GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Hos men geschiedenis schrijft.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hos men geschiedenis schrijft.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

In dit tweede artikel willen wij aantoonen, dat wat Dr J. G. Geelkerken schrijft over „De Gereformeerde Kerken in Nederland in hersteld verband", niet voldoet met name aan de eischen van volledigheid en objectiviteit, die aan goede geschiedbeschrijving gesteld moeten worden.

* Allereerst wil deze auteur aangeven de oorzaken, waaruit deze beweging is ontstaan, hetgeen zijn goed recht is. Daartoe wordt nagegaan, hoe het leven in de Gereformeerde Kerken na 1892 zich heeft geopenbaard. Beschuldigt men deze kerken van andere zijde van Neo-Calvinisme, vaii deze zijde verwijt men haar conservatisme, een niet-oplossen der problemen. Met name de problemen der leer van de Heilige Schrift, van de revisie derBelijdenisschriften en van de pluriformiteit der Kerk bleven principieel enpractisch onopgelost. Men erkende eenvoudig de gansche H. Schrift als 't Woord van God, hare inspiratie en gezag, echter zonder de vragen die daarmede gegeven zijn, nauwkeurig te verwerken. De oude Belijdenisschriften van de 16de en 17de eeuw werden onveranderd als kerkelijke belijdenis aangenomen en onderschreven (ook door Dr Geelkerken o.a. toen hij het predikambt aanvaardde. Aanteekening Kn.). Voor de organisatie der Kerk keerde men terug zonder meer tot de Dordtsche Kerkenordening van 1618—1619. De nadere ontwikkeling werd aan de toekomst toevertrouwd, kwam echter niet tot stand. Het bleef bij algemeene uitspraken en beloften. Als men dit zoo leest, dan krijgt men den indruk, dat onze Gereformeerde Kerken het zich van 1892 af zeer gemakkelijk gemaakt hebben. Ze waren den welvoldanen burger gelijk, die genoeglijk leefde van hetgeen de voorvaderen in moeizamen arbeid hadden verzameld. Wij achten deze voorstelling in strijd met de waarheid. De geschiedenis onzer Kerken vanaf 1892 in haar Synoden, in haar ontplooiing van activiteit op allerlei terrein is daarvan het bewijs.

Langzamerhand ontstond echter in de Gereformeerde Kerken een vooruitstrevende strooming. Zij wenschte de aangevangen reformatie door te voeren. Naast een verheldering over de Schriftvragen en een zich meer klaai-bewust worden over de verhouding der eigen Kerken tot de andere kerken, streefde deze richting naar een nieuwe formuleering der belijdenisschriften, een nieuwe ordening van het kerkelijk leven, een met nieuw leven bezield zijn der godsdienstoefening, in het bijzonder door de invoering van Nieuw-Testamentische liederen, een krachtigen arbeid op het terrein der Evangelisatie, een duidelijk getuigenis der kerk in betrekking tot de sociale en andere vragen van den nieuwen tijd en in het algemeen een opwekking van het geestelijk leven.

Men ziet^ hier wordt gegeven, wat men in de jaren, die weer voorbij zijn, verstond onder „de critiek" der jongeren, of onder de wenschen der „intellectueelen".

Helaas, tegenover deze vooruitstrevende, reformatorische strooming stond, zegt Dr Geelkerken, een andere, n.l. een conservatieve.

Laat ons zien in welk eigenaardig licht nudezelaatstestroomin.g door hem in zijn artikel wordt gesteld.

Deze conservatieve strooming was over het algemeen met hetgeen reeds bereikt was, geheel tevreden en afkeerig van iedere verandering.' Ofschoon zij sprak van een zoogenaamde „organische" Schriftinspiratie, hield zij zich nog altijd aan de verouderde „mechanische" woordeninspiratie. Ofschoon theoretisch de pluriformiteit der Kerk van Christus toestemmende, keerde zij zich practisch tegen iedere interconfessioneele samenwerking. Zoo waarschuwden de Generale Synoden dikwijls voor de Ned. Christen-Studentenvereeniging (de N.C.S.V.). (Laat Dr Geelkerken dan ook de motieven noemen, waarop dit geschiedde. Kn.)

En nu had daarbij deze strooming de algemeene leiding der Kerk vast in handen. Zij goot de massa van het Gereformeerde kerkvolk ANGST tegenover iedere verandering, vernieuwing (Neuerung) in en maakte zoodoende de nieuwe strooming voor dit volk verdacht. (O, wat een gangen der duisternis van die conservatieve stroomingI Kn.)

Maar die conservatieven deden nog meer. Z ij gingen hun volkje prijzen, pluimstrijken.

