GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJKLEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKLEVEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Plurifotmiteit der kerk en epigonisme (nieuwe reeks) m.

Gelijk gezegd, zouden we nog iets aanhalen uit hel hoofdstuk (IV, II), waaiün een „vergelijking" (comparalio) van de valsche kerk met de ware gegeven wordt.

1. Nadat eerst de in ons vorig artikel aangegeven hoofdgedachte weer in het kort is saamgevat, knoopt Calvijn nu vervolgens daar de gedaclite aan vast, dat, indien in een kerk „de hoofdsom der noodzakelijke leer is verbasterd, en hel gebruik der sacramenten is térnedergestorl' (we volgen weer prof. Sizoo's vertaling) „ongetwijfeld de ondergang der kerk volgt"; want „als liet fundament der kerk is de leer der apostelen en profeten, door welke den geloovigen bevolen wordt, hun zaligheid alleen op Christus te stellen, hoe zal dan, wanneer ge die leer wegneemt, het gebouw verder kunnen bestaan? " „Daar nu de zaak zoo staat onder het pausdom, kan men begrijpen, wat voor kerk daar nog overig is' (§ 2).

2. En nu volgt een eigenaardige „toepassing", die bevestigt wal ik verleden week opmerkte. De „toepassing' is deze: „daarom is er geen gevaar, dal wij, door af te wijken van het verderfelijke deelhebben aan zooveel sclianddaden, van de kerk van Christus zouden afgescheurd worden". M. a. w. vindt men ergens een instituut, dat, zonder nog tot een (of de) „ecclesia imiversaliB-'in'»'behoorlijk rapport te staan, Gods Woord zuiver preekt, of daartoe in de toekomst mogelijkheden blijkt te bieden, dan richte men geen andere denominatie daartegen op; zulke pluraliteit is te veroordeelen. Is evenwel ergens de roomse h e kerk vertegenwoordigd, en anders nog niets, dan hebbe men geen scrupules, een eigen protestantsch instituut er in te richten, want dan is er niet meer de ware kerk, en behoeft men dus zich niel door het schrikbeeld der pluraliteit, en evenmin door het lokbeeld der pluriformiteit te laten afhouden van het inrichten van een eigen instituut. Men late zich van die daad niet afhouden door het schrikbeeld der pluraliteit; want als er dan een eigen instituut komt, is dit niet daar ter plaatse kerk-instituul nr. 2, doch' kerk-insütuut nr. 1. Het roomsche instituut n.l. is geen kèrk-instituut meer, zegt Calvijn. Al weet liij nog zoo goed, dat er heel wat geloovigen onder zijn. Dewelke dan ook eruit moeten gehaald worden. En men late zich evenmin van die daad afhouden door het lokbeeld der pluriformiteit, als mocht men zeggen: wij hebben in de roomsche kerk toch ook een zekere „forma" van het „wezen" der kerke; derhalve openbaart zich de „kerke" tiLer in de roomsche forma, en elders in de protestantsche „forma"; laat ons nu zingen. Immers; dat roomsche instituut is geen „forma", waarin hel „wezen" < ieir „kerke" uil-komt. Calvijn zegt het zoo. Ik weet, dat hij op - andere toestanden ziet, dan wij beleven. Ik weel echter óók, dat als er gepraat wordt over „hoeveel geloovigen er ergens nog zijn", ik dan bij menige roomsche creatie er meer vind, dan bij vele protestantsche van tegenwoordig, die het evangelie hebben weggefüosofeerd. Zoodat ik niet inzie, waarom, indien men op die manier de piuriformiteitsgedachte verdedigen wil, men de roomschen niet erbij zou rekenen. Als men dan echter maar niet meent, zoo iets met Calvijn te kunnen beredeneeren.

3 Trouwens, de kwestie „hoeveel geloovigen er ei-gens nog zijn" — ik zei het reeds vaker — is het criterium niet. Het Ujkt er volgens Calvijn niet op. Want in § 3 heeft hij het over den „verhuizenden" God. Niet over den pluriform-behuisden God. Men vergeve mij de zegswijs. In die § 3 spreekt hij over Israël. Hij citeert, gelijk ik in „De Ref." lang geleden deed, Rom 9—11. Die hoofdstukken zien op den tijd, toen het christendom zich in de wereld baan brak. Hoeveel geloovigen zouden er niet geweest zijn in Israël in den overgangstijd? Maar het instituut vervolgde, verwierp, wierp uit. Daar-

om „ontkent" Paulus, „dat die Joden, de vijanden der waarheid, de kerk zijn, ook al ontbrak hun niets, dat overigens kon verlangd worden tot de uiterlijke gestalte der kerk, en hij ontkent dat daarom, omdat ze Christus niet omhelsden.".

