GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kerk en Barmhartiglieid.

IV.

Geestelijke Verzorging.

Reeds in de tachtiger jaren der vorige eeuw kwam Prof. Lindeboom op verschillende plaatsen en bij onderscheidene gelegenheden diepi onder den indruk van het lot der kranken (krankzinnigen), ja, reeds in 1873 verscheen er een brochure van zijn hand, die de Chr. Geref. Kerk wees op haar toestand, roeping en toekomst, en waarin ook de schuld der kerken in de verzorging der kranken ter sprake kwam. En wat heeft dat punt ook' in het centrum gestaan, toen de Vereeniging tot Clu-istelijke Verzorging van Krankzinnigen in Nederland allengs tot stand kwam. Het kwam door Zaandam (waar Prof. Lindeboom toen ter tijd predikant was) ter Generale Synode; het werd besproken op de Centrale Pastorale (Conferentie; mannen als J. van Andel, H. Bavinck, A. Brummelkamp, H. de Cock, M. Noordtzij, D. K. Wielenga, W. van den Bergh, (wij noemen er maar' enkelen) namen aan de besprekingen en werk^ zlaamheden deel. Ingang vond de actie bij ons volk. De kerken werden er in gemoeid, en al namen zij het tenslotte niet ter hand, men vergat niet liaar voortdurend weer op te wekken tot belangstelling en meeleven in dezen arbeid.

Het schrijnde dat Christen-ZIELSzieken verpleegd en verzorgd werden in „neutrale" inrichtingen. Daar konden deze kranken niet ontvangen wat ze behoefden. Mogelijk werd er voor huni lichaam en geest uitnemend zorg gedragen, maar hoe zou men in ongeloovige omgeving- de zielsr nooden dezer kranken verstaan? Er werd veel eer de spot mee gedreven, althans voor het gevoelen van het Christenhart. Men sprak van godsrdienstwaanzin, en dat was niet altijd waan! Mannen als Prof. Lindeboom beseften, dat hier de kerk een dure roeping had^ om zélf voor haar kranken te zorgen. Maar nu, na meer dan vijftig jaar, waarin de zegen Gods op trouwen arbeid vele Christelijke Stichtingen in alle deelen des lands geschonken heeft, die ook in de medische wereld bekend staan, ziet men nog velei Christenen him kranken toevertrouwen aan „neutrale" inrichtingen; en de kerk let er niet op. Toch werd het op de laatste jaarvergadering van bovengenoemde vereeniging, naar aanleiding van een referaat van Prof. Dr L. van der Horst over „Psychotherapie en hedendaagsche crisis", nog weer eens uitgesproken, en van deskundige zijde toegestemd, dat, zelfs van medisch oogpunt uit, de Christenkranken het best verzorgd kunnen worden door Christen-psychiaters. Zal de kerk straks nog door de medische wetenschap tot haar taak en roeping moeten worden gebracht? Zal zij die zelf niet gaan verstaan bij het klare licht van Gods Woord, en door de drijving des Geestes?