Wat had God niet gezegend! De groei der Kerken, de materiëele welstand, de staatkundige (politieke) invloed der Gereformeerde Kerken werden door hen geprezen en den volke voorgehouden. De kerkelijke prediking ontaardde daarbij in een veeltijds slechts op intellectualistische en scholastische wijze volgende uiteenzetting over het theologische systeem van Kuyper en van de van oudsher overgeleverde confessioneele formuleeringen. En de bekende kerkelijke organisatie verstikte langzamerhand 't gansche kerke 1 ij k e e n g e e s t e 1 ij k e leven. Dat geestelijk leven verstarde dan ook meer en meer in confessionalisme, uiterlijke kerkelijkheid, traditionalisme, formalisme en wereldgel ij kvormigheid.

Men ziel, het is nog al wat, dat Dr Geelkerken in zijn artikel den Gereformeerden nageeft. Er was en is niet veel goeds meer in die kerken. Wij moeten ook hier echter constateeren, dat de auteur in deze kenschetsing niet voldoet aan den eisch der objectiviteit, maar dien met voeten treedt.

Onder deze omstandigheden kon op den duur eenconflict tusschen deze twee stroomingen niet uitblijven. De eerste botsing ontstond in de Kerk van Amsterda m-Z u i d. En wel met Dr Geelkerken zelf naar aanleiding van een predicatie over Zondag 3 van den Catecliismus, waarin hij zeide, dat ons in Genesis 3 gegeven is de mededeeling Gods van de historische gebeurtenis van den zondeval, maar dat de juiste opvatting van de bijzonderheden, als bijv. het spreken van de slang, het wezen van de slang, de beteekenis van de twee boomen in het Paradijs moeilijldieden boden. (Waarom geeft Dr Geelkerken naar eiscli der volledigheid en der objectiviteit hier niet de coupure, gelijk hij deze aan de classis Amsterdam overhandigde? Kn.)

De klacht tegen deze uitlating bereikte, nadat de aanklagers door den Kerkeraad in het ongelijk waren gesteld, de classicale vergadering van Amsterdams Kerken. In eerste instantie sprak ook deze den prediliant vrij. (Is dit zoo? Wij weten op grond van officiëele bescheiden, dat de klacht om formeele redenen door de classis terug verwezen werd naar den Kerkeraad van Amsterdam-Zuid, daar deze de zaak naar de opinie der classis nog niet afgehandeld had. De classis ging daarom op den materiëelen inhoud der aanklacht toen nog niet in. Dat is heel wat anders, dan dat de classis in eerste instantie den predikant vrijsprak. Kn.)

Na een korte uiteenzetting der verdere kerkelijke procedure volgt dan een uitspraak, dat de eisch der Generale Synode van Assen 1926 om de bekende verklaring te onderteekenen, o n g e-hoordenniet op de Belijdenis, noch op de Kerk e norden ing gegrond was. De afzetting van den predikant en van het deel van den Kerkeraad, dat het met hem eens was, geschiedde met een machtsaan wending, die alleen uit wederrechterlijken grond opkomen kan. Men ziet, hoe Dr Geelkerken hier de Synode van Assen aan het wereldpubliek, dat „Ekklesia" ter hand neemt, voorstelt. Diat waJs een Synode, die tegen alle recht in handelde met een wellustig machtsmisbruik.

Die Ver dere ontwikkeling in en na 1926 wordt dan in dezer voege beschreven.

In het land verwekten de besluiten der Synode opzien en verontrusting, binnen en buiten den kring der Gereformeerde Kerken. Velen maakten hun bezwaren kenbaar: hun confessioneele bezwaren, daar de Synode op eenmaal den Kerken een dogmatische opvatting opgedrongen had en aan haar vaststelling van de uitlegging van de vier bijzonderlieden in Genesis 3 gelijke autoriteit als aan het Woord Gods had toegeschreven; ook kerkrechtelijke bezwaren, daar de Synode tegen de Kerkenordening in de zelfstandigheid en de recliten der plaatselijke Kerk had terzijde geschoven. (Wie het dogmatisch en het kerkrechtelijk rapport, ter Synode uitgebracht, leest, zal anders over deze zaken oordeelen. Kn.)

Die vorming van het „hersteld Verband", te beginnen met de kerken van Amsterdam-Zuid en Zandvoort, wordt dan beschreven, 't Begon zoo hoopvol, 't Gansche land was in beweging. Maar ach, VELEN begonnen zich ook te verbergen, toen het beslissende oordeel van de Synode gepubliceerd werd en deze overal de strengste maatregelen trof, om die beweging te stuiten. Meerdere predikanten pasten zich angstig en trouweloos aan de besluiten van de Synode aan, „onder behoud van hun eigen", maar niet verder uitgesproken „meening". (Namen noemen. Dr Geelkerken! Kn.)