4. Voorts: „ketters en scheurmakers worden zij genoemd" (liaeretici et schismatici) die door het rnaken van tweedracht de gemeenschap der kerk verbreken" (§5). Vandaar, dat Augustinus schem-makers diegenen noemt, die „soms ook bij gelijkheid van geloof, den band der gemeenschap verscheuren" (I. L).

5. Heeft een instituut getoond, de zuivere belijdenis (professie) niet te kunnen verdragen, en komt er zoo door zijn schuld een instituut van trouw professie doenden tegenover het eerste staan, dan moet dat eerste, uitdrijvende, niet zich hooghartig als „wai-e" kerk handhaven, hetzq tegenover, hetzij naast die andere; men moet „eerst naar de zaak" (de „causa", lioe het op het MOMENT DER SCHEIDING stond) „onderzoek doen", voordat in een of andere richting over wettigheid of onwettigheid geconcludeerd wordt. Dat is tocli wel heel wat anders, dan wat tegenwoordig beweerd, wordt. Tegenwoordig constriieert men vaak met prof. Hepp het zóó: overal, waar de. Iioofdwaarheden der Schi'ift gepredikt en de sacramenten worden uitgereikt, is een ware kerk, al staat ze ook op een en dezelfde plaats tegen de andere over. Deze laatste meening neemt om zoo Ie zeggen, met den thermometer der „geestelijke" diagnose de temperatuur op van het gevestigd instituut, dat ik eens even bij een persoon vergelijk: hoe gaat het met den patient: koortsvrij, een klein beetje koorts, erge koorts, sterfgevaar? nog veel geloovigen, en veel goeie dominees, minder? etc. Calvijn echter vraagt: laten we eens kijken, hoe het — lang geleden — gegaan is, toen ze uit elkaar geraakt zijn; die thermometer lean voorloopig wel wegblijven. 6. Vanwege de ruimtever deeling bewaar ik een ander punt, n.l. dat van de „sporen" der kerk, der „kerken", welke er bij Rome (de „pausgezinden") zijn, tot de volgende week.

Be N. S. B.-Ieiders lasteren.

Enkele maanden geleden schreef ik hier over een N. S. B. vergadering, waai-in gesproken was over hel beweerde vrijmetselaarschap van den heer Musseri. Het was daar ontkend. Tegelijk fiphter, zoo sclireef ik, was op die vergadering iets beweerd, — volgens mij verstrekte verklaring

— dat slechts als groote laster te brandmerken viel. Ik concludeerde: indien men zóó met de .SHaariieid...omspringen.durit, is van die zijde geen bewering meer te gelooven.

Thans hebben de hoeren den moed, in hun krant te laten drukken, wat ze toen — volgens dat bericht — reeds in hun vergadering beweerden. Waarom gaat prof. Schilder de N. S. B. bestrijden? Paris vaut bien une mes, se, en een hoogleeraarsstoel aan de Vrije Universiteit is wel een anti-N. S. B.-campagne waard.

Dat deze vieze laster toevalligerwijze nu nee precies in dit geval voor ingewijden al te dwaas is, om op kenners van den toestand ook maar eenigen indruk te maken, bewijst, dat de lieden die zoo iets schrijven durven, niets weten van den toestand. En dat men aldus zijn „zaak" op de been houden moet, toont de zwakheid. Eerst werd mijn critiek op de N. S. B. door erkende figuren van gezag in haar midden (Utrechtsche vergadering) een „uitnemende critiek op brochure III genoemd". Men zou er winst mee doen. Later is geschreven: we komen er nog; op terug. Vervolgens: 'lis allemaal laiatasie en wetenschappelijke nonsens (echter ontbraken de argumenten). En nu gaan de heeren dommen èn viezen laster verspreiden.