Het doel der Vereeniging bovengenoemd is, naar het eerste artikel van haar statuten „de bevondering van Christelijke verzorging, naar het Woord van God, van Krankzümigen, ook dooir inrichtingen met dat doel lot stand gebracht". En nu lette men vooral op dat woordje „ooki"^ Het gaat er bij de Vereeniging niet om, alle kranken in inrichtingen te brengen ter verzorging en verpleging. Integendeel, zij wil handhaven en eerbiedigen de ordinantiën door God aan het menschenleven gesteld; en daartoe behoort wel in de eerste plaats de ordinantie van het gezin. Zij wil de Christelijke verzorging van krankzinnigen bevorderen reeds in de gezinnen en door de familie-leden, zoo noodig met behulp der kerk of der diakonie. Zij wil daarvoor zoeken naar het wezen en de oorzaken der krankzinnigheid, om daarover zoo mogelijk licht te verspreiden, ook aan de hand van Gods Woord, ten bate van ons volk. Daar heeft men zich met name in de eerste jaren van haar bestaan van harte en met inspanning aan gegeven. Later is de band van vereeniging en kerk en volk verslapt, en krijgt ook de vereeniging schuld, dat zij deze roeping te veel vergeet, en opgaat in het tot stand brengen en onderhouden van stichtingen. Dat is niet naar de oorspronkeUjke bedoeling. Men wilde zich niet afsluiten, maar midden in het leven van ons volk staan. Maar kerk en volk eu vereenigmg lieten elkaiider al meer los; en elk ging op' zichzelf leven; voor elk tot schade. Al mag men allerlei redelijke verklaringen kunnen bijbrengen voor dit euvel, liever bestede men nu zijn kracht en tijd tot verandering in dezen. Hier moet niet langer gesproken, maar veel meer gehandeld worden. Voor- en Nazorg zijn in de huidige psychiatrisidhe wereld woorden geworden, die schering en inslag zijn. Er is ook een Gereformeerde Vereeniging voor Volksgezondheid opgericht. Maar laat de kerk toch waken, dat dit alles jüet langs haar heengaat, doch mede onder haar beademing en leiding komt. Laten inzonderheid onze diakonieën en diakonale conferenties zich eens afvragen, of ook zij hier geen roeping en taak te vervullen hebben. Wij willen niet alles kerkelijk maken, maar waar sprake is van de verzorging van kranken, daar heeft de kerk toch wel contaict te houden met en invloed te oefenen op de bewegingen en strevingen, die ten dezen onder de geloovigen opkomen.

Keeren we nu weer inzonderheid tot de bestaande stichtingen terug, dan zien we zeker de Christelijke Vereeniging zich beijveren, om zooveel mogelijk den kranken vergoeding te bieden voor wat zij, bij hun isoloering van de maatschappij, moeten missen, maar ook daarbij blijft het contact zoowel met de buitenwereld in het algemeen, als met de kerk in het bijzonder toch wel zeer noodzakelijk.

Zooveel ernst was het de Vereeniging van meet al met haar handhaving van Gods ordinantiën, dat ZIJ het eerst begon met het waardevolle paviljoensj'steem tot verzorging der kranken. Dat is niet de goedkoopste verpleging, die men zich denken kan. Integendeel, men ziet velen dit systeem verlaten van oeconomisch oogpunt uit. De exploitatie van groote afdeehngen, groote zalen en gebouwen, met veel patiënten en weinig personeel, is aanmerkelijk voordeeliger. En dat zijn tegenwoordig juist overwegingen, waardoor men zich gaarne laat leiden. Maar het is de eer onzer Vereeniging, dat zij, in het geloof beginnende, niet allereerst vroeg naar wat het goedkoopste, maar naar wat, naar Gods Woord, het beste was. En toen heeft men gevoeld, dat de gezinssfeer zoo dicht mogelijk moest benaderd worden. Met name voor onze kranken was dit van groote waarde. Ontrukt aan hun geziii, soms voor goed, wilde men hun toch de onvergelijkelijke en onvervangbare voordeelen en zegeningen van het gezinsleven zooveel mogelijk bieden^ en men bouwde kleine paviljoenen, waar patiënten en verzorgers tezamen een GEZIN moesten vormen, en het gezinsleven moesten leiden, zoo goed dat kon. Dat is een geloofsdaad der Vereeniging geweest, waarop God Zijn zegen niet onthouden heeft; ja, die nog genoten wordt tot op dezen dag. Men kan dat niet beschrijven, wat het gezin geeft en beteekent voor het menschenleven, maar ieder onzer weet dat. Althans iets daarvan heeft men ook deze kranken willen schenken. Meer dan vergoeding kon het niet zijn; maar de omgang, de orde, de liefde, de samenbinding, de gemeenschap, de sfeer van het gezinsleven kon toch wel worden nagevolgd; en dit wordt nagestreefd tot op den huldigen dag. Dat is geestelijke verzorging. Zij moet door de kerk voor haar leden, zoo dit noodig is, gezocht worden. Ook moet de kerk er op toezien, dat dit beginsel gehandhaafd en in practijk gebracht wordt. Want het is de kerk wat waard, dat zoo haar krankea kunnen verzorgd worden; niet het minst die kranken, die hun leven lang in inrichtingen moeten verblijven.

