GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZeUonderzoek.

In „Pro Ecclesia" schrijft de redacteur Ds I. de Wolff

De Synode heeft zich uitgesproken over de noodza'kelijfcheid van 'het zelfonderzoek, en daartoe een

formule opgesteld, tot wegneming van eventueele onrust 'in 'de terien, welke zon^der 'discussie met algemeene stemmen werd aangenomen. Indien werkeiyk daardoor de onrust zal worden weggenomen, kan dit tot groote Mijdsohap stemmen. Gezien de formuleering zal er wel niemand in de 'Geref. Kerken •bezwaar tegen hebben; wij allerminst.

De volgorde.

Ds A. M. Boeijinga herinnert in Haarl. KW. er aan, |dat inzake bet „zelfonderzoek" het volgende werd voorgesteld :

„Dat 'de Synode 'Zich zal uitspreken over de kwestie van de vermaning in de prediking tot zelfonderzoek en geloof en bekeering."

Vervolgens merkt hiJ! op :

Den aandachtig en lezer zal het zeker niet ontgaan zijn, dat er een klein verschil bestaat tusschen het aanvankelijk voorstel van Ds Douma èn de uitspraalk van de Synode. Ds Douma nam de volgende: „zelfonderzoek en geloof en bekeering". De •Synode maakte er van: „geloof en bekeering en zelfonderzoek". Daarmee 'heeft zij ongetwijfeld willen aangeven, dat 'het zelfonderzoek niet vooraf 'kan gaan aan geloof en bekeering, dooh slechts op deze volgen kan.

En dit is inderdaad ijuist.

„De jacht geopend? "

Onder dezen titel bespreekt Ds IJ. K. Vellenga in Geref. Kbl. Drente en Overijsel het Synodale besluit inzake de „opvattingen", die discussies (ten deelu zonder tot het gereformeerde volk door te dringen) hebben uitgelokt. Ds Vellenga schreef zijn artikel nog vóórdat de Commissie benoemd was, die ter zake zal hebben te rapporteeren. Misschien 'dat haar samenstelling een deel van zijn 'bezwaren wegnemen zal. Voorzoover evenwel zijn meening een reactie is op enkele ook m.i. betreurenswaardige uitlatingen in het ter zake gevoerde debat, verdient zijn artikel de aandacht. Ds Vellenga schrijft: .^^

In de eerste plaats geldt in ons kerkelijk leven dé. gouden regel, dat wij van iemands goede trouw en handhaving ider belijdenis overtuigd Wijven totdat het tegendeel Wijkt. "'•*

Totdat het tegendeel b 1 ij k t.

Is het tegendeel thans gebleken bij de voorstanders van bepaalde opvattingen ?

'Neen, „er is door sommigen de vraag gesteld of de voorgedragen opvattingen wel in overeenstemming zijn met Schrift en belijdenis."

De vraag is gesteld, zeker niet door de eerste de beste, zeker niet door mensohen op de theevisite, die 'de preek van den dominee zitten te behandelen.

Ware het zoo dan had de Synode ongetwijfeld gezegd wat elke goede kerkeraad antwoordt op een vraag „of dit en dat wel in orde is", dat wij niet moeten leuteren.

Maar het blijft er toch bij dat er niet een klacht is ingediend geworden, een positieve aanklacht tegen bepaalde afwijkingen van de belijdenis, maar dat „door sommigen de vraag gesteld werd of de voorgedragen opvattingen wel in overeenstemming zijn met Schrift en belijdenis".

Hebben deze „sommigen", bijaldien het bun niet leoht duidelijk was of de voorgedragen opvattingen wel zuiver waren, zich reeds tot de „voordragers" er van gewend ?

En kwamen ze er toen nog niet uit ?

En hebben ze toen gezegd : wij gelooven aan de trouw aan de belijdenis biJ 'deze voordragers totdat het tegendeel blijkt ?

Zóó schijnt het mij de weg !

