STEMMEN UIT ONZE KERKEN
Geachte Redactie,
In 't Januarinummer van 't Chr. Geref. Tijdschrift „De Reformatie" van 't jaar 1839 vond ik een artikel behelzende de doopbeschouwing van den bekenden Ds Th. V. d. Groe, indertijd predikant te Kralingen, schrijver van eükele populaire practicaal-godgeleerde werken.
Inzonderheid trof mij zijn verklaring van de veelbestreden uitdruiking in ons doopsformulier: „dat onze kinderen in Christus geheiligd zijn".
Mag ik en wil u ze hier even doorgeven? Van der Groe zegt daaromtrent:
„Eindelijk wat aanbelangt die vraag, welke in het Sacrament des Doops aan de ouders geschiedt, of zij niet bekennen, dat onze kinderen in Christus geheiligd zijn enz. Daaromtrent moet wel worden aangemerkt, dat deze vraag niet gedaan wordt algemeen, omtrent alle kinderen die uiterlijk gedoopt worden; ook niet omtrent dat kind, of die kinderen, in het bijzonder, die ten doop gepresenteerd worden; maar deze vraag geschiedt, omtrent onze kinderen in 't gemeen; dat is, omtrent de kinderen van ons, geloovigen, die in Gods verbond zijn.... tot dewelken de belofte Gods behoort. Aangaande deze onze kinderen wordt gevraagd, of wij niet gelooven, dat zij als ware bondgenooten Gods, in Christus geheiligd zijn.... Dit nu 'kan niemand ontkennen, of hij zou Gods Woord en waarheid moeten tegenspreken.
Wat nu aangaat dit ons kind, of kinderen, die wij ten doop presenteeren, daarvan kunnen wij in 't bijzonder niet zeker weten, of zij waarlijk in Gods verbond zijn of niet; maar (spat. van ons) g e 1 o o v i g e ouders moeten dit, volgens de beloften Gods, daar evenwel voor achten en houden, dat deze hun kinderen ware verbondelingen Gods zijn, .... en zij moeten dezelve ook als ware bondgenooten Gods opvoeden.... en indien hun kinderen in hun vroege jeugd, hetzij voor of na den Doop komen te sterven, moeten zij achten dat dezelve zalig zijn, omdat zij in Gods verbond zijn geboren".
Tot zoover v. d. Groe. In extenso zegt hij dus: I. De term „o n z e kinderen" beteekent niet alle kinderen der gemeente hoofd voor hoofd, maar die der geloovigen in 't algemeen. (Zooals wij bijv. zeggen: Dit of dat volk is Protestantsch, maar dit óók niet hoofd voor boofd bedoelen).
II. Dat godvruchtige ouders echter hun kinderen voor ware bondgenooten hebben te houden en o p grond van die beschouwing- of onderstelling ze naar den eisch des verbonds hebben op te voeden.
Met dank.
Uw lezer.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juni 1935
De Reformatie | 8 Pagina's