Een andere ordinantie des Heeren is die van den arbeid. Het is zeker niet toevallig, dat juist bij de Christelijke verzorging van kiankzinuigcn van. meet af scherp gelet is op bezigheid voor de kranken. Men kón de menschen niet stil laten zitten of aan hun lot maar overlaten. Uit de maatschappij gelicht, moesten ze in de stichting zoo spoedig en zoo goed mogelijk weer aan het werk gezet worden. Christelijke verpleging brengt dit als venzelfsprekend met zich mee. En nu wordt er wel eerst in de latere jaren druk gewag gemaakt van arbeidstherapie, en worden hierbij namen genoemd van gansch andere psychiaters, die niet in den Christelijken arbeid werkzaam waren, en deze hebben ongetwijfeld op dit gebied ook hun bijzondere verdiensten, maar dit alles behoeft er daarom toch ons oog niet voor te sluiten, dat op Veldwijk, de oudste stichting der Vereeniging (en als zoodanig slechts wordt zij hier genoemd) de arbeidstherapie van meet af ijverig is beoefend; en vele dingen, die nu als nieuw werden aangediend, herinnerden ouderen aan wat reeds lang en veel vroeger toegepast werd. Het is hiermee als met de gezinsverpleging. Ik hoorde onlangs iemand de kolonie te Gheel in België roemen, waar vele patiënten zijn ondergebracht bij gezinnen, onder medisch toezicht. Wist men dan niet, dat ditzelfde systeem reeds lang werd toegepast in onze Christelijke Vereeniging, en dat aan de oudste stichting een uitgebreide gezinsverpleging is verbonden sinds jaren en jaren? Natuurlijk is het een zegen, dat gezinsverpleging, arbeids- en ontspanningstherapie overal doordringen, maar Iaat ons niet vergeten, wat God ons door Zijn zegen reeds jaren gaf.

Gaat het er zoo om, voor onze kranken zooveel mogelijk vergoeding te vinden voor wat zij missen moeten, en hun een gezin en een maatschappij in verkleinden en oneigenlijken, maar voor hen toch waardevoUen vorm te bieden, zoo kan uit den aard der zaak een Christelijke verzorging van krankzinnigen heelemaal niet vergeten, van hoe groote en onvergankelijke waarde voor ieder mensch, en niet het minst voor den kranken mensch, de kerk en het kerkelijk leven zijn. Ook hier echter stond men voor groote moeilijkheden. De kerk wilde zelf (wel terecht) het werk delr krankenverpleging niet ter hand nemen. Dit werk gaat nu uit van een Vereeniging. Kon deze vereeniging nu ook voor het kerkehjk leven vergoeding vinden voor haar kranken? Zij heeft het althans getracht te doen. En het is zoo snijdendi onbillijk dit te hooren uitmaken voor kerkje spelen of gezelschap houden. Hoe weinig hoort men daar de bewogenheid der barmhartigheid in, die meeleeft met — en voelt voor de kranken. Hoe bitter weinig blijkt dan het besef te heerschen,

dat de kerk toch eigenlijk tegenover deze kranken, voor een zeer groot deel haar leden, een dure roeping heeft en houdt. Men oordeelt en veroordeelt, vaak slechts formalistisch, en trekt zidi intusschen geen van deze dingen aan! Dat men dan zoeke naar een betere oplossing dan de tot nog toe gevondene, die zeker ook de vereeniging zelf niet in alle deelen bevredigt; maar zij heeft terecht niet willen wachten, tot alles theoretisch zou zijn doorgedacht. Zij mocht dat niet, en kon dat niet; en gelukkig ook maar, want tot op vandaag toe blijft dit een zeer moeilijk en netelig vraagstuk. Practisch heeft men gezocht naar wat het best gedaan kon worden; en dit concentreert zich om enkele punten.

