GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LITERATUUR EN KUNST

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Mientje", door Agni van der Torre. — J. H. Kok, Kampen.

Mientje.

"Wie het waagt in 1936 een boek het licht te doen zien dat een Idnd tot hoofdpersoon heeft, kan verwachten dat zijn pennevrucht geconfronteerd zal worden met dat andere kind eener voortreffelijke schrijversverbeelding, „"Bartje".

Zulk een vergelijking is niet onbillijk. Niet voor alle schrijvers is het succes weggelegd', dat Anne de Vries mochl behalen. Maar wanneer we nagaan, waarin de zegepraal van Barlje gelegen is, hebben we toch een goede norm gevonden, waaraan een boek over een kind' beantwoorden moet.

Het geheim van Bartje's succes ligt hier in, dat hij een echl kind is. Een heel doodgewoon, echt kind, dat geen dingen denkt of doet, die bij een kind van zijn leeftijd op z'n minst genomen abnormaal zijn.

En nu is het jammer dat naast dit levensechte Barlje Agni van der Torre's „Mientje" zoo'n literair boekenwezenlje is geworden. Het is jammer, want do schrijfster is er overigens wel op uit om onze sympathie te veroveren voor dit droomerige, zachte kind, dat zij met veel overgegevenheid en liefde beschrijft.

Als we ons niet vergissen, debuteerde de Vlaamsche schrijfster Agni van der Torre in de kringen van „De Jonge Vrouw" en de Opgangserie. Ze schrijfl een zeer beschaafd, vrouwelijk proza. Maar we missen in haar stijl die directheid en pilligheid, die een schrijver als Van Randwijk kenmerken. Hel blijft allemaal wat te vlak, wat te breed uitgewerkt om te overtuigen.

Mientje woont mot haar ouders en vier zusters op een klein, langzaam achleruilgaand' boerenbedrijf.

De bijfiguren zijn goed geteekend, vooral de Moeder. Toch blijft het alles een te wazige achtergrond. Mientje staat los van haar omgeving. De levenslustige jonge zusjes Anna en Riek, dekijvige Bets en de goedige Jaan moesten op een kind van Mien Ij e's karakter méér inwerking hebben, dan de schrijfster ons zien laat. Ze dienen alleen om Mientje op te laten afreageeren.

Wanneer er oorlog komt, ervaart Mientje dit gebeuren diep. Toch zijn de volgende gedachten allerminst kinderlijk.

— „Want op den grooten, stillen, , zolder met de vreemde schaduwverscliijnsels weet ze zich minder alleen dan hier. Ze zal met haar lijf wegkroelenin de dekens, maar haar oogen zullen boven den rand van het laken uitkijken door het kleine venster naar de avondlucht. En ze zal praten, met klanklooze woorden praten tegen God, Die alles weet, en Die ook zoo'n verdriet heeft als zij, omdat de menschen zulke vreeselijke dingen bedenken, waar ze zichzelve als domme kinderen pijn mee doen."

Zoo denkt Agni van der Torre, maar geen Idnd van zeven jaar. Het is de schrijfster piet gelukt deze moeilijke klip te omzeilen. Een volgend citaat kan het nog beter bewijzen.

„Nu wil ze stil kijken naar de avondlucht eu wachten tot er een ster in 't smalle venster komt staan, 't Is alsof je langs zoo'n ster gemakkelijker den weg zoudt .terug kunnen vinden naar Gods huis, want dat lijkt plots zoo ver; ze durft er niet dadelijk van spreken, zoo kort op haar bittere woorden.

Zoo ligt ze ^avond aan avond, 't Is of ze wachten moet op iets, ze weet zelf niet waarop. Soms heeft ze angst, want het kan een groot verdriet zijn dat komen gaat en .dat haar vooraf reeds onrustig maakt. Het moet , wel zoo groot als de oorlog zijn. Maar een enkelen , keer, 'bij een vogelrocp, Mj iets wat simpel en goed is, gaat er iets vreugdigs door haar gedachten, een vermoeden dat er ginds ver een licht en kleurig wonder wacht".

Op een dag, in haar laatste schooljaar, doet Mientje de ontdekking dat ieder mensch een eigen persoonlijkheid heeft, los van den ander, voor zichzelf alleen. Op .den weg van school naar huis verwerkt ze dit. En ze wordt bang voor de eenzaamheid, waarin haar wezen nu gezet is.

„Een oogenblik staat ^ze huiverend' stil. Dan knielt ze in , het gras van den .berm. Het drassig veen sopt onder haar knieën. Vocht dringt door haar grove kousen heen. Ze voelt het niet. Ze voelt niets van haar lichaam. Maai' haar ziel rilt van het blanke .licht, dat in haar , openbloeit en tot in haar stille oogen straalt. Want , uit haar herinnering is opgewiekt en daalt van boven als de bevestiging van Christus zelven: „Zoo verlaten moest Ik wezen, opdat gij nooit meer verlaten zoudt zijn." En dit is nu voor haar persoonlijk waar, , want God heeft , haar dezen dag afzonderlijk tegenover Hem gezet".

Dit zijn geen gedachten van een kind. En daarom gelukt het de schrijfster niet, ons van Mientje's bestaan te overtuigen.

Juist wanneer Agni van der Torre de figuur van Mientje even loslaat, en zich wijdt aan de anderen, kan ze ons meer bevredigen. Als voorbeeld noem ik de beschrijving van den avond, wanneer de Vader naar 't dorp zal gaan om finainciëelen steun te zoeken in zijn moeilijke omstandigheden.

„— Jaan zegt: „Wacht, 'kzal u bijlichten om uwfiets te krijgen". Op de straat praat helder haar slem: „'LJe nou niet teveel aantrekken, hoor, ook al zouen ze je niks geven. Dan zullen ze eens zien, dat we d'r toch wel komen. Als 't noodig is verkoopen we de blauwbonte maar; Noordams wil d'r graag hebben".

Haar meeleven doet hem goed, maar haar woorden zijn pijnlijk voor een boer, die nog graag meetelt en z'n beste beest niet kwijlt wil. Vooral niet aan iemand, die weet waarom hij verkoopen moet en met leedvermaak op den prijs beknibbelen kan. Nee, Jaan ziet dat niet. Ze zoekt alleen goede mogelijkheden, en schakelt eigenliefde en eerzucht tot de laatste restjes uit.

Dan komt ook Moeder naar de kleine tegelstraat. Ze zegt niets, maar dat ze daiar staat bij dit weggaan op zij, n moeilijken tocht is veel.

„Pas maar op; 't is glad", waarschuwt Jaan, als hij op zijn fiets stapt. Meteen schiet ze huiverend naar binnen. Maar als hij. door het hek het erf afrijdt, staat Moeder nog stil met haar kousevoeten op de bevroren tegels en 'tis bijna beschaamd, dat ze zich afwendt en binnengaat, als hij nog eenmaal omziet".

Dit is zuiver weergegeven, en ontroert in zijn eenvoud. En met meerdere gedeelten uit dit boek versterkt het ons in de overtuiging dat Agni van der Torre méér geven kan, dan ze in „Mientje" gedaan heeft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 mei 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 mei 1936

De Reformatie | 8 Pagina's