GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Wat is Gereformeerd"?

Een lezer zendt mij onder poststempel Amsterdam of Rotterdam (het stempel is onduidelijk), een exemplaar van „De Hollandsche Zendingsbode", 27e jaargang No. 331. Blijkbaar wordt liet mij toegezonden opdat ik in deze rubriek een artikel „Wat is Gereformeerd? " zou citeeren. Maar, al wordt het er niet bij gezegd, men vindt met onbeteekenende wijzigingen heel het artikel in de „Gezamenlijke Geschriften" van Prof. Dr Is. van Dijk, Noordhoff, Groningen, deel V blz. 435—437. t

Hoe werkt de kerk op niet-kerkelijke bewegingen christelijk in?

Te Woudschoten is onlangs een z.g. oecumenische theologenconferentie gehouden. Blijkens mededeeling van Ds .T. J. Buskes in „Overtoomsche Kerkbode", stelde Ds A. G. H. van Hoogenhuyze de vraag: .

of het niet christelijk is te zoeken op een nieuwe beweging christelijk in te werken. Stelt de kerk zich zonder meer tegenover een nieuwe beweging, dan is zij ook zelf oorzaali, dat deze nieuwe beweging zich tgenover de kerk gaat stellen.

Wederom volgens Ds Buskes gaf Prof. Dr J. de Zwaan een antwoord op de vraag. Wij lezen:

Prof. Dr J. de Zwaan gaf op deze vraag dit antwoord: een christelijk inwerken op een beweging geschiedt niet, doordat de kerk zich in zulk een beweging beweegt, maar geschiedt, wanneer de kerk haar eigen getuigenis onverminderd en onverzwakt bewaart en handhaaft.

Het antwoord van Prof. de Zwaan mag wel eens nader overdacht worden, ook door Gereformeerden, zoo vaak ze denken over Buchman-beweging, Leger des Heils, anti-militairisme, of... afwijkende meeningen in eigen kring.

Parafrase van Galaten 3 : 1—9.

Ds C. Vonk vervolgt in „Schiedamsch Kerkblad" zijn parafrase van Galaten. Thans komt aan de beurt Hoofdstuk 3 : 1—9. Wij citeeren het heele stuk:

(1) O Galatiërs, wat zijt gij toch eigenlijk vreeselijk dom! Wie heeft zoo'n weergaloozen invloed op u kunnen uitoefenen, dat hij u zoover kreeg?

Maar menschen, ik heb toch, toen ik bij u was, van den Heere Jezus zoo uitdrukkelijk medegedeeld, dat Hij gekruisigd is! Gekruisigd! Ik heb Hem u a.h.w. laten zien als een gekruisigde! En kruisigen — dat i s wat! Denkt u, dat men. zich zóó maar laat kruisigen? Voor een kleinigheid? Om zoo 's i e t s te beteekenen? Neen, natuurlijk niet; om alles te beteekenen. De herinnering van Christus' kruisiging alleen al had u genoeg moeten zijn om tot de dwaalleeraars te zeggen: neen, gij hebt ongelijk. Christus' verschrikkelijk kruis roept 't veel te duidelijk uit, dat Zijn werk niet behoeft te worden aangevuld door óns.

(2) Want ik weet het wel. Men heeft u aangepraat, dat Jezus alleen niet genoeg is. Daar moet nog iets van den mensch bij. Stipte onderhouding van wetsbepalingen uit de vroegere bedeeling. En voldoening aan die condities zou ons pas recht geven op het kindschap van Abraham. Maar dan zal ik u eens bewijzen, dat dat een groote leugen is.

Dat zal ik u eerst eens bewijzen uit uw eigen verleden.

Want geef mij nu maar eens antwoord op déze vraag: toen ik tot u kwam, waart gij heidenen. Maar toen heeft de Geest van Christus onder u intrek genomen. Ook in het Galatische heidenland kwam God met Zijn Pinksterbedeeling; met den Geest, die Christus predikt. De gaven en krachten van dien Geest zijn gebleken. .Welnu, nu moet gij mij maar 's zeggen: hebt gij dat voorrecht ontvangen, omdat God zag._

gij zoo nauwkeurig alle wetsbepalingen naleefdet, óf omdat gij, hetgeen gij toen van mij hoordet, n.m.l. Jezus Christus en dien gekruisigd, geloovlg hebt aaugenomen?

