GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ned. Chr. Persbureau en Prof. Hepp.

Met het Ned. Chr. Persbureau hielden we ons bezig; tot nd toe ontvingen we geen enkel bewijs, dat zijn directie haar onware bewering aangaande ons terugnam, of de persoonlijke verdachtmakingen in de copie van zijn anoniemen medewerker herstelde. Daarom volstaan we deze week met het volgende. Het bureau heeft ook betwist, dat het juist zou zijn, dat de bedoelde copie niet aan alle abonné's zou zijn toegezonden. Verleden week gingen we daarop niet in, omdat we er over in correspondentie waren. Deze is thans afgesloten. Ook op dit punt willen we dr v. d. Vaart Smit met genoegen het resultaat meedeelen. Maar dan verwachten we eerst eens een bewijs, dat hij nota neemt van wat tégen zijn foutieve beweringen en onjuiste synodecopie is ingebracht. Hij moet een toontje lager zingen en is dat aan de door zijn nieuwsdienst in hun eer aangetaste synodeleden verschuldigd.

Intusschen blijkt prof. Hepp verder te gaan dan wij. Wij hebben letterlijk overgenomen wat ds Veldkamp schreef, en dadelijk vermeld wat het Persbureau in schijn tegen ons, in werkelijkheid tegen ds Veldkamp opmerkte: dat n.l. een synodelid, vooraanstaand nog wel, auteur zou zijn geweest van de bedoelde copie. Prof. Hepp evenwel schrijft in „Credo":

Een deel van onze kerkelijke pers is ontstemd over „een der meest vooraanstaande Synodeleden", gelijk hij wordt aangediend.

Hij geeft beschouwingen over de Synode, welke vanzelf niet voor honderd procent objectief zijn.

Zijn oordeelvellingen worden door een Christelijk Persbureau rondgezonden, maar de naam van den man wordt geheim gehouden.

Hoe ik over deze manieren denk is genoegzaam bekend.

Maar 'kzou willen raden: ontwikkelt geen detectivegaven om den man te ontmaskeren.

Natuurlijk staat het de Synode, zoodra zij weer saamkomt, vrij om een onderzoek binnen den kring harer bevoegdheid in te stellen.

Ik voor mij echter geloof niet, dat men hier met een Synodelid te doen heeft.

Zeker niet met een vooraanstaand Synodelid. Trouwens, wat is dat voor een wezen?

Prof. Hepp blijkt dus^) het Persbureau niet te gelooven, ook niet na herhaalde verzekering. Daarin gaat hij verder dan wij. Ik wilde alleen maar, dat het bureau den naam noemde. Detective-gaven behoeft men daartoe niet te ontwikkelen; want al kan ieder nagaan, dat de beschouwingen, die de anonieme auteur aan het Persbureau overgaf, bizonder veel lijken op de opinies van een afgevaardigde, door hem voorgedragen in het openbaar, toch kan een kind begrijpen, dat het best een ander synodelid kan zijn, die zich zoo heel bizonder in de opvattingen van dit synodelid heeft kunnen vinden, om niet te zeggen: „vastgebeten".

De heer T. v. Popta schrijft in „IJm. Kb.":

Een jaar of wat geleden is in een redactie-vergadering van onze Kerkbode ter sprake geweest, zich te abonneren op mededelingen van dit persbureau, maar we hebben dit niet gedaan, o.a. omdat we het bureau als niet betrouwbaar beschouwden.

Dr Van der Vaart Smit, de directeur, is jammer genoeg, geen evenwichtig man. Zo zijn tegenwoordig zijn berichten over Duitsland sterk pro-Duits en ten gunste van het - nationaal-socialisme. Een jaar of tien geleden werd hij vanuit onze Chr. vakbeweging gecapitteld, omdat hij berichten naar Duitsland zond, die zeer ten gunste van de Nederl. sociaal-democratie waren en in strijd met de werkelijkheid.

Zo is Dr Van der Vaart Smit. Jammer om liet Chr. Persbureau.

