GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

OPVOEDING EN ONDERWIJS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OPVOEDING EN ONDERWIJS

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Godsdienstige Ontwikkeling en Godsdienstige Opvoeding volgens de Individual-Psychologische School.

III.

De uitspraak aan het slot van het vorige artikel:

Door het instinct tot zelfbehoud ontstaan de conflicten van jongs af aan als van zelf, vereisclit eenige nadere toelichting.

Het is n.l. niet zoo dat men zeggen mag: het instinct tol zelfbehoud of het ik-gevoel is de oorzaak der conflicten of: het kwaad zetelt in dit ikgevoel. Want dit ik-gevoel is op zich zelf evenmin zedelijk bepaald als het gemeenschapsgevoel.

Dat er spanning is tusschen deze beide gevoelens, spreekt wel van zelf, maar ook dit wil niet zeggen: deze spanning veroorzaakt dus het kwaad (conflict).

In tegendeel, het is juist deze bipolariteit, die het leven in stand houdt en die door het leven ook nooit te overwinnen is.

M.i. mag men dan ook niet zeggen (zooals wel dikwijls gedaan wordt): het doel van de Ind.ps. is het ik-gevoel te onderdrukken of te vernietigen. Immers het „leven" geeft ze als 't ware beide en daarom zijn ze ook beide noodig. De mensch moet individualist en universalist zijn. (Ronge, a. w. bladz. 159)

Wil een mensch zich ALLEEN laten gelden, dan leidt dit tot vernietiging van de gemeenschap en dus ook van hel individu; maar daar staat tegenover: ALLEEN het gemeenschapsgevoel leidt tot vernietiging van het individu en dus ook van de gemeenschap.

Zoowel de uilsluitende heerschappij van het eene als hel andere principe is strijdig met het leven.

We hebbeu deze beide eenvoudig Ie aanvaarden zooals ze door hel leven gegeven worden.

Maar hel voorname punt is dit: deze ik-gevoelens moeten zóó geleid worden, dat ze in dienst komen van de gemeenschap!

En het leven heeft ook hiervoor gezorgd, want de oorspronkelijke richting van de ik-gevoelens voert lot de gemeenschap.

We hebben dus in ons leven slechts te zorgen dal dit zoo blijft. Alzoo geen vernietiging van het ik-gevoel, maar hel dienen laten. .

Een mensch inschakelen in de gemeenschap en wel zoo, dal hij verslaan leert of misschien nog beter, verstaan blijft, hier ligt mijn levensdoel en daarom ook mijn levensgeluk.

"Was deze inschakeling nu even gemakkelijk als deze theorie duidelijk is, dan was er zeker nooit een Ind.ps. ontstaan.

Maar hier komen de moeilijkheden en er komen vele! Want die inschakeling gaal niet zoo eenvoudig en het ik-gevoel begint zich te laten gelden. Op zich zelf is dit best, want het moet ook; maar al heel spoedig verlaat hel den weg die naar de gemeenschap voert en het stelt zich eenzijdig in dienst van liet individu; hel gaat de belangen van den enkeling najagen; belangen die slechts den enkeling dienen en hier is het kwaad geboren.

Dat ontstaan van hel kwaad evenwel gaat tot op zekere hoogte eigenlijk als van zelf; wel kan de opvoeding hier veel aan toe doen; hel leeuwendeel van de schuld mag gerust op rekening van de verkeerde opvoeding geschreven worden; daar komen bij, of daar zijn in begrepen, milieu-factoren als voornaamsle medeschuldige (erfelijkheid komt niet in aanmerking), maar toch het begin ontstaat ook bij de beste opvoeding en het beste milieu.

Beschouwen we eens een obgenblik het jonge kind.

Zoodra hel gaat onderscheiden tusschen zichzelf en de buitenwereld, kunnen we spreken van het ik-gevoel. Maar wat het kind dan als ik-gevoel leert kennen is vooral een besef van kleinheid, van hulpeloosheid, van afhankelijkheid. Zoo beleeft hel kind zijn minder-waard zijn.

Het kind is er natuurlijk ver van daan dit zoo te beredeneeren, het neemt het niet bewust waar, en toch is die beleving, dit minderwaardigheidsgevoel aanwezig. Dat het inderdaad zoo is kunnen we zien als we letten op de doelstellingen van lie' kind; hel streeft in alles naar BOVEN, omdat het zich beneden gevoelt. Dit naar boven-willen, dit streven naar compensatie van het minderwaardigheidsgevoel, noemt Adler hel geldingsstreven.

Noch hel minderwaardigheidsgevoel, noch het geldingsstreven zijn dus in dezen zin genomen verkeerd. (De term minderwaardigheid wordt nog wel eens onjuist verstaan, omdat in ons gewone taalgebruik aan uitdrukkingen als „minderwaardig schepsel" en „minderwaardige handelingen" een zedelijke veroordeeling verbonden is; daarom hel>

]jen sommigen eenigszins bezwaar tegen dezen terra en zouden hem bijvoorbeeld' willen vervangen door „inferioriteitsgevoel"; aldus Ronge a.w. bl. 82, maar hij handhaaft toch den gewonen term; Kuipers spreekt in zijn bewerking van J. li. Bavincks Inleiding in de Zielkunde van het minusbesef, maar het valt op, dat hij het minus-besef vrijwel uitsluitend in den ongunstigen zin van het woord neemt; m.i. te uitsluitend.)