I Die vraag spreekt voor zichzelf, nietwaar? Gi] waart Iheidenen en het was enkel genade. Het was te danken laan den Geest van Christus, die 'talles uit Christus Ineemt om het ons te schenken. (3) Maar daarom, hoe fkomt ge zoo dom? Nu zijt gij zóó begonnen! Door ïwerking van den Geest, die immers aan de heidenen de gerechtigheid-door-Christus'-kruis-alleen laat verkondigen. Wilt ge nu de rekening nog eens laten sluiten door uw gerechtigheid te zoeken m 't v in lees uw oh? lichaam, Ja, dat omdat noem gij ik: immers in '* •vlees< ; h'__^ameli]k die leugenaars gelooft, die beweren, dat gij voor God toch nog met rechtvaardig zijt, tenzij gij eerst zekere regelen na- •'^ komt, die alle betrekking hebben op uw lichaam, o uw vleesch: besnijdenis, spijswetten, reimgingswetten, enz (4) Is dat dan voor niets geweest, dat gi] zoo 'groot een voorrecht van den Heere hebt ontvangen? Weest maar op uw hoede, want wij ontvangen van God nooit iets voor niets. Zoo wij Zijn weldaden verachten, zal onze straf des te zwaarder zijn. (5) Dus om op uw eigen verleden terug te komen, God ver- " leent u de bedeeling des Geestes en Hij werkt krachtig onder u. Welnu, nu vraag ik: doet de Heere dat, ' omdat gij door onderhouding van wetsbepalingen u dat zoo waardig hebt gemaakt óf is dat gegaan in den weg van uw geloovig vertrouwen op wat gij van mij hoordet?

(6) Och, ze willen u den naam van Abrahams kinderen betwisten, maar wil i k u eens wat zeggen? Het is met u juist op precies dezelfde manier gegaan als met Abraham en gij zijt daarin juist echte kinderen van Abraham gebleken. Want wat lezen we in Gen. 15? Abraham heeft God vertrouwd. Hij heeft den Heere op Diens Woord geloofd en in den weg van dat geloof heeft hij Christus' gerechtigheid ontvangen.

(7) En dus, nu ziet gij 't eens. Ziet het aan Abraham en ziet het aan uzelf. Abrahams kinderen zijn wij juist niet door iets, dat wij heel „zwaar" en „vroom" doen, maar als wij gelooven. Gelooven. God op Zijn Woord gelooven, zooals gij dat hebt gedaan, toen ik tot u kwam en u van Jezus' kruisiging om onze zonden vertelde. (8) Dat is de aloude regel en merkt dus eens o, Galatiërs, hoe zij ongelijk hebben, die durven zeggen: o neen, vertrouwen op 't Evangelie van Jezus Christus is nog niet genoeg; daar moet nog wat bij; dan moet gij u nog 't vleesch laten besnijden, enz." Leest de Heilige Schrift er op na. Die bewijst u hoe weinig vleeschelijke afstamming er toe doet en hoezeer z ij ongelijk hebben, die zeggen: „neen, men moet van Joodschen bloede zijn óf zich hebben laten besnijden enz. en dan is men pas Abrahams kind". Dat is niet waar. Want toen God eertijds aan Abraham Zijn belofte gaf, wist Hij wel, dat eens de tijd zou aanbreken, dat ook volken, die niet van Abraham afstamden, zouden gerechtvaardigd worden, alleen, omdat zij God geloofden. Welnu, God heeft dan ook dit aan Abraham als Evangelie verkondigd: in u zullen gezegend worden alle, alle de volken. (9) Zoodat gij ziet, dat 't Evangelie nooit zóó geweest is, dat ras en bloed, vleeschelijke afstamming van Abraham enz. beslisten. Neen, ik beweer eigenlijk niets nieuws, 't Is altijd al zoo geweest. Met Abraham zélf ook al. Abraham heeft geloofd en is gezegend. En zoo is 't met u en met ieder: die gelooft, die wordt gezegend, op precies gelijke manier als eenmaal Abraham.

Over Thomas h Kempis en de navolging van Christus.