Mischien citeeren we nog wel eens enkele uitlatingen van dr v. d. Vaart Smit. Ze zijn zeer ontdekkend voor het kennen van zijn principieel „standpunt".

Contact met de Chr. CroreL Kerk.

In „De Wekker" schrijft de redacteur (J. J. v. d.) S(chuit):

Het zou van ondankbaarheid, of ook van onachtzaamheid kunnen getuigen, wanneer wij geheel stilzwijgend zouden laten passeeren, wat de Synode der Gereformeerde Kerken te Sneek vóór eenige weken heeft besloten omtrent haar poging tot eenheid onder de Gereformeerde belijders.

De geschiedenis is bekend. Vóór eenige jaren heeft de Synode der Gereformeerde Kerken Deputaten benoemd, die trachten zouden een samenspreking te hebben met de belijders van de Gereformeerde confessies. Ook aan de Synode der Christelijke Gereformeerde Kerk is toen een verzoek gericht om tot deze samenspreking te komen. Onze Synode heeft gemeend, dat daarvoor de tijd niet gekomen was, maar dat eerst duidelijk moest zijn, waarover deze samenspreking zou gaan. Onzerzijds wenschte men niet zonder nadere gegevens tot zulk een samenspreking over te gaan. Wij hebben toen een schriftelijk antwoord gezonden aan de Gereformeerde Kerken, en wij hebben daarna in een lijvig rapport onze bezwaren nader ontwikkeld.

Hierop wenschten wij nu een schriftelijk antwoord, om te zien, of er redenen waren voor deze samenspreking, en of er mogelijkheden werden geopend voor nader contact.

Wij zouden zoo zeggen, dat dit tusschen twee kerken een zeer juiste weg was. Wat is er nu toch tegen, dat er eerst uitwisseling van missiven plaats heeft, opdat wij zwart op wit voor ons hebben, wat de bezwaren, zijn. Wij hebben gemeend een historischdo.gmatisch rapport te moeten opstellen. Wij hebben dit ter kennis gebracht. Is het nu niet billijk, dat wij hierop een schriftelijk antwoord mogen verwachten, waarin ons wordt gezegd, in welke zaken de Synode der Gereformeerde Kerken het met de Christelijke Gereformeerde Kerk eens is, en in welke zaken zij het niet eens is. Dan hebben wij een basis voor onze samenspreking.

De Synode der Gereformeerde Kerken meende echter hierop niet te moeten ingaan. Zij wenschte geen schriftelijke gedachtenwisseling, maar een mondelinge samenspreking.

Het ligt niet op mijn weg, na te gaan of deze berichtgeving omtrent hetgeen geschied is, volledig is en op de kern ingaat. Persoonlijk meen ik, ' dat men dat niet kan zeggen, en dat het antwoord, van Chr. Geref. zijde gegeven, zakelijk wel wat anders „aanvoelt", dan wat hier gezegd wordt. Overigens weet men, dat ik met den schrijver het hierover eens ben, dat schriftelijk contact, indien men dit nu eenmaal wil, onzerzijds vlot toe te staan zou zijn. Natuurlijk kan een synode zich niet verantwoordelijk stellen voor brieven van deputaten; maar ze kan wel deputaten machtigen tot correspondentie, en dezen zullen wel zoo wijs zijn, hun eigen woorden nadrukkelijk van die der synode te onderscheiden. Overigens acht ik nog een klein lichtpuntje aanwezig in volgende woorden van den schrijver:

Ook wij wenschen een mondelinge samenspreking, maar eerst zouden wij willen bezitten een rapport van de Synode der Gereformeerde Kerken, in welk rapport deze kerken haar bezwaren hebben te ontwikkelen tegen onze zienswijze van de leer des verbonds en van de historische lijn der afscheiding, gelijk de Christelijke Gereformeerde Kerk deze heeft uiteengezet in het schrijven aan de Synode der Gereformeerde Kerken, en in haar breeder rapport.

Zoo alleen kan er een basis ontstaan, die een belijning aangeeft voor een mogelijke samenspreking. Het is dus geheel onjuist, wanneer de bladen melden, dat de Christelijke Gereformeerde Kerk afkeerig is om een samenspreking te houden.

