GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr W. A. van Es over de „algemeene genade”. (L)

Dr W. A. van Es komt in „Geref. Kbl. Leeuwarden" terug op hetgeen wij in ons nummer van 4 Nov. opmerkten aangaande zijn beschouwing over de algemeene genade. We lezen:

Men kan bet woord „genade" (charts) als van God tot redding der wereld uitgaande, gelijk ook in de •woordenboeken is t« zien, in onderscheiden zin gebruiken. Zoo van de goede gezindheid, de genegenheid bij God, die tot redding leidt. Doch ook van de betooning dier goede gezindheid, dier genegenheid in de verlossing zelf. En dit laatste dan weer in tweeërlei opzicht, van wat God voor ons in den Christus zelf - wrocht en nog doet, wat men dan gewoonlijk de „voorwerpelijke" genade heet, en wat Hij door zijn H. Geest om Christus' wil werkt i n ons: wat men dan wel de „onderwerpelijke" genade heet. Genade in den tweeërlei laatstgenoemden zin, is natuurlijk vrucht van de genade in den eersten zin. Genade in „onderwerpelijken" zin als de uitwerkiug in ons van wat Christus deed, weer vrucht van de genade in den voorlaatsten, den „voorwerpelijken" zin. Zoo wordt bijv. in Rom. 5:15 gesproken van de g e n a d e Gods, en de g a v © d e r genade, die daar is van den eenen mensch, Jezus Christus. In 2 Tim. 2 : 2 komt dan, om een enkel voorbeeld te noemen, ook de uitdrukking „genade die in Christus" is voor. Een voorbeeld van de genade in onderwerpelijken zin is bijv. Ef. 3 : 7, waar gesproken wordt van de „gave der genade Gods, die mij gegeven is naar de werking van Gods kracht". Natuurlijk hangt de genade Gods in dezen velerlei zin innerlijk nauw samen, zoo dat ze wel te onderscheiden, maar niet te scheiden zijn, en men bij het zoeken van bewijsplaatsen dikwijls aarzelt in welken zin het woord hier of daar is bedoeld. Dat eene is vrucht van dat andere. Bijv. 1 Cor. 1 : 4: „wegens de genade Gods, welke u gegeven is in Christus Jez; u s".

Wat Rom. 5:15 betreft: volgens Prof. Greijdanus (konun. Rottenburg, 283/4) is hier sprake van Gods „groote genade", daarin, „dat Hij Zijnen Zoon overgaf in den dood tot onze redding". Met de „gave der genade" (vgl. VS. 17), wordt gedoeld op de hoogste en beste gaven der genade"; genade en gave staan tot elkaar als bron en stroom, oorzaak en gevolg. Ze komt tot „de velen", „n.l. allen, die van Christus zijn"; het gaat om de verhouding „van den Eéne, Christus, tot de velen, alle Z ij n e gekochte n".

In 2 Tim. 2 : 2 (bedoeld zal wel zijn 2:1) is sprake van „de genade, die in Christus Jezus is", en waarin Timotheus „sterk" moet zijn. Volgens Dr C. Bouma (Korte Verkl.) is hier sprake van „de volheid van het heil, dat in Christus Jezus als de bron besloten is. Joh. 1:14, en aan de gemeente steeds gegeven wordt door den Heiligen Geest, 1:14".

In Ef. 3 : 7 constateert Paulus, dienaar van het Evangelie geworden te zijn „naar de gave van de genade Gods, die aan mij gegeven is". „Gave" is hier „gegeven deel" (Prof. Greijdanus, Korte Verkl.). Dit gegeven deel is geschenk van in Christus Paulus bewezen genade. Ook in 1 Cor. 1:4 is volgens Prof. Grosheide sprake van „geschonken genade", genadegave, charisme, vrucht van Gods rijk maken in Christus Jezus.

In deze plaatsen gaat het dus over vruchten, geschenken van Gods genade in Christus. Maar die zijn wat anders dan de werking van die geschenken. Christus' komst in de wereld is genadegave. Maar tot de werking van die genadegave behoort o.m. dit, dat het oordeel des te zwaarder treft, dat het vuur der gerichtsoefening des te meer schroeit. Hij (die genadegave) is gekomen, ook om vuur op de aarde te werpen, om gericht te houden, om te zuiveren als de zeep van den voller, enz. enz. Slechts krachtens de in Hem verschenen genadegave is het mogelijk, dat de wereld door een mensch geoordeeld wordt. Maar als een werking van die genadegave o.m. in dat door-eenmensch-geoordeeld-worden openbaar wordt, kan men dan zeggen, dat dat oordeel algemeene genade is? Alle menschen ondergaan de werking van die genadegave, want alle menschen worden door een mensch geoordeeld. Die werking is dus (om met Dr van Es te spreken) commuun. Maar dat geeft mij nog geen reden om te zeggen: „hier is een commune werking van de vrucht der genade", ergo: hier is algemeene genade. Genadegaven zijn aan genade te danken, houden genade in. Maar haar werking is nog niet altijd genade. Gods zonlicht is den levenden een geschenk'; zijn werking is voor het levende lichaam heilzaam. Maar voor het doode ontbindend.

