GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VROUWENVRAGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VROUWENVRAGEN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de lijn der gaslacbten. ^

Kortgeleden hebben de socialisLisclie vrouwen het zesde lustrum van haar Vrouwenbond ge\'ierd en daarbij hebben ze zich ook bezig gehouden met ons, vrouwen van Christelijken huize.

Zelf zaten ze daai' in het volle besef van eigen grootheid. In de zaal, rondom de tafeltjes, getooid met felroode tulpen, de duizenden bezoeksters, op het podium de pioniersters, die dertig jaar geleden het aarzelende begin der vrouwen clubs hadden geleid; achter den katheder de kopstukken der socialistische partij met klinkende lofredenen op eigen kunnen en eigen doen.

En vanaf de hoogte van het eigen feestgetij' keek men naar de wereld rondom. En zoo bleef ook de blik rusten op de Christelijke vrouwengroep.

O nee, het was niet veel bijzonders noch veel verdienstelijks, wat daarvan te melden viel. Die Christelijke vrouwen, dat waren eigenlijk de achteraankoomsters.

Kijk eens, zoo zeiden ze, in de geschiedenis is het zóó gegaan: eerst werden de vrouwen in Engeland wakker, toen volgden de Fransche. Nederland kwam pas véél later. En in Nederland ging weer de stad vóór het platteland en de burgerlijke \Touwen vóór de vrouwen der arbeiders. Maar de allerlaatsten, die ontwaakten, waren toch de Christenvrouwen. Die zijn eigenlijk nu in dezen tijd pas bezig Klaas Vaak z'n afscheid te geven, de slapeh rige oogen wat open te wrijven en de wereld rondom zich eens goed wakker aan te kijken.

Schrikt u een beetje, dat een ander ons zóó ziet? Hoeft niet, hoor, want deze klanken zijn heelemaal geen nieuws.

Vroeger, toen schold men ons als menschen van de nachtschool. Nu zijn we bezig wakker te worden. We gaan er dus op voomit. Want tusschen slapen en wakker worden is toch altijd nog een hemelsbreed en hoopvol verschil.

En let er eens op, alleen de vr o-u wen zijn nog maar in dit morgenstadium. De Christelijke mannen, die noemt men niet. Want die beeft men al lang ontdekt op de groote levensmarkt, waar ze hun zaken doen, waar ze zich laten gelden zóó, dat zelfs de socialisten hun hebben moeten zien. Wie noemt daar den naam van Colijn, van De Wilde, van de mannen der Christelijke Vakbeweging? Ja, ze zijn er — de grooteri, maal- ook de kleinen, de mannen van naam èn de getrouwen op hun stillere posten, doch allen trouw aan hun beginsel en daarin aan hun God.

Neen, de Christelijke m annen, dat moeten zelfs tegenpartijders erkennen, zitten niet meer in de nachtschuit. Zij trekken vooraan en wijzen mee den weg en men volgt hen, gewillig of mopperend, maar — men volgt.

Doch, deze wakkere mannen hebben ook vrouwen. Slaperige, passieve vrouwen, die het leven maar een beetje langs zich heen laten glijden. Haar zie je niet in 's werelds gewoel. Zij stonden niet in de gelederen, toen de strijd om het vrouwenkiesrecht werd beslecht. In gemeenteraad noch kamerclub kan men ze ontmoeten. Zij; strijden niet moe voor het kleine gezin, ze doen niet mee met de propaganda voor vergemakkelijking der echtscheiding, noch met den eisch van arbeid voor de gehuwde vrouw. Zij liepen niet mee achter de leuze van moedertoon en moederschapszorg. Zij waren altijd de stillen, die thuis haar werk deden, zonder rumoer, zonder lawaai, zonder fanfares.

'Maar stil zijn is niet hetzelfde als slapem!? Of slaapt do plant, die stil in de aarde wegsterft, haar nieuwe kiem voedt, opgroeit zachtkens zonder geluid en zie zij' bloeit en zendt haar geuren uit, en zie zij' draagt vrucht, dertig- en zestig- en honderdvoud.

Er staat van onzen Heiland zoo iets heel bij|zonders in de Profeten: Hij' schreeuwt niet, noch Verheft Hij Zijn stem^ noch zal Zijn stemi op de straat laten hooren.

En zoo is het geweest, al de eeuwen door, niet door kracht, noch door geweld, maar door het f stille werk van den Geest des Hieeren is het Koninkrijk Gods gebouwd. Het kwam en het groeide en zie, de aarde wordt van de kennis des Heeren vol.

Zoo is er ook de groote kracht van den stillen wandel der ^Touwen. Een wandel zonder veel woorden, maar van een groote, innerlijke sterkte.