* Het laatste gedeelte van het artikel van Dr Geelkerken bevat de geschiedenis dezer kerkengroep. Diebeschrijvingdaarvanis niet vrij van zelfingenomenheid en overschatting, dus ook in strijd met den eisch der objectiviteit.

dus ook in strijd met den eisch der objectiviteit. Deze kerken nemen naar de meening van den auteur wel een zeer bescheiden plaats in onder de Protestantsche kerkelijke gemeenschappen, maar ze zijn een groep, die voor de gezondheid vanhet Gereformeerde leven in Nederlandnietzonder beteekenis is. Den lezers moeten hierbij toch eenige vragen naar boven komen, als zij daarbij vernemen, dat de K e r k van Amsterdam—Zuid, die nauw verbonden is aan den persoon van Dr Geelkerken, alleen 3400 leden telt, terwijl de 24 andere kerken, tot deze behoorende, samen 2600 leden tellen (doop-en belijdende leden samen). Heeft dit, nu de beweging reeds een 8-tal jaren oud is, niets te zeggen, daar zij aangekondigd was als een beweging van nieuw geestelijk leven? Wij weten, hoe klein de kringetjes en de kringen zijn in de versciiillende plaatsen in ons land. Maar dat weet men buiten ons land niet. Uitbreiding werd niet gevonden. Krachtsontplooiïng bleef uit.

Toch wordt daartoe door Dr Geelkerken in zijn artikel nog een poging gedaan.

Daartoe geeft hij eerst, wat het confessioneele standpunt betreft, letterlijk de verklaring zijner kerkengroep van 3 Maart 1931, die handelt over haar standpunt ten opzichte van de H. Schrift, de Kerk en de Belijdenis.

Deze kerken verdedigen dan ook naar zijn meening de orthodoxe gereformeerde leer, maar (hier komt weder een „Seitenhieb") lijden niet aan versteening in conservatisme; integendeel (hier komt weder de lofprijzing van eigen huis), daar slaat in hen een frisch kerkelijk en theologisch leven. En niet alleen de predikanten, maar ook „het Kerk vol li" neemt levendig deel aan de BRANDENDE TIJDVRAGEN. Nu, wat het eerste betreft, wij lazen onlangs, dat de Kerk van Amsterdam—Centrum, die toch eenige honderden leden telt, in dezen zomer des Zondagsavonds maar niet meer in godsdienstoefening samenkwam. En wat de deelneming aan de brandende tijdvragen betreft, dit geschiedt zeker onder de leiding van Dr Geelkerkens ambtgenoot ter plaatse, Ds J. J. Buskes, in de richting van de beginselen der „Christendemocratische Unie".

Na de m'ededeeling, dat een nieuwe Kerkenordening in voorbereiding is (dit schijnt niet zoo gemakkelijk te gaan, als men wel dacht, Kn.) volgt de bekendmaking, dat deze kerken tegenover den Staat geheel vrij zijn, geen financiëelen band met dit lichaam hebben en alles zelf bekostigen. Moet dit den indruk wekken, alsof dit met de oude Gereformeerde Kerken anders gesteld is?

En eindelijk moeten o.a. als teekenen van het nieuwe geestelijk leven gelden:

a. het contact met andere kerkengroepen. P r e-dikantenvan andere kerken mogen in deze kerken zelfs godsdienstoefeningen houden, als maar zekerheid aanwezig is, dat niet tegen de leer gepredikt wordt.

b. het in gebruik nemen, naast de psalmen van een nieuw gezangboek met 288 liederen, „een teeken van het frissche, energieke leven in deze kleine, maar „tatkraftige" kerkengroeij". Nu, dan is het frissche, energieke leven uit onze oude Gereformeerde Kerken ook gelukkig nog niet geweken, want zij hadden reeds van oude tijden af „Eenige Gezangen", die thans uitgebreid zijn tot 29 liederen met 134 verzen.

Wij moeten concludeer en, dat de g e - schiedbeschrijving en uiteenzetting an de hand van Dir J. G. Geelkerken in ijn artikel „D, e Gereformeerde Kerken in Nederland in hersteld verband" n „Ekklesia", niet volledig en niet ol> jectief is en daarom in strijd met den opzet n bedoeling van de uitgave van dit werk. Hetgeen te betreuren is.

B. A. KNOPPERS.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 december 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Hos men geschiedenis schrijft.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 december 1934

De Reformatie | 8 Pagina's