Dr van Es vervolgt:

Wanneer men nu deze onderscheiduigen in het oog vat, is de bedoeling van de woorden, waarop Prof. S. doelt, onmiddellijk duidelijk. We begrijpen dan ook niet, hoe ïni daarbij zelfs van „tegenstrijdigheden" spreken kan. „Werking van de vrucht van de genade welke in Christus is", beteekent dan de genade welke God in Christus voor ons gewrooht heeft, en waarvan wij de vrucht genieten, in de werking, welke we er van ondervinden.

Ja, „waarvan WIJ de vrucht genieten", waarvan wij ze GENIETEN. Dit onderstelt dus, dat die vrucht of werking op bepaalde menschen zelf ook zegenend inwerkt (gelijk dat zonlicht op het gezonde vleesch). Maar de anderen? Blijven zij geen bewijs, dat tusschen

genadevrucht en haar werking verschil is? We vervolgen:

Dan zouden we de algemeene- genade ook „de genade in Christus" hebben genoemd. En dit moet dan een tegenstrijdigheid met het zoo even genoemde zijn. Dat schijnt het me nog te zijn, tenzij genade en werking-van-genadevrucht hetzellde zijn; zie echter hierboven. Voorts:

'Doch in werkelijkheid spraken we van de „genade in Christus voor een in zonde gevallen werel d". In de laatste bijvoeging schuilt de subjectieve wending van de beteekenis van het •woord: „Vrucht van het offer van Christus", en „vrucht van de genade" welke in Christus is maakt niet zoo heel veel verschil, want de genade in Christus, voorwerpelijk bezien, kan in dit offer, als de verdienende oorzaak, worden saamgevat. De aanhalingsteekens eenmaal bij de genade, hadden, gelijk gewoonlijk bij het gebruik van aanhalingsteekens, de bedoeling er op te wijzen, dat we daarbij het woord genade uit een ander verband overnamen. Bedoeld was de discussie,

of de algemeene genade wel „genade" heeten kan. Eerlijk gezegd: ik begrijp het niet. De moeilijkheid ligt weer hierin, dat „vrucht" en „werking" naast en door elkander gebruikt worden. , , Vrucht" beteekent doorgaans — al is het woord afgestompt — een gunstig effect, een verblijdende uitwerking, indien althans de wortel goed is. Maar het woord „werking" zal zéker naar twee kanten wijzen: een werking ten goede, en ééne ten kwade. De evangelieboodschap is zonder Christus' kruis onmogelijk. Maar den één is zij een reuk des levens ten leven, den ander een reuk des doods ten doode. Prediken is zonder meer nog geen genade; zij is instrument van genade, èn van gericht. Openbaring is nog geen verzoening; zooals Barth wil. (Volgende week slot.)

De bekende driestar van Dr A. Kuyper.

Zooals men weet heeft „De Heraut" tegenover Ds Veenhof melding gemaakt van de (voor Ds Veenhof intusschen in zijn historische herinnering niet ter zake doende) driestar over het Kamper promotierecht, welke indertijd verschenen is, nadat de schrijver voor het eerst sinds jaren weer eens naar de synode gekomen was om het Kamper promotierecht, vroeger door hem begeerd, thans af te wijzen. Dhr Algra schrijft thans in „Leeuwarder Kerkbode":

Plotseling is in de discussiën in de kerkelijk© bladen weer betrokken een driestar van Dr Kuyper, waarover veel te doen is geweest. De driestar „Bij'tijds ontsnapt", w-aarin hij zijn groote voldoening te kennen gaf, dat de Synode der Gereformeerde Kerken besloot, het promotierecht niet aan Kampen te geven.

De driestar stond in „De Standaard", dus in een politiek blad. Het is misschien wel de ongelukkigete driestar, die Dr Kuyper ooit heeft geschreven. Niet alleen werd daarin over het voorstel ridiculiseerend geschreven, maar bovendien werd beweerd, dat er „wat achter stak".

De driestar heeft toentertijd verontwaardiging en verbittering gewekt. En wie in den kring van de geslachten van '34 is opgegroeid, die herinnert zich, hoe „Bijtijds ontsnapt" de volle en ongedwongen waardeering van Kuyper soms pijnlijk in den weg stond. Maar tijd slijt. Niemand zal er nu nog aan denken, Kuyper dit deraillement na te geven. Wie struikelt niet eens, als zijn temperament hem een oogenblik de baas wordt!