'Of is 'dit wellicht ook een opvatting, die miJi straks' zal doen gerekend worden onder het wild, waar de commissie een jaohtpermissie voor krijgt, al staat het 'dan niet met zooveel woorden in haar acte ?

Ds Vellenga heeft nog een tweede bezwaar:

Wanneer er 'zich „opvattingen", „meeningsverschülen", of wat ook mogen voordoen, en wanneer er menschen zijn die daar niet mee accoord kunnen gaan en wanneer dan deze menschen, na broederlijke bespreking van de opvattingen met derzelver opvatters, blijven meenen, dat er afwijking is van 'de belijdenis, is het adres waar zij zioh kunnen vervoegen de plaatselijke kerkeraad.

Op de Synode is er door meerderen op gewezen, ik denk o.a. aan een der afgevaardigden van Drenthe, dat de kerk haar organen heeft om tegen dt-formatie te waken.

Die behoeven wiJ niet te maken, maar die heeft Christus haar gegeven.

En daarom 'hebben vrij die niet te passeeren, maar te eerbiedigen.

Ds D. Sikkel over een debat ter Synode;

Ds D. Sikkel schrijft in „Amst. Kerkbode":

Jammer was het, dat behalve de sluitiugszitting slechts éénmaal des avonds een openbare zitting kon worden gehouden, en dat juist in die zitting, waarvoor zulk een overweldigende belangstelliag was, de aan de orde zijnde agendaipunten zoo weinig de aandacht konden boeien.

En begrijpelijk is het, dat mien m'eer openbaarheid gewenscht had.

Maar ho© begrijpdifk die wenscb ook is, even zeker wa^ die wensch onvervulbaar. Aan het beleid van deg. praeses lag het zeker niet. En - wij zijn het er aitöi over eens, dat het voor ons Gereformeerd kerkelijk leven gewenscht is, dat zooveel mogelijk de kerkelijke zaken in het openbaar behandeld worden.

Maar het moet kunnen. En het kan nu dikwijls niet. Zelfs moet achteraf betreurd worden, dat er nog te véél openbare zittingen gehouden zijn.

Ik meen, dat het volstrekt noodzakelijk is, dat daarover no'g iets gezegd wordt.

Natuurlij'k ben ik mij goed 'bewust, dat een synode niet kan aansprakelijk gesteld worden voor alles wat door een faarer leden of adviseurs in openbEure zitting gezegd wordt. Maar het is toch al teekenend, wanneer

•het noodig wordt dit zoo nadrukkelijk uit te spreken. En dat is noodig.

Want een feit is 'het, dat een woord, in openbare synode-zitting uitgesproken, van veel meer invloed is dan een woord in particulier gesprek of geschrift. En 'dat vooral weuineer zulk een woord gezegd 'wordt door iemand van invloedrijke positie.

En dan ie daar in bet openbaar een oordeel over onze tegenwoordige kerkelijke toestanden uitgesproken, 'dal óf nader en grondig bewezen moet worden, óf ook in het publiek moet - worden tegengesproken.

Daarbij komt, dat het op mij een zeer eigenaardigen indruk maakt, wanneer door hoogleeraren aan de afgevaardigden 'der kerken wordt medegedeeld, dat de kerken in beroering zijn, terwijl dan die afgevaardigden, thuis gekomen zijnde, zic'h van aUe kanten hooien •(Tagen, waarin toch die kerkelijke beroering bestaat.

Wel staat het biji mij vast, dat door het ter vergadering van 10 September gesprokene in de kerken beroering is gewekt, en het beeft miij dankbaar gestemd, dat 'door Prof. Dijk en Prof. Schilder op diezelfde vergadering biertegen bedenkingen zijn ingebracht.

Nu ware het veel beter, indien deze dingen niet in het openbaar behandeld werden.

Maar er is geen keuze meer, want 'het is in het openbaar gezeg-d, en in alle couranten heeft men daarvan uitvoerige verslagen kunnen lezen.