O ja, er kunnen tijden zijn, dat de Deborah's optrekken, dat Mirjam vóóraan gaat met haar trommel en rei, doch dat zijn de uitzonderingen. De plaats, die God de meesten onzer gewezen heeft, is op den achtergrond, op de twééde rij', achter en naast en in de schaduw van den man, die vóórop gaat.

Maar dat hindert niet. Gods plaats is altijd de goede plaats. En de meeste vrucht zal ons leven dragen, zoo wij gehoorzaam zijn, daar, waar God ons stelde.

En • nu denk ik aan de heldendaden, die onze grootmoeders en onze overgrootmoeders hebben verricht op de stille plaats, waar haar leven verliep. Voor de wereld waren ze de vergetenen, de „slapenden", misscliien wel analphabeten en vrouwen van 'de nachtschool. Maar in Gods kerk zijtoi ze Moeders, wier beeld ons nu nog wenkt. „Wij willen óók zoo wezen, haar nakroost, niet ontaard".

Wat hebben ze dan gedaan, die vrouwen, in een üj'di, toen er van de socialistische vrouwenbeweging nog geen spoortje te bekennen viel? O, heel eenvoudig. Zij hebben naast haar mannen gestaan in de vele dingen — groot en klein — die er voor God te doen waren.

Ik 'denk aan de vrouwen der Afscheiding. Midden in haar tijd hebben ze gestaan als heldmnen Gods. Ze hebben met haar mannen haar huizen opengezet voor de godsdienstoefening: een doopdienst in de huiskamer, een avondmaalsbediening op de deel, een hagepreek op het erf. En als loon ontvingen ze, dat ze als misdadigers werden behandeld.

De mede-dorpsbewoners gooiden de ruiten kapot, de veldwachter beboette ze en de burgemeester zond soldaten ter inkwartiering. Zelf moesten ze slapen op den hooizolder, want het beste bed werd opgeëisclit voor de dienaren des konings. En als het geld voor de hooge boete ontbrak, werd huisraad en kleeren bij opbod verkocht. Het is zelfs gebeurd, dat eeri vrouw der Afscheiding voor de oogen van het publiek haar rok heeft moeten uittrekken, omdat de officier bij! de boedelbeschrijving juist dien bepaalden rok voor den verkoop had opgeschreven. Zij zagen het speelgoed van haar i^inderen verhandelen, de moeders, en de hemdjes en luiers, die ze gemaakt hadden voor de baby, die over twee maanden zou geboren worden! —

Dat hebben onze overgrootmoeders gedaan. Die stille, vergeten vrouwen, ver weg op hun dorpen — geen socialist zou ze hebben opgemerkt. Maar sliepen deze? Neen niet waar, ze stonden midden in de branding van haar tijd. Als wachtöressen des Heeren volbrachten zij de heilige wake.

O neen, van vrouwenrechten spraken zij' niet, maar wel van het hooge recht des Hééren: het recht op een onvervalschten Bijbel, het recht op een zuivere kerk, het recht van den Koning der kerk op gehoorzaamheid van Zijn dienaren!

En omdat zij — naast haar mannen — getrouw zijn geweest en niet de versmaadheid, noch de armoede, noch de onderdrukking hebben geacht, bezitten wij nu een kerk, waarin het zuivere Woord Gods Zondag aan Zondag gepredikt kan worden. Wij behoeven geen uren te reizen voor een zuivere bediening van Gods Woord. Het is vlak bij ons, naast onze deur! En dat, dat hebben de vrouwen der Afscheiding — met medewerking van de genade Gods — voor ons bevochten.

Ik denk aan de vrouwen, die op deze generatie volgden. Het heilig erfstuk, dat de ouderen h'aar hadden nagelaten, dat was de vrijte kerk.

Rust was er in het land weergekeerd en ongehinderd hielden des Zondags de Afgescheidenen hun godsdienstoefeningen in de kleine, bescheiden schimrkerkjes.

Maar de strijd was daarmee niet uit! Hij was alleen maar verlegd naar een ander terrein!

Naast de vrije kerk de vrije Christelijke school! En zie, gelijk bij het voorgeslacht om de kerk, zoo begon nu weer een jarenlange, ononderbroken kamp om het Christelijk onderwijs; om het recht, niet alleen des Zondags, maar ook door de week do kinderen op te voeden naar de eisclien van hun weg. De doopbelofte gold tocih ook voor het onderwijs, voor de daden Gods in de geschiedenis, voor Zijn grootheid in de natuur, voor de onder^ wijzing in Zijn Woord niet het minst?