Verleden week schreven wij over de navolging van Christus, en noemden in verband daarmee een uitgever, die het boekje van Thomas a Kempis als premie uitlooft. Op denzelfden dag waarop ons artikel uitkwam, verscheen „Schiedamsch Kerkblad", waarin Ds C. Vonk schrijft:

Zou de Galvinistisohe redactie van dit a.s. Calvinistische "Weekblad dit nu weten? Het valt te vermoeden. Hoe weet i k het anders? Uit een advertentie in „De Heraut".

Maar een Calvinist zal toch op geen manier de verspreiding van zulk een kettersoh geschrift voor z'n verantwoording durven nemen?

Art. 55 der D. K, O. luidt: „Tot wering van de valsdhe leeringen en dwalingen, die door kettersche geschriften zeer toenemen, zullen de dienaars en de ouderlingen de middelen gebruiken van leering, van wederlegging, van waarschuwing en van vermaning, zoowel bijl den dienst des Woords als bü de christelijke onderwijKing en bij het huisbezoek".

Of zou genoemde redactie mogen zeggen: nu ja, maar dat is zaak van de administratie? Dat is nu eenmaal „Geschaft". — Maar dat zou al heel on- Calvinistisch wezen om één terrein uit den allesbeheerschenden kring van ons beginsel af te zonderen.

Dat doet ze niet. Zij zal moeten zeggen: non tali auxilio. Van zulke hulp ben ik niet gediend.

In verband daarmee herinnert Ds Vonk aan de hoofdartikelenreeks van Dr Kraan en daarna van Ds C. Veenhof in ons blad: „Buchman-beweging" en „Evenwicht of Waarheid":

Ze waren geen van beide te spreken over het Christendom, dat geest stelt in d© plaats van Geest en woord in de plaats van Woord, eigen gedachten in de plaats van Gods gedachten. En de tweede referent u o e m d e zelfs < ook met zooveel woorden, in mis- Prijzenden zin, het boekje van „Thomas van Kempen".

Welnu, dit alles hehhen die Gereformeerde mannen, bovenbedoeld, gelezen.

Denkt men nu, dat zij ook niet eens wat g'aan denken?

Men moest het, zegt Ds Vonk, onzen gereformeerden menschen niet zoo moeihjk maken. Ik ben het met hem eens.

Een „mstschip".

In het „Kerkbeurtenhlad" van de Hervormde Gemeente van Amsterdam, deelt Ds H. Bakker iets mede over een „rustschip", dat in Amsterdam op instigatie van Dr de Vrijer gebouwd is. Wij lezen:

'n Rustschip in de oude Binnenstad.

Om zwakke, ziekelijke menschen, vooral ook kinderen, anders verkwijnende in sc'hamele, licht- en luchtlooze kamertjes —• ten spijt van Woningwetten, Inspektie en wat niet al moet ge dat juist in de Binnenstad eens gaan 'zien —, eens goed te voeden, en te verzorgen.

Even later:

Vier uur stond de Wijifcdominee op van zijn stoel en vertelde ons van de geschiedenis, aan zijn rustschip verbonden. Van al de hulp, bij het tot stand komen ontvangen. Alles, tot zelfs de sdheepslantaam en de inhoud van de porseleinkast, was geschenk. Inderdaad, een vloedgolf van vriendelijkheid, niet alleen door belangstellende gemeenteleden bewezen, maar ook van allerlei gemeente-autoriteiten genoten. Zelfs de sclhoonheidscommiasie, die natuurlijk ook een woordje had mee te spreken, had geen balken op de rails gelegd. Trouvrens, Amsterdam is een bezienswaardigheid rijker geworden; en het stadsbeeld is op de hoogte van Irene kleur- en bloemrijker dan ooit geworden.

Het schip heet „Ingeborg". Waarom? Men leze:

Na dit geschiedverhaal volgde met een paar woorden de installatie van Zuster Gezina Vos. Nog werd de naam „Ingeborg" toegelicht. Neen, niet „de Ark" of „de Reddingsboot" of.... Maar waarom dan juist „Ingeborg"? Zoo heette de - dochter van Prof. Kohlbrügge in Utrecht, die aeer veel had gedaan voor een clubhuis of rusthuis in de buurt van Amersfoort, waar den vorigen zomer een 80 meisjes, allemaal awakjes, uit de Wijk een heerlijke week van rust en ontspanning hadden genoten. Helaais! toen het rusthuis klaar iras, was zij, idle er zich zóó voor had ingespannen, gestorven. Ken bloem, in vollen bloei, geknakt. „Ingeborg", die naam hooidt de gedachtenis aan één, die lust aan armen en zwakken had, levendig.

