GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe een Roomsche denkt over CS-enesis 3.

Er bestaat een weekblad onder den titel: „L.T.B.- Blad". Het is het officiëele orgaan van den roomschkatholieken diocesanen Land- en Tuinbouwbond, Haarlem. In het nummer van 30 Juni 1938 lees ik o.m. het volgende:

De vraag is maar: is 'n mensch góéd of is ie niét goed.

Ik zat daarover eens heel gezellig te kib'belen met 'n Dominee, en om die vraag te beantwoorden, begon ie vrarempel biji het bekende appelen- en perenrelletje in 't.Paradijs!

En nou deugt de mensch niet, zei ie, vanvrege de erfzonde.

Als de mensch niet zoo slecht was, zou er niet zooveel armoede, ellende en misdaad zijn.

Het was zoo eenvoudig als 't ei van Golumbusl

Nou heb ik nergens grooter hekel aan, dan aan theologische disputen en als mijn Autoriteit in Vaticaanstad gesproken heeft, is 'top dat punt voor mij afgeloopen uit!

Ik zuchtte daarom alleen maar goed hoorbaar, zooals 'n mensch zuchten kan als ie voor 'n hopeloos geval zit.

De mensch is góéd, zei ii heel gedecideerd, (hooge uitzonderingen daargelaten) maar alleen zwak.

Die zwakke mensch, die van goeden wU is, moet men verlossen van het kwade om hem heen. De kwade levensomstandigheden maken het hem o n - m o g e 1 ij k het goede te doen wat hiJ! zoo graag zou willen.

De voorbeelden liggen voor het grijipen.

De levensomstandigheden, de strijd om het bestaan, de m.oordende concurrentie, die alle naastenliefde doodt, daar ligt het kwaad.

Eu dat alles noemt men: economische orde!

En als die goedwillende mensch zucht en tobt over de zorg en ellende voor zijn gezin, dan krijgt hiji geleerde economische beschouwingen, waaruit dan moet blijken dat het niet anders kan.

Als op school mijta. sommen niet uit iwamen, kreeg ik 'n gruwelijke hekel aan wiskunde.

Is het dan nu te verwonderen, dat alle in de schoolbanken des levens ploeterende mensohen 'n hekel krijgen aan al die economische Wiskunde, waar geen énkele som meer van uit komt?

Die vervloekte goudmentaliteit doodt alle naastenliefde, verstikt de christelijke gedachte en leidt tot oorlog en revolutie.

Het is wel ontstellend, dat deze roomsche schrijver over het paradijs-„relletje" zoo durft spreken. Ik vrees-, dat zijn „Autoriteit in Vaticaanstad" er van schrikken zou, dat één van zijn kindertjes zoo ontstellend de zwakke plekken van de onderscheiding tusschen „leerende" en „hoerende" kerk blootlegt.

Verzekering of verzekerdheid.

In het vrijzinnig weekblad „Kerk en wereld" schrijft Ds K. A. Beversluis iets over Krishnamurti en het vrijzinnig christendom. Daaruit citeer ik volgende passage:

De Heidelbergsche Catechismus zet alles onder het licht van zijn eerste vraag: Welke is Uw eenige troost, beide in leven en in sterven? Het orthodox geloof wordt zoo een levensverzekering op de eeuwigheid.

Schrijver meent, dat hier Krishnamurti's critiek toekomt aan het christendom als „den godsdienstvorm, waarin wij het evangelie bedierven en scheeftrokken in de richting van het eigen ik". Maar het betoog toont hier reeds, niet geslaagd te zijn. Wie tusschen verzekering op de eeuwigheid en verzekerdheid uit kracht van de beloften van den Eeuwige niet nader onderscheidt, is niet in staat tot critiek op „het christendom".

Calvijn over het genadeverbond.

„De Wekker" citeert enkele passages uit Calvijn, en schrijft dan:

Hieruit blijkt, en het is voor geen tweeërlei iiitlegging vatbaar, dat Calvijin:

1. geen verbond der genade van eeuwigheid, alleen met uitverkorenen opgericht, kent.

