GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

"We citeerden Ds Veenhof, „Ons Kerkblad". Hij' vervolgt:

In dit laatste artikel willen we nog een tekst uit het Oude Testament bekijken.

Ook een zeer bekende en — zeer misbruikte. En weer is de vraag, die ons vaor oogen staat deze, «f soms in déze tekst 'n aanwijizing ligt, dat het zelfonderzoek waarde heeft voor het komen tot verzekerdlieid des geloofs.

De tekst, dien we bedoelen is Zefanja 2:1: Doorzoek uzelven nauw, giji volk, dat met geen lust bevangen wordt."

Als we deze woorden lezen, zóó, als ze in onzen huisbijbel staan, dan schijnt hier toch wel 'n zeer sterk bevel tot zelfonderzoek gegeven te worden.

Evenwel als we 'n bijbelverklaring opslaan om eens nauwkeurig na te gaan, wat hier eigenlijk bedoeld is, dan doen we een ietwat ontnuchterende ervaring op.

Het blijkt dan namelijk, dat 't allerminst zeker is, of dat woord: doorzoeken, waar 't ons om te doen is, hier eigenlijk wel mag staan!

In de Kantteekening is reeds voor 300 jaar geschreven, dat het hebreeuwsohe woord, bier door Zefanja gebruikt, samenhangt met 'n woord, dat aanduidt het verzamelen van stoppels op het afgemaaide korenveld, 't "Woord dat de Kantteekening hier op het oog heeft is bijv. te vinden in Exodus 5 : 12, waar gesproken wordt van de Israëlieten, die in Egypte, als slaven, stoppelen en stroo verzamelden voor 't maken van tichelsteenen.

Daarom zegt de Kantteekening dan ook, dat er in 't hebreeuwsch eigenlijk staat: verzamel u.

In onzen tekst zou dan dit woord verzamelen f i g u u r 1 ijl k worden bedoeld. Zooals iemand, die stoppels zoekt, zorgvuldig de grond afzoekt om die te vinden — zoo zou hier 't goddelooze volk van Juda opgeroe< pen worden om zorgvuldig hun doen na te gaan, opdat zi| zoiuden verstaan, hoe zwaarlijk zij God, den Heere vertoornd hebben met hun groote en menigvuldige zonden.

Galvijn wil van de vertaling: nderzoekt u, niet veel weten, en vertaalt: erzamelt u. Deze vertaling is ook te vinden in den onlangs verschenen airikaanschen bijbel, waar we Zef. 2:1 als volgt vinden: ersamei julle, ja wees versameid, o nasie wat niet skaam word niel

Neig weer anderen denken dat de profeet hier vonral gelet heeft op de houding van menschen, die stoppelen zoeken. Immers, zulke stoppelzoekers gaan over • 't veld zich telkens en telkens bukkend. Bij' elke pas ziet men hen diep buigen.

"Welnu zoo moeten de inwoners van Juda nu ook doen: Ze moeten zich buigen, diep neerbuigen. Natuurlijk niet alleen lichamelijk. Ze mweten zich neerhuigen, verootmoedigen voor hun God!

Deze meening schijnt ook die van Prof. Ridderbos te zijn. In de „Korte Verklaring", uitgave Kok, vertaalt bijl Zef. 2 : 1 aldus: uig u, buig u neder, gij' volk, dat van geen schaamte weet!

Hoe moeilijk 't nu ook is, om de juiste beteekenis van die eerste w o o r d e n op te sporen — de bedoeling van den t e k s t is overduidelijk.

Zefanja ziet als 'n dreigende, zwarte wolk 'n ontzettend gericht over Juda naderen.

Zoo angstwekkend nabij is het, dat hij den HEERE boort komen en 't angstgeschreeuw der menschen en t ineen storten der buizen hem reeds klinkt in de ooren.

En in die dreigende, nabije geriohtsvlaag hoort hij ook reeds de dreun van het groote oordeel, dat over heel de wereld zal gaan. 't Oordeel van de jongste dag.

Hartstochtelijk en bewogen heeft hij dat alles gezegd in hoofdstuk I.

