GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over „isolement" en nog wat.

I.

In het mooie Jubileumnummer van het „Gereformeerd Jongellngsblad" is ook opgenomen een bijdrage van Prof. Dr J. Waterink, een der raadslieden van den Bond.

Het artikel heeft als opschrift: „De beteekenis van het Bondswerk voor het behoud van ons volkskarakter".

In dat artikel komt deze passage voor, die de moeite van het overwegen alleszins waard is:

„Het Nederlandsche volkskarakter is geboren in een strijd voor, en getypeerd door de behoefte aan, principiëele belijndheid eenerzijds en universaliteit anderzijds.

Deze principiëele belijndheid verkreeg dat volkskarakter door de gebondenheid aan Schrift en Belijdenis. Maar juist deze gebondenheid bewaarde tegelijkertijd het Calvinisme voor een steeds op den loer liggend gevaar: het gevaar van intellectueel schematisme.

Zoodra het formalistisch intellectueel aanvaarde schema norm werd voor leven en levenshouding, dreigde een recht on-Calvinistisch separatisme. Het is altijd de worsteling onzer vaderen geweest en het is ééne geweest van de strijdpunten van den grooten Kuyper om te zorgen, dat het Calvinisme den band met het volksleven in zijn gezonde levensuitingen niet losliet.

Daarom was het Calvinisme steeds zoo universeel. Daarom haatten Calvinisten steeds het wonen op een geestelijk eiland; daarom weigerden ze te aanvaarden het separatistisch geïsoleerd zijn van wetenschap en kunst, van politiek en sociaal leven; een isolement, waardoor de organische samenhangen met de practijk des levens in hun meest breeden zin werden doorbroken.

Hoezeer de gevaren van een on-Calvinistische houding eigenlijk vijftig jaar lang ons Bondswerk hebben bedreigd, kan o.m. blijken uit de wijze, waarop tallooze malen de uitdrukking „in ons isolement ligt onze kracht" tegen den zin van den eersten gebruiker van dezen term werd aangewend."

Naar aanleiding van dit stukje willen we enkele opmerkingen maken. Het roert verschillende belangrijke kwesties aan o.a. die van het „isolement" onzer volksgroep. Wat is dat isolement eigenlijk? Moet dat isolement worden gezocht of vermeden? Is het rijkdom of verarming? Moet het een daad zijn of een lot? Is het doel of middel?

Vooral is het de moeite waard om op dit stukje te letten, omdat de namen van Kuyper en Groen er in voorkomen. De eerste „met name", de tweede aangeduid. Prof. Waterink roept die beiden op als critici van fouten, die hij nu ontdekt en roept dan de jongeren op te doen als zij (Kuyper en Groen) en hij (Waterink). We handelen dus in den geest van Prof. Waterink als we het eigen woord van Kuyper en Groen over de kwesties, die hij aanroert, hier doen hooren.

We zullen het stukje op den voet volgen.

Niemand zal het met Prof. W. oneens zijn, dat de gebondenheid aan Schrift en Belijdenis het Calvinisme bewaart voor het gevaar van het „intellectueel schematisme". Wel is deze term niet overduidelijk, maar we voelen wel zoo ongeveer wat Prof. W. bedoelt.

Vooral Dr Kuyper heeft tegen de ver-heer-lijking van het verstand getoomd en gevochten. Met name zooals die in de Scholastiek der na-reformatorische dagen de levenskracht en de levenswarmte der reformatorische beweging ondermijnde. Van die Scholastiek is Dr Kuyper een erf-vijand.

Toen de reformatoren ten grave waren gedaald en hun leerlingen nog een tijd lang in hun geest hadden gearbeid, kwam de ellende. „Maar het derde geslacht verflauwde reeds in ijver. Het oude zuurdeesem van Rome begon na te werken. De Scholastiek moordde het leven. Te kleingeloovig om in de eeuwige diepte der waarheid zelve in te zien, vermeide men zich liever in wat anderen daarvan beschreven hadden. De rechtzinnigheid hield op levensuiting te zijn. Het geloof stroomde niet meer, maar vroor vast in onbewegelijken vorm"^).

Na den Munsterschen vrede (1648) gaat, zoo zegt Dr Kuyper op een andere plaats, de theologie achteruit. „Het historisch bestanddeel wordt dan ingekrompen, om plaats te maken voor breeder betoogtrant en al spitsvondiger en al schoolscher onderscheidingen.

Het wordt allengs kouder in onze theologische wereld. Er komt iets ijls en ledigs vooral in onze Hollandsche gehoorzalen, en het vrome volk, met die gebluschte vuren niet tevreden, steekt gretig de hand naar Engelsche en Schotsche levenswarmte uit, om aan de Halls en Love's, aan de Perkins en Owens, aan de Bunyans en Rutherfords hun bevroren ziel te verwarmen"^).