Maar juist daarom is het zoo jammer, dat deze driestar weer op het tapijt is gebracht. „De Heraut" had beter gedaan er niet weer aan te herinneren. En de vraag mag worden gesteld, of het beste antwoord op die ontactische herinnering niet geweest zou zijn de opmerking: wij achten Kuyper te hoog, dan dat we nu nog weer gaan debatteeren over dal moment, toen hij zich een oogenblik verga/t. Wij kunnen er niet-anders dan met droefheid aan denken, dat hij dit den broederen heeft aangedaan. En daarom meenen vrij te mogen vragen: zuUen we uit de discussie over het promotierecht die driestar maar niet elimineeren, juist uit liefde tot Kuyper?

Wij zijn het met deze beoordeeling van Dr Kuyper's driestar wel eens. Overigens gelooven wij, dat nu ze eenmaal weer op het tapijt gebracht is, het goed is zich te herinneren, dat de tijd niet alles slijt; tenminste niet de vasthoudendheid waarmee argumenten, die in feite niet meer kunnen gelden, toch nog opgeld doen. Daarom was het ook noodlg, dat, gegeven eenmaal deze herinnering van „De Heraut", antwoord kwam.

Emeritaatsverleening.

Ds H. C. van den Brink schrijft in „Overtoomsche Kerkbode" iets over art. 16 van de bij de „H.-V.-groep" aangenomen kerkorde. De eerste alinea van het artikel luidt als volgt:

Aan predikanten, die door ziekte, invaliditeit of ouderdom niet meer in staat zijn hun werk te verrichten, wordt door de plaatselijke kerk met medewerking van de algemeene vergadering emeritaat verleend met behoud van hun recht tot bediening van hun ambt.

Ds Van den Brink merkt daarbij onder meer op:

Alleen.in deze woorden en nergens elders in onze K.O. wordt over het verleenen van emeritaat gesproken en dat wel duidelijker en breeder dan in art. 13 der vorige K.O. In een bewoording, welke slechts voor één uitlegging vatbaar is, wordt hier drieërlei uitgesproken.

Ie. de grond voor emeritaatsverleening; ziekte, waarbij te denken valt aan een chronisch lijden, waardoor de ambtsbediening onmogelijk wordt; invaliditeit, b.v. dgo, r.een ongeval, die tot hetzelfde resultaat leidt; ouderd o m, die inzinking en vermindering van kracht met zich brengt en tot rust noodzaakt.

Derhalve: aan een p r e d i k a n t, die noch ziek noch invalide noch door ouderdom verzwakt is, kan ge-en emeritaat worden verleend. In de kerken van het O.V. bestond en bestaat, voor zoover mij bekend is, het gebruik om ook op andere gronden emeritaat te verleenen, b.v. omdat een predikant hoogleeraar in de theologie zou worden. Men zoekt dan voor zulk een bevreemdend „emeritaat" grond in de woorden „of anderszins" van art. 13 K.O'. Doch juist om dergelijke dingen beslist af te snijden, is de preciese bewoording van ons art. 16 gekozen. Ik geloof, dat in dit opzicht de „H.-V.-groep" ons vooruit is.

Werp uw brood nit op het water.

In het officiëele nieuws van de kerk van IJmuiden- Oost wordt melding gemaakt van een gift voor de diaconie. Een opwekking tot navolging wordt aldus daaraan toegevoegd:

Laten wij dat nu allen eens goed onthouden. Prediker 11 : 1. Daar is een zeker Spreuk in Godes Woord te lezen. Die schijnt of vreemd gezegd, of zonder slot te wezen. Zoodat ik nog niet weet, wat deze Spreuk beduidt. Ik vraag U, mag het zijn, leg ons dit nader uit. Wil om tot dit geheim een weg te mogen banen. De waters, hier gemeld, houdt die voor droeve tranen. Of die een teere wees, of weduwvrouwe schreit. Waarvoor een milde hand moet altijd zijn bereid. Hier dient ook brood bezorgd of andere nuttige zaken. Die hun bedroefden geest zijn machtig blij te maken. Dat is, wat u hierna, is 't niet in 'taardsche dal. Dat is, wat onze God u weder geven zal. Niet als exegetische bijdrage bedoeld. Toch om te onthouden.

Bondsbreok in het heden.

Ds D. Zwier schrijft in „De (Am.) Wachter": Sommige Gereformeerde theologen hebben getracht deze moeilijkheid te ontgaan door aan te nemen, dat onder het Oude Testament bondsbreuk mogelijk was, omdat het verbond toen een uitwendigen kant had, maar dat dit onder het Nieuwe Testament niet mogelijk is, omdat het verbond thans alleen inwendig is, geestelijk van aard.

Deze „oplossing" werd echter door de meeste Gereformeerde theologen verworpen, en onzes inziens terecht. Ze vindt in de Schrift geen steun. Ze brengt een scheiding aan tusschen de Oud- en de Nieuw- Testamentlsche bedeeling, die we onmogelijk kunnen aanvaarden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 november 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 november 1938

De Reformatie | 8 Pagina's