We herhalen nog eenmaal: het geldingsstreven is op zich zelf niet verkeerd. Het kind moet zich wel laten gelden, wil het tot ontwikkeling komen. Het zoekt zoo zijn plaats in de gemeenschap; en het mindcrwaardigheidsbesef is daar de prikkel voor.

Daarom kan Ronge (a.w. bl. 82) ook zeggen: volgens de Ind.ps. is het minderwaardigheidsgevoel de nuttige en noodzakelijke beleving van de spanning tusschen de eisciien, die een schadelijke werkelijkheid aan den mensch stelt, en het ontoereikende der middelen die hij daar tegenover meent te kunnen stellen".

Toch is het mot het geldingsstreven zoo: er is maar weinig noodig, of het wordt ongezond; ja het is eigenlijk de grootste vijand van de gemeenschap en dus ook van het individu. Zoodra dit streven dienst gaat doen slechts voor den enkeling, wordt het gemeenschapsgevoel geremd en wordt de mensch geïsoleerd; de aanpassing, de inschakeling is mislukt.

Zoo'n ongezond geldingsstreven, (het najagen van het verkeerde doel) ontstaat het meest, zooals we al gezegd hebben door een slechte opvoeding en vooral verwenning en verwaarloozing kunnen hier veel bederven. Nu doet zich het merkwaardige feit voor, (dat ook de Ind.ps. niet ontkennen zal), dat tot nu toe ieder mensch in zekeren zin geïsoleerd is; een ideale opvoeding is tot nu 'toe nog niet gevonden, want bij dit geval zou het kind als gemeenschapswezen zich ook harmonisch in^ de gemeenschap ontwikkelen; het zou de juiste aanpassing elk oogenblik vinden, het zou volmaakt zijn. Een zuiver voorbeeld voor anderen om naar Ie leven.

Dit geval heeft zich evenwel nooit voor gedaan; en tiet zal zich practisch ook nooit voordren; we moeten alleen maar zoeken het hoogste te bereiken. Adler zegt zelf: „Wir füiiren von gröszeren Irrtümern auf kleinere zurück." Maar verder komt men niet; verder kan men ook niet komien; dat laat het „leven" niet toe. Ondanks haar schijnbaar optimisme en haar moed is toch ook de Ind.ps. evenals de Pisychanalj'sc in den grond der zaak pessimistisch.

Een mensch zal zijn ik-gevoel nooit geheel In dienst van het gemeenschapsgevoel kunnen stellen; er moet strijd blijven tusschen die beide, want anders is geen leven mogelijk. Die strijd is in elk menschenleven; die strijd was, volgens Ronge ook in onzen Heiland.

Letterlijk zegt Ronge (a.w. bl. 160) het volgende:

„Ook aan Jezus, den volkomen mensch, wordt in den bijbel een minderwaardigheidsgevoel en een compenseerend streven naar macht toegekend.

Nadat hij door Johannes gedoopt is en veertig dagen in de woestijn gevast heeft, wordt hij door den duivel (zijn ik-gevoel) verzocht. Hij ziet dan in een oogwenk alle koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid en de duivel zeide tot hem: „U zal ik deze geheele macht en de heerlijkheid dier rijken geven; indien gij mij aanbidt zal dit alles het uwe zijn." Alleen omdat ook voor Jezus de verleiding en daarom de keuze bestond, werd zijn lijden tot een daad en zijn dood tot een overwinning".

Wij willen op deze uitspraak nu niet nader ingaan, maar merKen wel op: Er zijn nog altijd personen en kringen, die meenen dat de bijbel gebruikt worden mag naar eigen believen; wat Ronge hier aanhaalt zal hij nergens in den bijbel Jiunnen vinden; om de eenvoudige reden, dat de bijbel nergens den duivel voorstelt als iets in den mensch of iets van den mensch (dus ook niet van den volkomen mensch Jezus), maar altijd' als de groüte vijand van den mensch, buiten den mensch; als de groote tegenstander.

En het ik-gevoel is toch zeker niet altijd onze tegenstander; in elk geval, zooals we uit Ronge zelf hebben aangetoond, een tegenstander zonder wien we niet leven kunnen. Maar de duivel is volgens den bijbel een tegenstander met wien wij nooit samenleven kunnen; ja MET wien we niet leven kunnen.

Men moest den bijbel liever niet citeeren, dan te tracbten op een dergelijke wijze propaganda te maken voor zijn leer.

De bedoeling is om aan te loonen, dat de Ind.ps. en het Christendom tot „ongeveer" dezelfde resultaten komen.

Met name dit „ongeveer" is teekenend.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 januari 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

OPVOEDING EN ONDERWIJS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 januari 1935

De Reformatie | 8 Pagina's