2. Oud en Nieuw Verbond als een eenheid in Christus kent.

3. de belofte des verbonds: „Ik ben Uw God en de God van uw zaad", niet slechts beperkt tot de uitverkorenen, maar uitstrekt tot alle kinderen des verbonds.

4. den neiam „kinderen Gods" en „erfgenamen des eeuwigen levens" zoo als ook ons doopsformulier deze namen bezigt, niet neemt in subjectief geestelijken, maar in objectief verbondsmatige n zin.

We gaan niet in op de vraag, of Calvijn hier volledig is weergegeven, doch wijzen er alleen maar op, dat reeds enkele kennisneming van wat uit den kring der Gereformeerde Kerken over het verbond geschreven wordt, uitwijst, dat het orgaan „De Wekker" ten onrechte de z.g. neo-gereformeerde theologie beschuldigt van afwijking van Calvijn.

Eenvoudigheid of waarheid.

In het „Algemeen Weekblad" schrijft de Oog-en-Oorredacteur iets over het Algemeen Reglement voor de Protestantsche Kerk in Ned.-Indië. Hij citeert daarbij art. 1 van dit reglement. Het luidt aldus:

De Protestantsche Kerk in Nederlandsch-Indië is eene zelfstandige Christelijke Kerk. Zij bestaat uit al haar Gemeenten in deze Gewesten en staat open voor alle Protestanten in Nederlandsch-Indië. Haar fundament is Jezus Christus (1 Cor. 3 : 11).

Ook een richtlijn inzake de belijdenis wordt aangegeven door do algemeene synode van 1936. Deze luidt aldus:

De Algemeene Synode der Protestantsche Kerk in Nederlandsch-Indië begeert, dat de belijdenis van Jezus Christus in het midden dier Kerk wordt ontvouwd voor de menschen van dezen tijd en in deze landen.

Zij spreekt uit, dat die belijdenis in dezen tijd en in deze landen niet kan geschieden zonder het levend verband met en voortbouwende op de belijdenis der Christelijke Kerk van alle eeuwen, gelijk die in het Apostolicum tot ons is gekomen.

Zij acht zich geroepen om deze belijdenis in den gemeenschappelijken arbeid en eeredienst dezer Kerk een levende plaats te geven.

De schrijver vraagt nu:

Zou het in ons land ook niet wat kunnen? eenvoudiger

Zeker, het kan nog „eenvoudiger". Men kan n.l. het nog simpeler doen. Maar daarmee is meteen bewezen, dat zulk een „eenvoudigheid" hemelsbreed verschilt van dien „eenvoud", die het kenmerk van het ware is. Wij vreezen, dat deze „eenvoudigheid" geraffineerd is in het maskeeren der moeilijkheden, en dus feitelijk tegenover den „eenvoud" staat.

Prof. Dr G. van der Leeuw van Groningen heeft met den Oog-en-Oor-redacteur ook een appeltje te schillen. We nemen zijn stuk geheel over:

Nu in ons land de vloed van kerkelijk besef eindelijk begint op te komen, loopen de kindertjes op het strand angstig te hoop, bang voor het koude water. Daarbij komen ze bij elkaar, zooals men ze anders nooit kan treffen: vrijzinnige, ethische, gereformeerde kindertjes wedijveren met elkaar in de wonderlijkste sprongen en ze krioelen zóó door elkaar, dat men ze nauwelijks meer onderscheiden kan. Zij zijn allen bang voor natte voeten en, hoewel sommigen meenen, dat men die krijgt door het uittrekken van de geliefde, ouderwetsche belijdenis-schoenen-en-kousen, terwijl anderen juist meenen, dat men spoediger koude vat, wanneer men die aantrekt, — beiden wedijveren in het springen om het water te ontwijken. Het zou een aardig gezicht zijn, als het niet zoo droevig was. Het beste is er den humor bij te bewaren en te hopen, dat men straks dit alles weer vergeet, ook zijn vrees voor het allerergste; dat de kerk heusch eens wakker kon worden.