Wéér streden de vrouwen naast haar mannen. En zij hadden niet het gemakkelijkste aandeel in den strijd. Want kwam het niet in hoofdzaak op haar neer, dat eiken Maandagmorgen van het karige weekloon de dubbeltjes klaar lagen voor den meester? Die dubbeltjes, waarvan de leermiddelen, het onderhoud van het schoolgebouw èn het Iractement van den onderwijzer moest worden betaald.

Maar zij zijn gelrouw geweest, deze vrouwen, die onze moeders en onze grootmoeders waren. Week op week, jaar op jaar, hebben ze op de huishouduitgaven bezuinigd om haar kinderen toch maar te geven, wat de trouw aan Gods Woord van hen eischte.

Zijl hebben gebedeld bij den Koning en zijn terug- I gewezen. Zij zijn verguisd en geboycot door hiin dorpsgenooten. Maar ook, zij hebben armoede en verachting niet geteld, doch door haair getrouwheid hebben w ij nu het bezit van onze eigen vrije, Christelijke school.

Ja, meer nog. Mét haar mannen hebben zij' zelfs een Universiteit opgericht en Stichtingen van barmhartigheid van allerlei aard in het leven geroepen!

Stille, vergeten vrouwen waren het, wier namen in de historie der moderne vrouwenbeweging niet worden genoemd, — vrouwen in de stad en vrouwen op de dorpen.

Maar — heldinnen Gods, wachteressen, die de heiUge wake vervulden bij Gods Woord, bij haar kind.

En nu wij, die vandaag onzen tweeden bondsdag vieren.

Kunnen wij nu met de armen over elkaar gaan zitten, genietend van wat het voorgeslacht voor ons heeft opgebouwd: een vi-ije kerk, een Vrije school, en zooveel andere goede dingen meer?

'Neen, dat kunnen we niet! De strijd is voor Gods kerk hier op aarde nóóit uit!

Zeker, wij zijn rijk; wij bezitten veel, waar •we eiken dag voor moeten danken. Maar nieuwe vijanden rukken aan, geraffineerder en meer gecompliceerd en daardoor minder te herkennen dan die, waartegen onze grootmoeders hadden te vechten. En hun aanval is geweldig.

Het is een stormloop, fel en hevig, op alle dicrbaarheden en grondslagen, waarop ons Clrristenleven is gebouwd: op de kerk, den Bijbel, het huwelijk, het gezin, de jeugd. Niets is meer veilig oor hun verwoestend en ondergravend werk.

Kunnen wij als zwakke vrouwen daar tegenop?

Wat zegt u, zwakke vrouwen ? Niemand is zwak, die staat in het geloof en daardoor in de sterkende racht des Heeren.

Dat is het eerste, wat wij noodiig hebben. Te kunnen zeggen: Ons staat de sterke Held terzij'. Dien God ons heeft verkoren. Vraagt gij Zijn naam? Zoo weet Dat Hij de Christus heet. Gods eigene, uitverkoren.

Dat is het eerste en allervoornaamste: de kracht van geloof en gebed.

Maar daarnaast loopt de weg der middelen, waaraan God ons bindt. En één van di^ middelen is wel onze vrouwenvereeniging, waar wij samenkomen om bij het lidit van Gods Woord onzen eigen tijd te verstaan, den vijand te laeren onderkennen, te weten hoe dien be weerstaan, en hoe ons leven recht op- te bouwen in de geihoorzaamheid des geloofs.

Samen, stoel naast stoel, op onzen vereenigingsavond, de hoofden gebogen over den Bijibel; samen besprekend en oplossend biji den kandelaar van het Woord des Heeren onze vragen en problemen; en dan naar huis, naar ons^gezin, naar ons werk, overal waar God ons onze plaats gaf, en het uitdragen en betrachten, niet alleen, o, alstublieft niet alleen in woorden, maar vooral in daden van geloof en liefde.

Het is heerlijk, een Christenvrouw te mogen zijn.

Alüjd, maar in ónze dagen wel bijzonder. Het vraagt van ons de grootste inspanning, de toewijding van al onze krachten. Het vraagt soms den moed om alleen te durven staan.

Maar geen nood, wij zijn in des Heeren dienst. Ziet 'de dienstmaagden des Heeren: ons geschiede naar Zijn Woord.

Neem ons leven, laat het. Heer, Toegewijd zijn aan Uw eer. Neem onze handen, dat ze 't merk Dragen van Uw liefdewerk.

Zij' m ij n wil in mij gedood. En Uw wil mijn daaglijksch brood; Maak mijn hart tot Uwen troon, Vader, Heil'ge Geest en Zoon.


1) Toespraak, gehouden te Zwolle, 14 Juni 1939, bij gelegenheid van den 2den Bondsdag van den Bond van Gereformeerde Vrouwenvereenigingen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 augustus 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

VROUWENVRAGEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 augustus 1939

De Reformatie | 8 Pagina's