Eveneens:

Wanneer gemeld is, dat de Deputateïi der Gereformeerde Kerken met vooraanstaande broeders, die de Gereformeerde belijdenis liefhebben in de Hervormde Kerk een officieus contact verkregen hebben, dan wordt hier dit verschil tusschen personen en Kerk miskend, als zulks tot voorbeeld zou moeten strekken voor Deputaten, die een Kerk hebben te vertegenwoordigen.

Ik weet zeker, dat vooraanstaande broeders in de Christelijke Gereformeerde Kerk elk oogenblik met broeders in de Gereformeerde Kerken, of met welke broeders uit andere groepeeringen ook vidllen samenspreken. Maar dat is toch heel wat anders, dan dat twee kerken over mogelijke eenheid hebben te handelen. Hier zijn wij wederkeerig niet zoo vrij, maar veel meer gebonden. En juist daarom wenschen wij eerst een schriftelijk rapport van de Gereformeerde Kerken, opdat wij goed weten zouden, wat wij aan elkander hebben, als wij bijeen komen.

Ik hoop, dat men van deze opmerkingen goede nota nemen zal; met name dan wat betreft de woorden uit het begin van de laatste alinea.

Pak u weg. Te Amstelveen is in de H.V.-gemeente een „gemeentevergadering" gehouden. Daar sprak de H.V.-predikant ds Kroon van Noordwijk. Blijkens het kerkblad van de „Geref. Kerken in H.V." was het onderwerp: „De kerk en het koninkrijk Gods". We lezen:

Zonder dit laatste, zei spreker, was de Kerk een dwaasheid en was het geloof een dwaasheid. Door het Koninkrijk Gods krijgen beide. Kerk en Geloof, eerst hun beteekenis. Het christelijk geloof is een volstrekte bedreiging van al het bestaande.

„Een volstrekte bedreiging van al het bestaande": pak u weg, de sirenes loeien! De schr., nog steeds over het geloof sprekende, vervolgt:

Het is ook anders dan welke bestaande macht of kracht ook in de wereld. Het christelijk geloof is geen kroon op iets, geen volmaking van hetgeen al bestond, iets, dat er boven op komt) waarmee het dan meer of min „af" zou zijn — neen, het geloof is iets buiten de natuurlijke orde dezer wereld, het gansch andere, dat niet is van deze wereld, maar oorsprong heeft buiten het bestaande. Zooals Paulus het voor de Atheners uitdrukte: de onbekende God. Het christelijk geloof richt zich op dien God; zoozeer God, zoozeer Heer, dat Zijn macht met niets is te vergelijken. Het is verkeerd te spreken, dat God zou „bestaan". God „bestaat" niet. Hij spreekt — en het is er. Hij gébiedt — en het staat er.

Ook de christelijke liefde is „wat anders" dan welke bestaande macht of kracht in deze wereld. Hetzelfde geldt van petroleum, of van koper. Maar wat bereikt en met zulke tirades? De schrijver moest maar minder van Barth overnemen. Waar zijn we, en waar gaan we heen?

Buchmanbeweging,

Ds H. Knoop schreef in „Delfsh. Kb.":

De classis Batavia ging, als ik mij niet vergis, niet verder dan de verklaring, dat de Buchmanbeweging in 'het algemeen door groote bezwaren gedrukt vrordt, terwijl voortsi haar bepaling van 'wat er 'dan tegen die beweging moest gedaan worden, uitmuntte door vaagheid. D'at kan ook niet anders, als men beide, de kool en de geit, sparen •wil. Iets anders kan ik in de uitspraak van Batavia niet lezen, ook al zou ik willen laten gelden, dat deze beweging zioh in Indië niet voordoet als in ons land. Voor mij is dit laatste intussohen nog een open vraag. Als ik de geschriften, die uit Buchmanianisme geboren zijn, lees, dan kan ik mij niet voorstellen, Idat zij daar anders aan den dag treedt.