Allereerst heeft men het aangedurfd direct een kerkgebouw op iedere stichting te zetten. En lederen Zondag vergadert men daar tweemaal met honderden kranken, in eerbiedige stilte, om te luisteren naar de verkondiging van Gods Woord., | Neen, hier moet geen Zondagsschoolverhaaltje ' verteld worden, zooals men dat wel noemt, en meent, integendeel, juist ook aan onze kranken moet de volle raad Gods verkondigd worden; en bet; {^i| dan ook de vreugde voor velen, dat zij in de stichtingskerk hetzelfde Woord Gods op j dezelfde wijze hooren gebracht worden, als zij dat steeds in hun eigen woonplaats en kerk gewend waren. Het Woord Gods kan hier niet ambtelijk bediend worden. De süchüng is geen gemeente. Toch riep de vereeniging terecht voor de verkondiging van Gods Woord, en allen verderen arbeid aan de kranken op geestelijk gebied, steeds Dienaren des Woords. En onze Gereformeerde Kerken hebben nog ter Synode van 1920 uitdrukkelijk uitgesproken, dat deze dienaren naar art. 13 zouden geëmeriteerd worden, en niet naar art. 12 van de D.K.O.; dus dat zij behouden zouden den naam en de eer van den dienaar des Woords. In het rapport, dat dienaangaande toen uitgebracht werd, wordt gesproken van: „zoo lang hunne kerkelijke positie niet is geregeld". Helaas heeft, voorzoover mij bekend, de kerk zich er niet verder mee ingelaten, en j, hunne kerkelijke positie" is dus eigenlijk nog steeds „niet geregeld", hoewel er toch, tot op de laatstgehouden Synode toe, telkens wel veel over deze artikelen der D. K. O. te doen was. Waarschijnlijk denkt de kerk hier niet meer aan; misschien mede door verslapping van den band met onze ver'eeniging. We zijn ook in dezen halverwege blijven staan; mogelijk omdat de oplossing zoo heel moeilijk is, en de huidige practijk voor de Geestelijk- Verzorgers van de slichtingen geen moeilijkheden oplevert. Maar of het van de zijde der kerk geen roeping is, zich hierop nader te bezinnen? ....

Maar niet alleen kerkelijke-, doch ook huiselijke godsdienstoefeningen worden met onze kranken gehouden. Driemaal daags wordt in de paviljoenen gelezen uit de Schrift, gebeden en gezongen; en het is soms ontroerend dit alles te hooren.

Tenslotte kan ik slechts noemen het persoonlijk contact van eiken dag en ieder uur, of laat ik liever zeggen: de gemeenschap der heiligen. Zoo min als dit in de gemeente alleen zaak is van den predikant, doch van elk geloovige tot elk geloovige, zoo min rust ook dit uitsluitend op den predikant der stichting, maaa- op allen die, in eenigerlei arbeid, aan de stichting werkzaam zijn. Er is thans bijna niemand meer, of hij komt op eenige wijze met de kranken in aanraking. Veel wordt dan van allen, niet alleen, maar wel inzonderheid van het verpleegpersoneel der stichting geëischt. Wijsheid en vroomheid; zachtmoedigheid en verstand; liefde en gebed. Het is niet licht in het werk der barmharügheiid te arbeiden, en het goed te doen. Daarom zijn ook noodig de geregeld gehouden bidstonden en bijbclbesprekingen; persoonlijke bezoeken en gesprekken met het personeel; waarvan de leiding dan inzonderheid berust bij den geestelijk-verzorger. Op hem rust dan ook de taak van ziekenen huisbezoek aan de kranken, waarvan ik tlians niet verder meer vertellen kan.

W^ordt al dit werk der barmhartigheid door de kerk voldoende gekend, en gedragen door het gebed? Leeft men er in mee, en voelt de kerk het als eigenlijk haar eigen werk? Zij behoeft dit niet zelf te doen, maar zij is er ook niet af., en, mag het niet maar aan enkelen, die daar hun roeping in vinden^ overlaten. Laat mij tenslotte nog maar één ding noemen. Iets zeer concreets. Een droef feit. En een teekenend feit. Honderden Gereformeerde kranken worden uit de maatschappij en uit de geïnstitueerde kerk in de stichtingen gebracht. Het is ontzettend. Het is ook voor de geïnstitueerde kerk ontroerend. En toch is het ZEER hooge uitzondering, als de predikant der stichting van de kerk, waar de patiënt vandaan komt, iets verneemt. Die kerk kan haar kranke broeder of zuster dan niet meer zelf verzorgen; soms nooit meer. Desniettemin draagt men hem of haar slechts zelden over aan de zorgen van den predikant der stichting; en toch was juist hier een bijzondere „attestatie" vaak zoo zeer noodig. Hier is nieuwe bezinning noodig: reformatie.

A-.-R.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 november 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 november 1936

De Reformatie | 8 Pagina's