Ook op zijn colleges kon Dr Kuyper tegen deze Scholastiek razen. „Met name in de Gereformeerde Kerken vindt men van die dorre begripswerkers, ook onder de predikanten. Als ze 't maar weten te beredeneeren en met begrippen in mekaar te schuiven, meenen ze klaar te zijn. En zoo treft men dominees aan, die gelijken op iemand bij wien een hongerige komt, en die nu zegt: Man, je hebt brood noodig, en dat brood bestaat uit deeg, hetwelk uit granen bereid wordt, en waar water bij noodig is... en die dan, als hij alles anatomisch juist den man heeft voorgehouden, vraagt: En hoe smaakt het je nou? Zou die man hem niet een slag in zijn gezicht geven? ... dat dorre en moordende intellectualisme moet in do kerk bestraft. En geen ding is mij zoo pijnlijk dan dat juist van leerlingen dezer Universiteit, als ze optreden in de kerken, het gerucht loopt, dat ze dien weg van het intellectualisme bewandelen. Dat ligt aan de manier, waarop de Gereformeerde theologie is behandeld. Sla a Marck maar eens op, en wijs me dan één bladzij, waar ge een hart voelt kloppen, 't Is een begrippenkauwer, anders niet"').

Inderdaad heeft dus, wie toomt tegen „intellectueel schematisme" Kuyper aan zijn zijde.

Maar men moet daarbij nooit vergeten, dat Kuyper tegen lederen vorm van subjectivisme hardnekkig den strijd voerde. Wat voor „stuk; e" van den mensch ook op den troon werd gezet, Kuyper rustte niet voor hij ook dien afgod had verbrijzeld. Want verstandsve7heerlijking en g e v o e 1 s afgoderij; „ik"- of „zelf'-' cultuur en persoonlij kheids-verheffing: ze zijn allemaal broertjes en zusjes. Ze zijn allemaal even gevaarlijk voor het Calvinisme, d.i. voor den zuiveren dienst van God. Ze zijn even zondig, even afgodisch. En het meest gevaarlijke en meest zondige ontstaat als men de verstands-verheerlijking wil compenseeren met de g e V o e 1 s - verheerlijking, vice, versa — dan tracht men den eenen duivel met den anderen uit te werpen. En het resultaat is, dat men ze beiden houdt!

Kuyper vecht dan ook geducht tegen de andere afgoderijen. Hij spreekt van een tijd „toen scholastiek en mystiek en verstandelijke onwil hun bijlen en houweelen... aan dit woud van Gods heerlijke plantinage" legden*). Een tijd — de tijd der na-reformatie — toen de Gereformeerde leer bij orthodoxe predikanten en leeken meer dan dienstig was „verliep in dat „onderwerpelijk gekeuvel", waardoor met Lampe reeds, onze eens zoo degelijke theologie een knak kreeg, waarvan ze zich dusver nooit weer herstelde" °).

Met name waarschuwt Dr Kuyper zeer nadrukkelijk tegen de persoonlijkheidsvereering. Dat woord persoonlijkheid duidt iets aan, bevat een gronddenkbeeld, „dat aan de gedachtensfeer der Heilige Schrift geheel vreemd is"^). Kuyper speurt er pantheïsme in'').

Eén denkbeeld, zoo schrijft Kuyper in 1885, wordt algemeen verheerlijkt, n.l. dat der persoonlijkheid. „ „Persoonlijkheid" is... een tooverwoord geworden. Een soort heilig woord van diepe mysterie, waar alle schat der gedachte uit verklaard wordt.

Als een spreker of schrijver of prediker onder hen maar eerst weer bij het thema van de p e r s o o n 1 ij k- h e i d is aangekomen, o, dan vloeien de wateren, dan stroomen de woorden, dan voelt ge op eens, dat het hoogste punt zijner gedachten bereikt is.

En nu dit tooverwoord van persoonlijkheid wat is het weer anders dan de centrale uitdnikking voor het fatale stelsel van de subjectieve levens- en wereldbeschouwing?

Persoonlijkheid, dat is juist het subject! De vergoding van het subjectieve" ^).

Heel het terrein heeft Dr Kuyper verkend. Alle vijanden ontdekte hij. Het was al subjectivisme. Allemaal even slecht. En de waarheid is nooit een combinatie van twee of meer van die afgoderijen, behoorlijk in evenwicht gehouden, en tegen elkander uitgebalanceerd — neen, de waarheid is het andere, het tegenover dat alles staande. Het levende Woord van den levenden God.

En a 11 e subjectivisme leidt tot separatisme, want het scheurt de gemeenschap der heiligen en leidt tot de vorming van secten, richtingen, part ij en en groepen, die zich van elkaar afzonderen naar puur wereldsche criteria. Het subjectivisme kweekt menschen, die zich bij elkaar aansluiten — en dus van de rest zicti afzonderen — vanwege gelijkheid van denk-beelden, gevoelens, vroomheid, ligging, sympathie enz. En de consequente doorvoering der persoonlijkheidsvereering vernietigt tenslotte alle levensverband en maakt den mensch tot den eenling, den eenzame, den in-zich-zelf-genoegzame.


1) De Schrift — Het Woord Gods, p. 11.

2) „De Heraut", No. 8.

3) Locus de Creatione, p. 19.

4) „De Heraut", No. 26.

5) Idem, No. S3.

6) Idem, No. 270.

7) Idem, No. 252.

8) Idem, No. 387.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1938

De Reformatie | 8 Pagina's