Heeft Zefanja nu niets anders te doen dan te spreken van gericbten en oordeel, gejammer van menschen en gekraak van gebouwen?

Zeker — want, zooals Galvijn zoo fijn opmerkt. 't doel van alle bestraffingen en bedreigingen des Hoeren, is ons te doen weten, dat Hij te verbidden is, wanneer wij met waar berouw tot zijn barmhartigheid de toevlucht nemen. Een oordeels aankondiging is altijd genade.

Daarom mag Zefanja na de oordeelsaankondiging de weg tot behoudenis wijizen.

Ik twijfel niet, zegt Galvijn, of hij toont hier het middel, waarmee het oordeel Gods, waarmee hij hen zooeven bedreigd heeft, kan voorkomen worden.

En Prof. Ridderbos zegt bij de verklaring van dit en de volgende verzen; Deze verzen bevatten een oproep tot bekeering.

Met het volk, dat „van geen schaamte weet" bedoelt Zefanja dan 't volk van Juda. 't Leeft in de zonde. Het kenmerkt zich door schaamteloosheid en overmoed.

Ja 't goddelooze volk wordt hier aangesproken. In vers 3 richt de profeet zich pas tot de vromen, de „zachtmoedigen des lands". "We moeten daar goed op letten.

En nu tegen die schaamteloozen en orvermoedigen die daar loopen met uitgestrekte hals en 'n hooge borst zegt de Profeet: Buig u, buig u neder, gij volk, dat van geen schaamte weet. Ze moeten zich dus •verootmoedigen, hun zonden leeren zien en daarna ootmoedig belijden.

't Is nu wel duidelijk, dat van 'n ziele-ontleding hier • geen sprake is, laat staan om daardoor te komen tot verzekerdbeid des geloofs.

Zefanja spreekt goddeloozen aan, dat maakt 'n dergelijke opvatting reeds bij voorbaat onmogelijk.

Bovendien als hier nog 'n zelfonderzoek kan ter sprake komen, is dat alleen gericht op en bedoeld voor 't leeren zien van de zonden. De zonden, die tenslotte niet meer als zonden werden gekend en gevreesd.

Aan 't einde van deze bespreking van enkele schriftplaatsen, mogen we dus constateeren, dat in de drie, veel misbruikte teksten 2 Kor. 13:5, 1 Kor. 11:28 en Zef. 2:1 iedere gedachte aan 'n mogelijkheid om door 't naspeuren van 't „zieleleven" te komen tot verzekerdbeid des geloofs volkomen vreemd is.

Natuurlijk is hiermee de kwestie niet afgedaan of opgelost. Maar van groote waarde is, dat men de woorden Gods, die vaak in die verkeerde richting gebruikt worden, zuiver verstaat. Ieder onderzoek naar de dingen die 't geloof raken, moet aanvangen met 'n zuiver nagaan van wat de Schrift daaromtrent zegt.

Let wel, hier is niét geschreven tegen de z e 1 f b e - P' r o e V i n g. Er is w è 1 geopponeerd tegen een ron'dcirkelen van den mensch om zichzelf, een meten van zichzelf met zichzelf.

En eer men daarvan kwaad zegt, dient men na te gaan, of wat bier van de Schrift, en ook van de „vaderen" gezegd is, waar is, ja, dan neen.

Indien ja, dan denke men er over na.

Nienwe Spelling!

"We citeeren nog eenmaal „De Groene Amsterdammer" (H. Bouma) loiver onze „gezegende" nieuwe spelUng;

XIV

Hoe hemels en rein is de dageraad. Die de nakende mens soms gadeslaat. Dat deze in extase, dat paf van de barre waarachtigheid die staat!

XV

Men ging de oude vesting kort en goed ontmantelen; 'k Zag muren slopen op de oude wallen, 'k Zag poorten wankelen en rondelen en kantelen kantelen En tot een waardldos puin ter aarde vallen. — Is dat HoUandsch? — Neen, Hollands.

XVI

Ga niet uitsluitend de groten fêteren en eren: Het houdt onwillens in kleineren kleineren.

XVII

Ik zag de trein als een verschrikking naderen, Het vreeselijk onheil was niet af te weren: De raderen verplet.... pardon een schrijffout, even raderen.

