunnen wezen om de vraag te beantwoorden. Lang niet altijd is het mogelijk een beslissing te nemen. We denken bijv. aan het feit, dat omtrent de „leliën des velds" de meeningen der deskundigen nog steeds verdeeld zijn.

In de volgende artikelen van deze reeks, zal een en ander medegedeeld worden omtrent de nieuwere resultaten van dezen tak van studie, waarbij steeds weer getracht zal worden iets nader te komen tot het gestelde doel: verdieping van het inzicht in de Heilige Schrift.

F. J. BRUIJEL.


1) Theol. Tijdschrift Sept. 1926 en April 1927.

2) Augustinus, „De doet. Christ" 11—39—59. (Zie Fonck, „Streifzüge durch die Biblische Flora", pag. 12.)

3) Brehms Tierleben XII, pag. 591 v.v.

4) Fonck, „Streifzüge ", pag. S.

5) Het eerste deel van de tweede druk van dit werk, bewerkt door J. E. Dinsmore, is in 1933 verschenen.

6) G. Dalman, „Einst und jetzt in Palastina", P. J. B. 1910.

7) L. Rost, „Judaische Walder", P. J. B. 1931.

8) Zie J. Aharoni, „Over het voorkomen en uitsterven van Palestijnsche diersoorten", Z. D. P. V. 40.

9) Dr A. van Deursen, „Over den regenval in Palestina, in verband met den achteruitgang des lands". (Gedenkboek, R. Schuiling), H. Klein, „Das Klima Palastinas auf Grund der alten hebraischen Quellen", Z. D. P. V. 37.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juni 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Bijbel en Natuur.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juni 1934

De Reformatie | 8 Pagina's