GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

ZIELKUNDE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZIELKUNDE

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Creatlanisme by Augustinus.

I.

Over het Cneatiamsime of de schepping van de menschelijke ziel heeft de kerkvader Augustinus r 430, veel geschreven, maar hij is niet tot een oplossing gekomen. Hij verhaalt in zijn Retractationes, dat hij twee brieven heeft geschreven aan den presbyter Hieronymus, die te Bethlehem woonde. De eerste liep over den oorsprong van de ziel, de tweede over de uitlegging van Jacobus 2:10. lÜeronymus antwoordde daarop, dat hij geen tijd had om hem daarop te antwoorden. Daarbij is het gebleven. Na zijn dood heeft Augustinus de beide brieven uitgegeven. De eerste om de lezers Ie vermanen af te zien van het onderzoek naar de wijze waarop aan kinderen bij hun geboorte ©en ziel wordt gegeven, of in een zoo duistere zaak alleen die oplossing van de kwestie aan te nemen, die niet in strijd kwam met het algemeen geloof ten aanzien van de erfzonde. Augustinus' brief over den oorsprong van de ziel is geschreven in 415 en begint met de woorden: „Deuni nostrum qui nos vocavit", d.i. „Ik heb gebeden tot onzen God, die ons heeft geroepen tot Zijn koninkrijk en heerlijkheid".

Na een korte inleiding schrijft de kerkvader, dat hij uitgaat van de onstoffelijkheid van de zielj op grond van het feit, dat ze het geheele lichaam doortrekt met dezelfde energie. Ze is daarom geschapen uit een substantie, die verheven is boven d'ö elementen van ideze wereld. In zijn geschrift over den vrijen wil had Aiigustinus vier opinies •ermeld aangaande den oorsprong van de ziel. Ie dat alle zielen afkomstig zijn van Adams ziel; 2e dat God voor ieder individu een nieuwe ziel schept; 3e dat zielen aireede bestaande door God naar de lichamen gezonden worden; 4e dat zielen > an zelfs in hun lichamen komen. En nu - vraagt Wj in zijn brief, welke van deze vier opvattingen ï-i. de beste is. Velen komen bij hem met deze ^raag, doch hij kan die niet beantwoorden, zoodat ze bij zichzelf zeggen: Zijt gij een leeraar in ïsraël en weet gij deze dingen niet?

Voorts schrijft Augustinus, dat hij in ©en brief van Hieronymus aan Marcellinus had gelezen, dat deze geloofde aan de schepping van de ziel bij de geboorte. Wel zegt de Schrift, dat God ophield met scheppen, doch de Heere Jezus verklaarde: „Mijn Vader werkt tot nu toe, en Ik ook". De moeilijkheid voor Augustinus is deze: Hoe ontstaat dan de erfzonde, als God de zielen schept? En waarom schept God zielen voor hen, die bestemd zijn jong te sterven? En waax-om schept God zielen van kinderen, die vroeg sterven en eeu-wig straf zullen lijden in de .hel ? En waarom zielen zonder verstand, zooals bij het opgroeien soms blijkt?

In zijn geschrift over „De vrije wil" had Augustinus reeds gezegd, dat God absoluu|t - vrij is van alle blaam, als Hij de ouders straft in hun kinderen, maar dat God ook, zonder dat wij het weten, zulke kinderen in genade kan aannemen door Christus.

Ten slotte onderzoekt de kerkvader eenige teksten, zooals Psalm 33:15: Hij formeert hun aller hart, Zach. 12:1: Die des menschen geest in zijn binnenste formeert. Daarbij teekent hij aaUj dat scheppen van zielen iets anders is dan vormen. Voorts haalt hij aan Psalm 51:10: Schep mij een rein hart, o God; doch een ziel kan niet verlangen om geschapen te worden, als ze alreeds bestaat. Ook noemt hij Pred. 12:7: Die geest zal wederkeeren tot God, die hem gegeven heeft. Aan deze woorden gaat vooraf: Zijn stof zal tot de aarde keeren, als het geweest is en daaruit besluiten sommigen, dat de ziel eveneens tot Adam en door hem tot God terugkeert bij den dood. Over de veronderstelling, dat de zielen reeds vóór het lichaam bestaan hebben, en dat zij in Adam zijn gestorven, wil Augustinus niets goeds zeggen, want daaruit zou volgen, dat de zielen als ze eenmaal weer uit het lichaam weg zijn, nog kunnen zondigen en verloren gaan, wat de meest afschuwelijke gedachte is.

Augustinus hoopt, dat de leer van de schepping van elke ziel, door God, zal kunnen bewezen worden. Intusschen herinnert hij aan de woorden van den Heere Jezus tot Zijn Apostelen: „Ik heb nog vele dingen tot u te zeggen, maar gij kunt die nu niet dragen". Gaarne wil hij zijn onkunde in dezen dragen, doch hij is be'vreesd, dat sommigen opinies hieromtrent zullen opvatten, die in strijd zijn met de algemeen aangenomen geloofswaarheden. „Dit toch moet bij ons vast staan, dat pasgeboren kinderen als ze sterven in geen anderen weg kunnen behouden worden dan door de genade van Christus' Naam, die Hij ons gegeven heeït in de sacramenten".

In 419 heeft Augustinus weer geschreven over dit onderwerp, nadat hij door eeru zekeren Vinoentius Victor was aangevallen over de beide opvattingen, waai-tusschen hij, tnieende te moeten kiezen, n.I. dat de ziel uit Adam is en voorts uit de ouders of rechtstreeks van God komt, evenals bij Adam zelf.

Augustinus schreef naar aanleiding daarvan vier boeken over de ziel en haren oorsprong. In het eerste boek verklaart hij aan een monnik Renatus, dat Victor een kwestie meende be kunnen oplossen, die zijn krachten ver te boven ging. Victor blijkt volbloed creatianist te zijn geweest in zijn brieven aan Petrus en Renatus. In het tweede boek waarschuwt hij een zekeren monnik. Petrus genaamd, om Victor in deze zaak niet te vertrouwen.

In het derde boek toont hij de fouten aan door Victor gemaakt in zijn brieven, en de noodzakelijke verbeteringen daarvan. In het vierde boek verdedigt Augustinus zijn aarzeling, om zich hierover uit te spreken. Wel houdt hij staande, dat de ziel niet stoffelijk, maar geestelijk bestaat.

Doch de Heilige Schrift zegt ons niets aangaande ide verbinding van die twee elementen. En zoo staat de kerkvader voor ©en raadsel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

ZIELKUNDE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 1935

De Reformatie | 8 Pagina's