GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Euyperlana.

II.

(Ons Kuyper-Nummer trok de aandacht, niet het minst door het laatste artikel „Kuyperiana". Het naar voren brengen van verscheiden minder bekende momenten bleek velen te boeien. We willen daarom in onze gewone rubrieken nog even vervolgen. Redactie.)

Natuurlijk werd „De Heraut" van elub-vorming, van het verwekken van richtingen en partijen beschuldigd. Men leze in No. 350 (7—9—'84):

„Alle aanklacht en alle beschuldiging van wie of wat zijde ook komend, als zou „De Heraut" er naar streven om zökere club te verheerlijken, voor zekere partijl te ijveren, en het ééne deel van Gods kinderen tegen het andere op te zetten, werpen we dan ook mei diepe grieving in ons hart zeer verre van ons, hiermieê openlijk betuigende, dat wie zoo iets van ons rondvertelt, ons, o, zoo volstrekt miskent, en gansehelijk niets verstaat van ons bedoelen."

Tegen twee felle, telkens herhaalde grieven heeft Kuyper zijn lievelings-orgaan meermalen moeten verdedigen.

Men leze de voor bijna zestig jaar geschreven, maar toch zeer actueel klinkende woorden, uit het nummer van 8 December 1879:

Er bestaat een grief tegen ons blad, waarop eens voorgoed dient geantwoord te worden. Men duidt het ons namelijk euvel, dat „in een weekblad, voor de ooren van een tot oordeelen, zoo het dan heet, onbevoegd puWiek, geschillen ter sprake komen, die tussohen de mannen van wetenschap op wetenschappelijk terrein behooren beslecht te worden."

De mannen, die deze grief uitten, waren natuurlijk weer de irenische broeders!

Uitvoerig bespreekt Dr Kuyper de kwestie. Hij wijst er voor alles op, dat de Gereformeerde Kerken nooit iets wilden weten van „een schare, die de wet niet kent". In leer en belijdenis hebben de leden, zelf in het Woord Gods thuis en geestelijk verlicht, recht van meespreken. Ze zijn zelfs bevoegd tot rechtspraak over doctoren in de godgeleerdheid.

De belijdenis der gemeente is immers alleen gebonden aan het duidelijke, verstaanbare Woord Gods en stoort zich niet aan 's menschen woord, noch in den hiërarchischen, noch in den pretentieus-wetenschappelijken vorm:

De Gereformeerde Kerk belijdt dientengevolge kreis weg, dat de „vrijsheid des kruises", die ziji belijdt, in bet oog der mannen van wetenschappen dwaasheid is en moet zijn, en dat ze desniettemin, ja, juist deswege, de heilige roeping heeft, om dat Woord Gods, naar de i n spraak des Geest e s en niet naar de tegen spraak der geest e n, in volle kracht en ongeschonden te bewaren.

Waaruit derhalve, indien nog iets onder menschen vast zal staan, dit o.i. wel axiomatisch en zeer klaarlijk blijkt, dat de irenisch© heeren, die ten deze tegen ons appèl op de gemeente in verzet komen, volstrektelijk en ten eenenmale met het grondbeginsel der Gereformeerde Kerk in strijid handelen, en dat wat wij deden, niets dan stille onderwerping inhield aan wat het Gereformeerde kerkbeglnsel eisoht.

En wat nog meer zegt, met aan deze tradition der Gereformeerde Kerk getrouw te blijven, hielden we ook ten deze het spoor, dat natar den wille Gods is. Dit malken we niet op uit eigen gevoelens en bevindingen; waaraan we niets hechten; maar uit Gods Woord.

Immers, de profeten van Israël treden steeds ten aanhooren van de gemeente zoo tegen de priesters als tegen de raadslieden der kroon op, en aarzelen geen oogenblik om zelfs quaestiën van ingewikkeld politieken aard voor de ooren des volks te behandelen en zonder verbloemen den priesterstand aan te klagen bij het Israël Gods.

Jezus heeft, ditzelfde voetspoor drukkend, geen aparte vergadering met geleerde rabbijnen belegd, maar steeds openlijk, op de straten, langs de stranden, in den tempel, dat vriend en vijand het hooren kon, voor de ooren der gemeente, de herders en leeraars van Israël op hun dolingen gewezen en de ingewikkeldste vraagstukken den volke voorgelegd.

En de apostelen dachten er zoo weinig aan „in een wetenschappelijk hoekje" de levensquaestiën der gemeente buiten haar om af te handelen, dat ze veeleer niet schroomden openlijk, ten aanhooren van het 'publiek, elkander te bestraffen, en voor de ooren 'der gemeente waarschuwden tegen ketteriji biji leeraars en gemeentehoofden.

Van dat „wetenschappelijk" afdoen der zaken derhalve schijn noch schaduw, en nog veel minder het minste spoor van eenige valsche cameraderie, die om den „collega" toch maar te sparen, het kan aanzien dat men Gods heiligheden al minder spaart en daardoor feitelijk toont, geen wachthond te zijn die onmiddellijik bast en aanslaat, gelijk de profeet het uitdrukt, zoodra men zijn heer te na komt.

Dienovereenkomstig zijn de eerst© getuigen des Heeren dan ook niet begonnen met ©en wetenschappelijke bestrijding der heidensche en Joodscb© priesters, maar ze hebben de levensvragen die op het spel stonden, rechtstreeks tot de schar© gebracht om eerst daarna tot wetenschappelijk verweer te komen. Zijn evenzoo de Ariaansche en Pelagiaansche dwalingen niet onder de portieiken der geleerden uitgestreden, maar op de markt, onder het volk, dat ieder er zich bij' interesseerde en er over meesprak. Zijn op geheel dezelfde wijze de Waldenzen en Hussieten niet begonnen met geleerde discipelen, maar hebben ze voor de ooren des volks en de vierschaar der gemeente de heilige dingen bij hun naam genoemd.

En hebben onze Hervormers eindelijk, in geen anderen geest, nooit met Era/Smiaansche hoogheid het volk gemeden, maar zijn èn de voorloopers der 'Hervormers èn de Hervormers zelven met hun meesterlijke pleidooien altijd tot het vo'lk zelf en tot hun vorsten en ©delen gegaan, om eerst daarna als de quaestie zuiver begon te staan en het leven gered WEUS, alsnu naax 'den eisoh van rhetorieken te disputeeren.

En hasist zouden we er bijvoegen, zoo gaat en moet het gaan bij elke beweging, kerkelijk of niet kerkelijk, waarbij een leidende gedachte in het spel is. De wetenschap is er om[ het leven en niet 'het leven om de wetenschap. Dus gaat het leven altijd voor en mag de wetenschap nederig achteraan komen, om het leven te begrijpen.

Telkens komt Dr Kuyper op deze griel terug. Men eze b.v. „De Heraut" Nos 255, 256, 257, 259.

(Wordt vervolgd.)

C.V.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 november 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 november 1937

De Reformatie | 8 Pagina's