XVIII raderen.

Reeds kwam een eerste aarzlend zonlicht langs de velden schamperen En wekte een enkele van de steedse beren,

Die uitgetogen waren om rustig daar te kamperen. XIX

"Waar ons in diep geheim te legeren om er te legeren "Wat goud moet worden, dat wij' zoozeer begeren. Als 't eenig erfgoed om eian de kinderen te legeren.

XX

Hoor toch dat kakelen en krakelen van die kippen. Die alle tegelijk van 't verse water willen nippen.

XXI

De lucht betrok en 't zonlicht was al hard aan 't interen. De zeilen klapperden, de wind begon te keren. In 't roefje kaartte men, een heer kwam uit met klaveren. De schipper zei: vals spel mijtoheer, let op, 't loopt uit op laveren.

De auteur voegt er aan toe:

Ik laat het hierbiji: Overdaad schaadt. Basta! Ik heb aangetoond, Ie. dat de naamvals-n niet gemist kan worden zonder zware kans op onduldbare dubbelzinnigheid en mijn voorbeelden zijn niet van den gewrongen zinsbouw: Den leeuw schoot de jager. 2e. Dat de afschaffing der dubbel e niet zonder meer is te accepteeren. Dienaangaande (omdat men van den afbreker kan eischen op te bouwen) doe ik het volgende voorstel. "We stellen als taalregel in: alle woorden (z.n.w., zoowel als w.w.) eindigen op e 1 e n en e r e n, die waarvan de voorlaatste e is betoond, krijgen op die e een asccent: é. Alzoo: wij' gaan in abelen zin onder wakklende abelen met monteren moed de taal monteren, en ons niet 351 maskeren, noch iets maskeren, de braveren braveren, de trotseren trotseren, de taal bij! volle verrelen verélen! We schrijven dus in 't vervolg:

Bahbelen, ahélen. Handelen, rondelen, verdelen, bedelen, bedélen. Biggelen, vergelen. Kakelen, krakelen. "Wandelen, panelen. Kemelen, kamelen. Haperen, draperen. Popelen. Geselen, penselen, verélen (veredelen), panelen. Hevelen, bevelen. Wervelen, vervélen. Wauwelen, hoaiwélen. Aarzelen, bazelen, mazelen.

Dobberen, schrobberen. Redderen, renderen. Wateren, wattéren. Enteren, onteren, etteren, veréren. Kalveren, halvéren. Lauweren, schuweren, verweren. Bezeren.

Veel verwachting heb ik evenwel niet van mijn voorstel.

Waarom niet?

Omdat ik een grijsaard ben.

Er zijin ook Jongeren, die den grijsaard in het laatste punt gelijk zijTn. Basta....

Een „niet zóó, maar zó"-grap.

Prof. Waterink heeft er al op gewezen, dat onze „gezegende" nieuwe spelling met een mop, een ministerieele, den volke is aangekondigd. Ze blijkt ook met een „mop" te worden ingeleid. „Opbouw" althans schrijft:

Dezer dagen \as ik een brocihure: „Niet zóó, maar zó", een populaire toelichting bij' de nieuwe spelling, door K. Heeroma". In een inleidend woord beveelt minister Marchant de lezing daarvan aan. Het boekje is geïllustreerd door den bekenden teekenaar Ton van Tast. De schrijver, die op werkelijk zeer populaire wijze het spelhngs^vraagstuk behandelt en verdedigt, zegt ergens: „Dte taal, die we nu met de nieuwe spelling zo goed mogelijk proberen weer te geven, wordt het Algemeen Beschsiafd Nederlands genoemd, afgekort als bet A. B. N." en betoogt dan o.m. bet volgende: „Over dat A. B. N. moet u niet te min denken. Er zijn zoveel dingen, die ons volk verdelen, welnu, hier hebben we nu eens een ding, dat ons volk verbindt. Het A. B. N. is de taal van den burgemeester, den dominee en den schoolmeester. De burgemeester spreekt in het A. B. N. het nieuwe raadslid toe en hoopt, dat hij met hem zal kunnen samenwerken tot heil van de gemeente. Dat hopen wij ook en de taal zal in ieder geval geen belemmering zijn. De dominee houdt zy'n preek in het A. B. N. en wie er bij gaat zitten slapen moet het zelf weten, maar kan zicli in geen geval verontschuldigen met het voorwendsel, dat hij den dominee niet kan verstaan. De schoolmeester' is er ook nog en gelukkig maar, want nu zijn we er zeker van. dat alle kinderen het A. B. N. leren en zich later in het leven kunnen redden".