Intusschen kunnen niet alle sprongen door den beugel en de parallel, dien uw oog en uw oor hebben meenen te zien en te hooren in de Protestantsche kerk in Ned.-Indië, is toch wel zeer slecht beluisterd. De schrijver stelt ons het art. 1 van het Indische Alg. Regl. ten voorbeeld, waarin als fundament wordt aangeduid: Jezus Christus, terwijl daarbij als richtlijn wordt verwezen naar „het levende verband met de belijdenis der christelijke kerk van alle eeuwen, gelijk die in het Apostolicum tot ons is gekomen".

Uw Oog en uw Oor geven weliswaar geen blijk, dat zij bij het stellen van de vraag: „Zou het in ons land ook niet wat eenvoudiger kunnen? " op den achtergrond de Reorganisatie ontwaren. Maar de vooronderstelling lijkt niet gewaagd, dat bij dit Art. 1 aan een befaamd Art. 8 is gedacht. Daarom slechts twee simpele vragen:

Ie. Is het den schrijver geheel ontgaan, dat in hetzelfde artikel, dat hij aanhaalt, wordt gezegd, dat de Indische kerk „open staat voor alle Protestanten in Ned.-Indië? " En heeft hij zelfs niet de moeite genomen zich te realiseeren, dat daarmee zijn heele parallel met „ons land" (waarmee toch wel bedoeld zal zijn „onze kerk") vervalt. Immers de Ind. kerk is geen Ned. Herv. Kerk en heeft dus als kerk niet direct te maken met de belijdenisschriften der Ned. Herv. Kerk, maar kan zich bepalen tot het apostolicum. De onachtzaamheid van uw Oog en Oor wekken een uiterst verkeerden, ja misleidenden indruk. Waarbij nog komt, dat ik wel eens zou vwllen weten, wat de Reorganisatiecommissie te hooren had gekregen, wanneer zij in Art. 8 het Apostolicum had vermeld. Ongetvrijfeld zou men haar dan verweten hebben de kerk te willen „binden" aan een geschrift van zeventien eeuwen oud, terwijl men het nu, in zijn vriendelijk, maar hardnekkig niet-willen-begrijpen, bij drie eeuwen laat.

2e. Is het den schrijver geheel, en nog steeds, na alles wat daarover geschreven is, ontgaan, dat de geloofsbasis van het Reorganisatie-ontwerp breeder is dan die der Ind. Kerk? Het noemen van den naam Jezus Christus alléén als fundament moge vrijheid laten tot verschillende interpretatie (dat doet elke basis), de schrijver vergeet toch niet, dat een zuiver christologische formule de basis der Kerk verengt tot de orthodox-moderne controverse der negentiende eeuw. Wie een aanvang - wil maken met nieuw kerkelijk belijden, moet niet beginnen op het punt, waar de vorige eeuw ook begon. Hij blijft dan volkomen zeker in den richtingstrijd steken. Hij moet zich niet bekommeren om de leuzen van een voorbijgegane periode, maar teruggaan tot het breede geluid der kerk zelve.

Maar de kindertjes aan het strand schreeuwen zóó hard, dat zij zelfs het machtig geluid der zee niet meer hooren! Wie, ach wie? maakt eens een oogenblik stilte in onze kerk, , opdat wij het gebruis van Gods baren vernemen mogen?

We vreezen, dat ook de laatste zinnetjes teveel van de bovenbedoelde „eenvoudigheid" en dus te weinig van den christelijken „eenvoud" doen zien. Stellig ligt zijn opmerking niet in de lijn van een goede exegese van Ps. 42.

Het onbekende verwerpen.

Ds W. A. Zeydner schrijft in het „Algemeen Weekblad":

Met groote openhartigheid heeft Dr G. Horreus de Haas op de Jaarvergadering der Vrijzinnig Hervormden verklaard, dat wanneer ieder vrijzinnige tegen den tijd van de buitengewone vergadering de Drie Formulieren van Eenigheid kent, spreker bij voorbaat omtrent het oordeel dier vergadering verzekerd is!

Striemender slag had onbedoeld Dr Horreus de Haas zijn eigen beweging niet kunnen toebrengen! Men loopt te hoop tegen iets, dat men niet kent!

Het gelaakte euvel is heusch niet alleen bij de vrij­

zinnigen constateerbaar.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1938

De Reformatie | 8 Pagina's