Zijne Majesteit geschapen op een achtermiddag.

De heer N. Baas schrijft in „Amsterdamsche Kerkbode":

Men heeft wel eens gevraagd, waarom, die Schepping in zes dagen? Achter die vraag kon dan wel eens schuilen een zéker hoogmoedig ongeduld: Al die bijzalen hebben toflh geen zin, het gaat alles maar om den mensch. En die mensch is voor negen tiende dan ook weer onbelangrijtj 'het gaat per saldo alleen om zijn ziel.

Maar God laat het vijfmaal avond en zesmaal morgen worden, vóór de dag van des mensöhen schepping aanbreekt en op dien dag is hij' nóg niet hel eerste sdhepsel, dat uit Gods vingeren voortkomt. M}aar als u mij die uitdrukking vergunnen wilt: op een achtermiddag 'heeft God den miensch geschapen uit het stof der aarde. Zou Goji ons daarmede ook niet willen leeren, dat de planten- en dierenrij'ken maar niet een zekere entourage zijn voor Zijne Majesteit den mensch?

Het woord van den heer Baas is teekenend. Binnen het raam van zijn eigen bedoeling is het dus volkomen juist. Anders zou men het óók zóó kunnen zeggen: de mensch is geschapen vlak vóór den sabbath: toen h ij er was, kon de sabbath beginnen.

Men leze dus het in zijn verband raak typeerende woord van den schrijver naar zijn aard, en lette op de eigenlijke bedoeling.

Over het preekboekje;

Ds B. Telder schrijft in „Gereformeerde Kerkbode Noord-Brabant en Limburg", dat z.i. op den duur het preekboekje een ding is om van los te komen:

Als we nagaan, hoeveel tijd 'het uitschrijven van twee goedverzorgde preeken iedere week kost (toch wel 12 volle uren), en hoeveel tijd in een middelmatige en groote gemeente voor de verzorging van twee preeken practisch overblijft (hoogstens IV2 a 2 dagen), dan ziet ieder aanstonds in, dat voor de Schriftstudif» en Sohriftexegese, voor het graven in en bezig zijn met Gods Woord aleer men tot het opschrijven van de preek komt veel te weinig tijd overblijft. En dat is het, wat èn voor den prediker èn voor de gemeente van zoo'n geweldig groot belang is. De prediker moet ruimschoots tijd hebben O'm zich geheel in de Schrift te verdiepen. Niet maar een uurtje voor exegese en homiletische interpretatie, m'aar zeker een volle dag met Gods Woord bezig zijn, daarin leven, daarin verkeeren, de tekst bezien in heel het Schriftverband en de lichtstralen van het volle, rijke Woord Gods op te vangen over de bepaalde boodschap, die hij des Zondags aan de gemeente heeft te brengen.

Dan eerst kunnen de schatten boven komen, die hij straks als Schriftgeleerde, in het Koninkrijk der Hemelen onderwezen, aan de gemeente heeft vooi te houden. Dan eerst kan de boodschap Gods als een vuur branden gaan in zijn beenderen. Dan eerst wordt hy getrokken naar den preekstoel, niet zoozeer om aan de gemeente een keurig verzorgde rede voor Ie houden, waarin vele bekende dingen telkens weer met andere, schoone woorden worden herhaald, maar veelmeer om de rijke schatten des Evangelies, waarvan het Woord Gods vol is, in spontane blijdschap en hartelijke ernst aan Gods Woord voor te houden.

Even later vertelt Ds Telder, hoe hij zelf loskwam van het boekje:

Wat heeft dat een omleer gebradht in mijn ambtswerk. Nu bezit ik nagenoeg twee volle dagen de voorbereiding tot de prediking, waarin ik niet al maar moet schrijven en nog eens schrijven, maar waarbij ik mijn inzicht in het Woord Gods mag verdiepen en verrijken. Dat zijn nu geworden twee vreugdedagen. Ik heb nu bij mijn prediking ook meer te zeggen en te beituigen.