De burgemeester komt er goed af in deze beschrijving, de schoolmeester meer dan uitstekend, maar de dominee? Och arme, deze is het mikpunt voor des schrijvers humoristische pijl. Van een slaperigen raad heeft de stibrijver nooit gehoord, van een slaperige klas leerlingen evenmin, maar de dominee heeft nog steeds zijn slaperig gehoor. Wedden, dat de heer Heeroma in geen twintig jaar in de kerk geweest is?

De heer Heero(o)m-a(h) niet in de kerk geweest? — foei. En dan „zó" te schrijven.. ..

Niet zó, maar zóó.

We zullen maar in de moppentrommel blijven zoeken. Dat gebeurt meer, als men zich ergert, zonder iets tegen hetgeen ergernis opwekte te kunnen doen.

Het Handelsblad over de „bemiddeling" van Dr H. W. V. d. Vaart Smit.

Het onder „Kerkelijk Leven" geplaatste artikel schreef ik Woensdagmorgen. Eerst Donderdagmorgen kreeg ik er kennis van (door toezending van een ex. Hdbl.), dat het Algemeen Handelsblad, waarvan ik geen lezer ben, een avond te voren zich reeds had uitgelaten over deze zaak; al is het dan ook, dat het orgaan andere dingen zegt, dan mijn artikel. We lezen:

Eenige dagen geleden hebben wij onder Kerknieuws een berichtje geplaatst, dat do Gereformeerden in de Duitsche Evangelische Kerk met het regime van bisschop Muller verzoend waren. Wü hadden dit aangenomen op grond van een bericht van het Ned. Christelijk Persbureau. Ditzelfde bureau neemt echter thans het bericht weer deels terug door o.m. te schrijven, dat van de Gereformeerde gemeenten in het Wupperthal de „berichten tegenstrijdig luiden", dat tot de Westfaalsche oppositie ook de Gereformeerden in Westfalen behooren enz., enz. Wij kunnen ons voorstellen, dat bij de ingewikkelde toestanden in de Duitsche kerk een bericht later niet juist, of niet geheel juist blijkt, maar in deze heele zaak zit iets, dat rijkelijk zonderling is.

Het blad licht zijn bewering aldus toe:

Dit „Nederlandsch Christelijk Persbureau" te Zwijndreobt meldt n.l., dat zijn directeur. Dr H. W. van der Vaart Smit, Gereformeerd predikant te Zwijndrecbt, de bemiddelaar is tusschen de oppositie en het regime van MüUer. Gisteren zond men ons, en wel met de kennelijke bedoeling om tevens het bericht van de verzoening van de Gereformeerden weer terug te nemen, een stuk.

Daarna volgt het bericht, dat ook in de chr. pers gestaan heeft; alleen, iets vollediger; daarom neem ik het op:

„Wy vernemen uit Berlijn: De directeur van het Nederl. Christ. Persbureau te Zwijndrecbt, Dr H. W. van der Vaart Smit, die ten behoeve van komende publicaties over den kerkstrijd in Duitschland in dit land vertoeft, is in den loop dezer onderzoekingen door de rijkskerkregeering tot bemiddelaar tusscben de regeering der kerk en de oppositie (de belijdenisbeweging) benoemd. Het is een bijzonder feit, dat een Nederlandsch theoloog deze functie vervult. De rechtvaardiging van dit feit ligt daarin, dat een figuur uit de oecumenische beweging te midden der moeiliike

352 situaties in de kerk zich vrij bewegen kan en gemakkelijk contacten kan scheppen, die anders niet zoo gemakkelijk tot stand zouden komen. Reeds is Dr van der Vaart Smit een drietal - yreken als bemiddelaar werkzaam en werden resultaten bereikt. De grootste moeilijkheid ligt naar wij vernemen, daarin, dat de oppositie (de belijdenisbeweging) uit zeer heterogene groepen is samengesteld....".