En de vraag of zij zelf inderdaad een ethiek hebben, die met de christelijke identiek is, ontloopen ze, door aldoor over knderen te praten. E n . d a n hoe? Lasterende.

• - SaïUi ontslagen; een waarschuwing op tijd.

We hebben in ons land de N. S. B., die ons verzekert, dat ze de groote „hervormings"-(!)beginselen, die in Duitschland en Italië de nieuwe toestanden hebben gebracht, „in Nederlandschen geest" zal willen toepassen.

Bij de beweging loopen ook heel wat jongelui mee, die zich hebben laten vertellen, dat christendom en politiek met elkaar niets te maken hebben. Ten deele Jiebben zij deze meening ontleend aan de besciiouwingen van Karl Bartii.

Het moge voor hen een waarschuwing ter rechter tijd zijn, dat juist diezelfde Karl Barth dezer dagen van zijn hoogleeraarsambt is ontheven omdat hij niet precies den eed van trouw aan Hitler wilde afleggen, zóóals deze dit verlangde. Barth was desnoods bereid, het te doen, mits onder toevoeging van enkele woorden: hij wilde trouw zweren, zoover hij dat als christen kon verantwoorden. Maai' de dictatuur kent geen „quatenus", geen „inzooverre", wijl ze het hebben moét van de onderdrukking der gewetens. Hitler en Goering en dergelijken hebben zich nu eenmaal als dragers van den „a 1 g e m e e n e n w i i" gepresenteerd, en leggen zich nu op aan de massa. En nu Bartli — die ovei-igens niets revolutionairs in den zin heeft, en herhaaldelijk verklaard heeft niets tegen den nationaal-socialisUschen staat te zullen ondernemen — niet oen eed zweren kan, die hem dwingt tot het uitspreken van een onwaarachtigheid, nu moet zijn „bijzondere wil" zich eonformeeren aan den mythischen „algemeenen wil", of anders wordt ook hij aan liet lot van vele joden prijsgegeven.

Voor de velen, die op zooiets gewacht hebben, al vrij lang, is dit bericht geen verrassing. Zij welen al lang, dat in Duitschland een tj'rannie heerscht, die op haar laatste boenen vreest te loopen en dus steeds ondragelijker wordt. Sprak Charivarius eens — 'twas in den ooa-log — over „den algemeenen held-plicht", die was „ingesteld", in Duitschland „stelt men' den „algemeenen" apj)laus-plicht in.

Maar de jongelui, die van Barth gehoord hebben, dat godsdienst en politiek niets met elkaar te malven Jiebben? En die daarom zich werpen in de N.S.B.? Of dergelijke instellingen?

Zij zien hier, dat hun — te weinig begrepen — profeet Barth aan den lijve gevoeld heeft, dat volgens de dictatuur die den staat tot generaalverkrachter maakt, de politiek van dezen staat wel degelijk met het christendom te maken heeft. En dat hij het-christendom, dat, GEVERGD tot een uitspraak, bereid is tot zwijgen desnoods, maar niet tot liegen, den mond snoert.

Reeds eerder spralien we uit, dat de persoon Barth onzen eerbied heeft, hoezeer we ook zijn gedachten afwijzen. Dat blijve ook nu. Zéker is, dat indien Barth met zijn opvattingen inzake christendom en politiek in conflict komen moet met den dictator of liever met de kliek, die hem drijft, dit a fortiori het geval zal zijn wanneer onverhoopt nationaal-socialistische geweldhebbers met calvinisten Ie doen zouden krijgen.

Moge de roes nog tijdig gebroken worden bij hen, die op deze dwaalwegen verzeild zijn, maar voorts nog christenen zijn — van karakter. Er is in de tragedie, waaraan Barth ten offer viel, inzooverre iets goeds, dat ze de oogen opent. Als men niet geweten had, dat Barth een groote „gemeente" om zich heen verzameld had, men had reeds eerder toegeslagen in dit land, dat reeds zooveel mannen van wetenschap heeft afgedankt onder het huidige régime. Dat men het desondanks nu eindehjk toch gewaagd heeft, toont de consequentie van het „beginsel" en legt meteen de schem-en in de nationaal-sociaUstisehe behuizing bloot.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 november 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJKLEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 november 1934

De Reformatie | 8 Pagina's