De heer H. Algra heeft onlangs zich ook over de zaak uitgesproken, en er terecht op gewezen, dat in Nederland de dingen anders staan dan in het buitenland. Immers, daar is de preek dikwijls zeer kort, mede al tengevolge van de liturgie, en heeft de predikant doorgaans slechts één keer te preeken. Het is volkomen juist, en het is goed, dat men de gevaren en de moeilijkheden onder het oog ziet. Als men dan ook maar tracht, ze op gezonde wijze te boven te komen.

Nogmaals: de scheidslijn van Assen.

Wij hebben reeds tot tweemaal toe geschreven over een preek-coupure van Ds J. C. Brussaard. „Arie van Maaswijk", dien vrij citeerden uit „Gereformeerd Kerkblad Hoek van Holland etc", komt op de zaak terug, citeert uitlatingen van Ds Brussaard uit den tijd, liggende tiisschen de Asser Synode èn deze preek, en zegt dan:

Gezien zulke uitspraken, lijkt me, al moeten zij! nu in den onvoltooid verleden tijd worden gezet, nog niet uitgemaakt bij wie de factisohe, louter feitelijke afwijking na nauwkeurig onderzoek zou blijken te zijn geweest, volgens dien schrijver, bij Dr Geelkerken of bij zijn tegenstanders, bij de Synode in haar uitspraai of bij de afgezette predikanten.

Als Prof. Schilder, die voor buitengewoon logisch bekend staat en streng logisch betoogt, 'het met de schrifturen in de hand kan uitmaken, zal hij mij een genoegen doen en misschien nog wel een enkel lid der classis Haarlem met mij.

Gaarne nog even euitwoordende merk ik, zulks ook omdat andere lezers mij nog weer schreven, het volgende op: Ik beperkte mij tot de preek, of liever tot die ééne coupure (de preek zag ik volstrekt niet). Ik meen, dat men deze preek-coupure uitleggen moet gelijk zij daar ligt, en dus ook niet haar kan toelichten uit vroegere geschriften. De schrijver vertelt immers, hoe hij het zag in de dagen van Assen. Men weet van mij, dat ik het anders zag en zie; maar m.i. moet ik aannemen, dat de schrijver het met Assen eens is, zoolang het tegendeel niet blijkt. En het blijkt uit deze preekcoupure niet. Ook voor mijn eigen woorden verlang ik, dat men er niet meer uit haalt, dan ik er in leg; en daarom mag ik ook niet anders doen tegenover den schrijver der jubileumpreek. Ik kan het niet anders zien.

Hoe men in Zwitserland het te kwaad heeft een les voor Nederland.

Een lezer vestigt onze aandacht op volgende passage uit het verslag van den 7en christelijk-socialen cursus te Lunteren, gelijk het gegeven wordt in „De Standaard" van 14 Sept. j.l.:

Aan het eind van den cursus sipralken enkele ibuitenlanders, o.a. de heer Jak. Haas uit Zwitserland. Deze „wees er op, dat de Ohr. Sociale beweging in Zwitserland het zwaarder heeft dan in Nederland. Zy heeft niet in die mate den steun van de Kerk, doch vindt tegenover zich een kring van Calvinistische predikanten, die een Ohristelijk-sociale beweging verderfelij'ker vinden dan een socialistische".

Als men in Nederland bezwaar inbrengt tegen een den Barthiaan gereformeerd noemend en dus het volk van „profetie" „ontblootend" congres van „calvinisten", beweegt een gegadigde van dat congres een heelen kerkeraad tot een open brief tegen de polemiek; en na zooveel maanden sijpelt dat dan nog na in Indië, waar een predikant een classis tot een sympathiebetuiging bewoog, na een verwarrende toespraak tot de broeders, die op hun kerkeraden de zaak niet besproken hadden en misschien... de bladen-in-kwestie niet lazen, en nu óók daar al bezwaren tegen hun argumentloos ja-knikken krijgen. Maar in Zwitserland ziet men, wat er van zulke „calvinistische" (zie het citaat) voorgangers, als Barths invloed kweekt, te wachten ia. Laat men toch luisteren: heel de christelijke „actie" wordt lam gelegd, als dit genivelleer doorgaat.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 oktober 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 oktober 1935

De Reformatie | 8 Pagina's