Dr Kaajan verklaart in „Utr. Kb." zich hiermee homogeen, en merkt zelf nog op:

't Is ook al te mal, dat de Gereformeerde Synode te Sneek met dubbele maat zou gaan meten. We kunnen niet aan den eenen kant met verrekijker en vergrootglas naar ketterijen speuren bij onze eigen Hoogleeraren en predikanten en aan de andere zijde de handen zegenend uitbreiden over een humanistische, methodistische beweging als die van Buohmaa en lonkjes - werpen naar mensohen, die als het er op aankomt, v ij a n d i g- staan tegenover de Gereformeeride Belijdenis. En het heeft ook mij' goed gedaan, dat de Sneeker Synode, ook al werd door sommigen voor clementie gepleit, zich onvoorwaardelijk tegen de Buchman^beweging heeft uitgesproken.

De synodale uitspraak inzake de Buchmanbeweging zal niet vergeten mogen worden bij de bespreking van de meeningsgeschillen. Het zou er vreemd uitzien, als werkelijke of vermeende theologische struikelingen betreffende verbond of zelfonderzoek werden nageplozen bij den één, terwijl openbare propaganda voor de Buchmanbeweging, met haar monstrueuze misvattingen inzake verbond en zelfonderzoek, of een inbeschermingneming daarvan door den ander onopgemerkt bleven. Dergelijke aberraties in onzen kring zijn juist de aanleiding geweest, dat men weer over zulke onderwerpen is gaan nadenken.

Oecumenische synode en ds Hoeksema.

In „IJmuider Kb." schrijft de heer T. v. Popta:

Er zal gepoogd worden een oecumenische Synode, dat is zoveel als eem algemene, een internationale Gereformeerde Synode bijeen te nodigen.

Prof. Schilder raadde aan, dan ook de Protestants- Gereformeer^den van Amerika, dat is de groep van Ds Hoeksema, te vragen.

Mijns inziens terecht.

Als die Synode doorgaat, zullen er wel meer rekkelijke Gereformeerden komen dan zij. 't Is misschien twijfelachtig, of ze zullen willen.

Er is niets beslist.

Nu schreef Prof. Hepp terstond, dat als dit ge­

schiedde, dan zouden de Chr. Gereformeerden van Amerika vast wel wegblijVen, en er zouden dan ook wel meei^deren weigeren te komen. Alles voorbarig natuurlijk. De Chr. Gereformeerden hebben zich niet kunnen uitspreken en hebben aan Prof. Hepp niet opgedragen om voor hen te spreken.

„Heibewapening".

„Moreele en geestelijke herbewapening"; men heeft er alles en nog wat van gehoord. De Buchmanbeweging was annex. Thans is een boekje verschenen:

„Moreele en Geestelijke Herbewapening" uit Islamietisoh oogpunt door R. A. A. Koesoemah, 'Regent van Bandoeng. Uitgegeven door: „Islam Studieclub", Bandoeng 1939.

Ds H. M. Ploeger („Ons K.bl." an op: cl. Tiel) merkt er

'Ook bier de gedachte door de Ohristelijke 'Kerk over den 'vrede, meer dan eenmaal uitgesproken: „Want de wereldvrede, waarnaar wij haken, kan inderdaaid niets anders zijn dan de zichtbare uitwerking van den vrede, dien eens ieder schepsel individueel moet smaken." „Eéin slechts kan vrede brengen: Hij, Die de Bron is ivan alle Goed, ook van den Vrede."

Met tal van citaten uit den Koran verduidelijkt de schrijver zijn bedoeling. Een zeer lezenswaard woor'd voor allen, die weten willen boe de Mohammedaansohe wereld het 'vraag'stuik van „Moreele en geestelijke herbewapening" ziet.

Leerzaam tevens voor wie weten wil, hoe dun ditmaal de herbewapeningsspoeling is. De arsenalen, waaruit de wapenen gehaald worden, komen er niet meer zoo op aan.

op aan. K. S.


i) Want dat hij niet zou weten, wat het Bureau schreef, is ondenkbaar; de qualificatie „meest vooraanstaand lid" is immers van het Bureau afkomstig.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 november 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 november 1939

De Reformatie | 8 Pagina's