En men kan nu maar niet doen, alsof het niet gezegd is. Het gaat niet aan nu maar drie jaar te zwijgen, en af te wachten wat dan door een studie-oommissie van aöht als resultaat geboden wordt.

Nog eens: ik weet wel, dat de synO'de voor dit alles niet aansprakelijk is.

Maar ik weet ook, dat thans reeds bet in openbare zitting gesprokene in ons vaderland göbruikt wordt om getrouwe ambtsdragers in hun ambtsbediening te bemoeilijken.

Dat is toch niet de bedoeling dier sprekers geweest.

Dat is zelfs zeer beslist bet tegenovergestelde van hun bedoeling geweest.

Maar dat is wel het effect.

En dat wei-pt een donkere schaduw over ons samen ai4)teiden in synode.

Ds A. IS. Boeijïii.ga over de synodale besluiten inzake N.S.B. en C.D.IJ.

' Onze lezers hebben reeds het besluit der Synode inzake liet lidmaatschap van N.S.B, of C.D.U. kunnen lezen in ons blad. Dienaangaande schrijft Ds A. M. Boeijinga in „Haarl. Kerkbl.":

We kunnen slechts dank'baar zijn, dat onze kerken, in 'deze algemeene synode Wjeen, de geloofsmoed hebben betoond om in deze zaken zichzelf, dat is van 'Cbristus te zijn.

Ze hebben hierin zioh volkomen gedragen naar het advies dat Prof. Kuyper bad gegeven bij de behande»linig van de meeningsverschilien, wilt ge „de leergeschillen". HiJ wees er toen op, dat in de i7de eeuw, toen 'de Remonstrantsche dwalingen traöhtten binnen te dringen, onze kerken niet 'hebben gewacht totdat een bepaalde aanklaciht was ingediend. D'och vóórdat het te laat wa.s, hebben zij zelf bijtijds ingegrepen endit dreigende kwaad gekeerd.

Welnu, evenzoo beeft thans de synode gedaan. Was dat in 1618 en 1619 de juiste weg, dan zeker nu nog veel meer. Want niet één echt gereformeerde zal kunnen 'bestrijden, dat de dwalingen der Remonstranten slechts kinderspel waren, vergeleken bij de totale omkeer van de waarheid Gods, die voornamelijk door de N. S. B. van theorie tot practijk tracht gebracht te •Worden. En waar deze beweging, speculeerend op de ongunst van onze tijd, met ietwat godsdienstige leuzen ook ingang zoekt in gereformeerde gemoederen en helaas bij sommigen ook reeds ingang vond, werd het tijd, dat geestelijk verzet werd geboden.

Een geizond en sterk lichaam beeft zelf van den Schepper de kracht gekregen om Wnnensluipende ziektekiemen uit te drijven. Ais de kerk van Ghristus leeft uit en door en in Hem, haar Hoofd, dan beeft zij geestelijk diezelfde kracht ten opzichte van zieke en ongo'ddelij'ke beginselen.

Daarom is het besluit der synode een heugelijk geïiondheidsteeken onzer kerken, waarvoor we den Heere, den Gever van alle geestelijke gezondheid, niet genoeg danken kunnen.

Dat daarbij de synode niet onbarmhartig het mes erin - wil zetten en korte metten maken met betrokkenen, kan lederen lezer van haar besiluit duidelijk zijn. Ge proeft erin de liefde, die waakt voor het lichaam van Christus, doch daarin evenzeer herderlijke zorg betoont voor de zielen.

Bijl Schriftuurlijk nadenken zal daarom iedere waarlijk Gereformeerde deze beslissing, om des Heeren wil, en om zich zelfs "wil, van faarte moeten bij'vallen.