Terecht constateert het orgaan, dat de berichten, die nu over duitsche toestanden naar Nederland komen, wel wat al te veel naar de „sfeer van Muller" (den rijksbisschop, die precies naar den smaak van den heer Hitler is) rieken. Het Hdbl. heeft er enkele ter zijde gelegd; maar:

Nu Dr V. d. V. S. echter opnieuw der wereld kond doet dat hij door de Duitsche regeering tot een bemiddelingstaak is geroepen, willen wij een bericht van zijn bureau, dat wijl een dag of tien geleden niet hebben geplaatst, toch even citeeren.

Hier volgt dan dit althans door het Hdbl. ter zijde gelegde bericht:

„De Führer heeft nog nooit zoo sterk gestaan als thans. En hij' stond reeds sterk. De regeering heeft de leiding zeer vast en onbetwist in de hand. En ze is doelbewust. Duitsohland verzamelt zich als één man «m zijn Führer. En de eenheid is niet slechts uitwendig en afgedwongen, maar ook oprecht en innerlijk sterk. De echo van de hulde, in den rijksdag door den rijkskanselier aan Von Hindenburg gebracht, wordt in Duitschland door geen wanklank verstoord. De oppositie van voorheen is, al is ze natuurlijk niet verdwenen, niet slechts onderdrukt, maAr ook in wezen onbeteekenend geworden, wat er voorts ook onder de asch nog smeulen moge. Het Duitsche volk marcheert de vanen van het derde rijk met trouw en toewijding geestdriftig achterna...."

Even later nog:

Nog meer van zulk fraais, o.a. dat de godsdienst thans in Duitschland een „eereplaats" heeft en zulke uitingen a la Göbbels, hebben wij de laatste dagen onzen lezers maar liever meenen te moeten onthouden.

Het spijt me, maar men móét wel spreken, als een gereformeerd predikant, een christelijk persbureau, ons volk vertellen komt, dat de godsdienst weer een „eereplaats" heeft daar, waar hij juist in zijn vrijheid, in zijn dienen van God, wordt tegengewerkt. Men onderdrukt ginds de bolsjewisten, zeker. Maar men onderdrukt er óók de gereformeerden.

Laster bij een graije van de familie De Cock.

Ds G. Bouwmeester schrijft in „Geref. Kb. Rotterdam" iets over het leven van Hendrik de Cock:

Ondertusschen werd de ziekte van zdjii dochtertje al erger en stierf ziji 8 October. De Gock en zijn vrouw waren er stil en berustend onder. De advertentie, die in de „Groninger Courant" geplaatst werd, luidde als volgt:

„Het behaagde hedenavond den vrijmachtigen, eenigen en drieëenigen God, na een ziekte van drie weken, ons oudste dochtertje. Jantje, oud ruim SVs jaar, door den dood van ons af te eischen. Berustende in en vertrouwende op de verbondsbeloften. Gen. XVII : 7, Hand. II : 39 en op Gods Wioord, Mare. X : 14 en 1 Corinth. VII : 14, hopen wijl eenmaal haar daar weder te vinden, waar geen rouw of gekrijt meer zal zijn.

H. de Gock, Geref. Leereiar te TJlrum

F. Venema.

Zelfs hierbij heeft men De Cock durven beschimpen. Men schreef de advertentie v.erminkt over en verspreidde haar, om De Cock te treffen. Hoe gemeen! Een afschrift, waartegen zelfs drie jaren later nog moest gewaarschuwd worden door Ds Scholte in „De Reformatie", luidde: Het behaagde den vrijmachtigen, eenigen en drieëenigen Giod, na een ziekte van drie weken, onze oudste dochter. Jannetje, oud SVa jaar, en dus na mijn wedergeboorte geboren en derhalveniet verdoemd, zieJwh. III:3, door den dood van ons op te eischen enz."

Op zulk een lage wij^e vervolgde men Ds de Cock!

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1934

De Reformatie | 4 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1934

De Reformatie | 4 Pagina's