De lezers mogen letten op de in het de N.S.B, en C.D.U. e.d. rakende synodebesluit voorkomende passage inzake zelfonderzoek. Er was wel eenig gevaar dat het „zelfonderzoek" zou worden uitgebreid tot een kwestie van leergeschil (wat het volstrekt niet is), terwijl de daad van het zelfonderzoek zou gaan ontbreken ten aanzien van het in bedoeld besluit genoemde vraagpunt.

„De Groene Amsterdammer" over het syno- ^. ' daal besluit inzake C.D.U.

, f> e Groene Amsterdammer" schrijft:

Het bewustwordingsproces der kerken, dat de onchristelijke elementen in het politieke extremisme, ook waar dit zich met de Christelijke woordenkeus tooit, steeds duidelijker gaat herkennen, schrijdt regelmatig voort. Ook in Nederland. Na de veroordeeling van de N. S. B. 'hebben de R. K. bisschoppen nog weer eens een hernieuwde waarschu- •wing tegen ooanmunisme en de daarmee meestal hand in hand gaande „vrijdenkerij" 'laten hooren en de centrale commiissie 'die bet 'geheele Nederlanidsche Vrijzinnig Protestantisme Vertegenwoordigt, heeft eveneens een verklaring gepubliceerd, waarin elke vorm van totalitairen staat of volksbeweging wordt verworpen. Dit geest esp r oces is zeer nuttig. Er dreigt echter voor de kerken gevaar wanneer een dergelijke keuze zota leiden tot identificatie met een of meer politieke partyen; dan dreigt de schijin gefwekt te worden dat politieke belangen zwaarder wegen dan zuiverheid in de leer. Zoo gaat de Gereformeerde Kerk toch wel wat ver, als zü! 'het lidmaatschapi van de Christen D'emocratisohe Unie voorwerp maakt van kerkelijike tucht. En n-ög gevaarlijker wordt 'het voor bet leven van een kerk, wanneer zij door reorganisatie dat deel harer leden dat het meest openstaat voor een „ontvrikkeling der belüdenis" als tweederangslidmaten gaat behandelen. E'en gevaar dat in het gezamenlijke reorganisatievoorstel Van de genootschappen Kerkopbouw en Kerkberstel ligt en waartegen de Vrijzinnig Hervormden op hun congres terecht waarschuwen.

De spatiëeringen zijn van mij. Merkwaardig is deze uitlating wel. Allereerst om het onbegrijpelijke misverstand, dat beweert., dat de kerk zich in een besluit als het onderhavige min of meer met een politieke partij identificeert. Natuurlijk is dat volstrekt niet geschied; de tekst van het synodebesluit wijst het wel anders uit. Bovendien treft ons in „De Groene" de onderscheiden houding ten aanzien van N.S.B, eenerzijds en C.D.U. anderzijds. „De Groene" is zeer sterk antifascistisch. Wij ook. Gaan de kerken daartegen zich verzetten, dan heet dat „bewustwording"; een woord, dat in den mond van dit orgaan ietwat al te „genadig" klinkt, maar in elk geval vriendelijk is, en waardeering toont. Ten aanzien van de C.D.U. evenwel is het nog al eens anti-militairistische tendenzen vertoonende blad ietwat anders gestemd; derhalve is het dat ook, als de C.D.U. kerkelijk veroordeeld wordt.

Voor ons ligt in dit alles een rechtvaardiging te meer van het genomen besluit. Want het is een betreurenswaardige tactiek, die pas tegen „extremiteiten" gaat opponeeren. De kerk heeft het tegen de beginselen, die kwaad zijn. Het waarschuwen tegen extremisten is, wanneer het daarbij blijft, een altijd te laat komend werk, en is principieel even verkeerd gezien, als b.v. het waarschuwen tegen „eenzijdigheden", zoo vaak dit n.l. dienen moet, om bij den geboden wijn toch nog altijd een beetje verboden water te kunnen mengen onder opmerking, dat wijn-zonder-water „ e e n z ij d i g " is

Zie overigens een mededeeling onder „Kerkelijk Leven".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1936

De Reformatie | 8 Pagina's