GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rede van den Heer A. Borst Pzn.

In „De Werkgever" staat een rede afgedrukt van den Heer A. Borst Pzn, die in ons blad reeds het pleit gevoerd heeft voor Christel ij ke organisatie óók voor werkgevers. We vonden die artikelen zóó interessant en nuttig, dat we den Heer Borst hebben gevraagd, zijn rede aan ons blad af te staan. Het ging niet; „De Werkgever" v/as ons al vóór geweest. Toch willen we enkele gedeelten aan onze lezers doorgeven.

Eerst een passage over „jenseitig" en „diesseitig":

De practijk geeft somtijds reden de vraag te stellen, of de gemeenschapsgeest, die inderdaad ten opzichte van het „jenseitige" bij ons aanwezig is, in de practijk, „diesseitig" wel tot voldoende uitdrukking komt, omdat zoov/el op economisch als op sociaal terrein óf de invloed van de oud-liberalistische strooming óf van andere geestesstroomingen aan dit „diesseitige" in den weg staat, zoodat men zoowel op economisch terrein, meermalen ook op sociaal terrein, niet kan komen tot de uitwerking van een urgent en practisch program.

Ik meen hier op deze leemte in den kring van onze Prot. Chr. Werkgevers te moeten wijzen.

Men moge mij tegenwerpen, dat de sociale en economische richtlijnen, welke in den Roomsch-Katholieken kring van werkgevers en arbeiders zijn aanvaard, niet anders zijn dan een schijneenheid naar buiten, die de onderlinge verdeeldheid over deze vraagstukken in dien kring moet bedekken, een feit is, dat mede tengevolge van den invloed der Pauselijke encyclieken, mede ook door de bestudeering der economische vraagstukken aan de eigen R.-Kath. Economische" Hoogeschool, in dien kring door patroons en arbeiders gezamenlijk een program is ontworpen en gemeenschappelijke opvattingen worden gepropageerd, die hun grond vinden in het „jenseitige", het gem-eenschappelijke geloof, en daaruit „diesseitig" zijn opgebouv/d.

Wanneer dat „diesseitige" blijvend bij ons zou worden gemist, zou daardoor de KRACHT van het georganiseerd zijn in een eigen Prot. Chr. Verbond zijn vervallen.

Wanneer v/ij lid zijn van een Prot. Chr. organisatie van Werkgevers, enkel en alleen omdat wij in het particuliere leven behooren tot de Prot. Chr. volksgroep, maar overigens in onze organisatie alleen zien een z.g. belangenbehartiging en niet het middel om onder Gods zegen door middel ook van onze organisatie reformatorisch in te werken op ons bedrijfsleven en op ons nationale leven, dan schieten we naast het doel.

Dan is onze organisatie niet noodig en niet beter dan een andere werkgevers- of arbeidersorganisatie, die uitsluitend een opportuun belangenprogram gemeenschappelijk tracht te maken, een program, v/aaraan men bij de wisseling der tijden en omstandigheden geen houvast heeft, in bepaalde omstandigheden zelfs niet v/eet, hoe of wat, omdat het niet gegrond is op een gemeenschapsgeest, die wortelt in een innerlijke gemeenschappelijke overtuiging.

Men kan dan heel vriendschappelijk samenkomen op de jaarvergadering van zijn verbond, misschien „gesticht" worden door de toespraak van den spreker of den voorzitter, maar na afloop in den kring van zijn eigen onderneming en bedrijf weer gaan tot zijn eigen „neutrale" vakorganisatie of tot zijn golf-, bridge- of kegelclub.

Vervolgens iets over „economisch denken en handelen, vrucht van principiëele bezinning":

Wij krijgen soms heel sterk het gevoel, dat wij tot nog toe missen een eigen Christelijke economie als wetenschap, wil men breeder: maatschappijleer, die richtlijnen geeft en houvast biedt aan onze economische en sociale werkers.

Ik schaam mij niet dit publiek te erkennen, omdat ik weet, hoe moeilijk het is om tot den opbouw van een dergelijk wetenschappelijk geheel te geraken, maar ook om te betoogen, dat zeer zeker zulk een opgebouwd geheel er in de naaste toekomst komen moet en door gemeenschappelijken arbeid van wetenschap en practijk er op den duur onder Gods zegen ook komen zal. Wij kunnen reeds wijzen op belangrijken voorarbeid van mannen als Nederbragt, Gerbrandy, Diemer, Smeenk e.a., maar de grondbeginselen, door deze mannen verdedigd, worden somtijds door anderen ook uit onze Prot. Chr. kringen voor het economisch terrein niet aanvaard, zelfs bestreden.

Ook zal hier moeten worden gebouwd met de eene hand aan den troffel, met de andere aan het zwaard, want de strijd tegen oude, wellicht verouderde economische begrippen en stelsels zal niet malsch zijn, vooral wanneer deze opvattingen blijken te zijn gespeend aan datgene, wat de grond moet zijn van alle economisch denken en handelen: De liefde tot God en tot den naaste.

Voor alles, wij hebben te waken voor negativisme.

Positief zal de opbouwi van ons economisch denken en handelen allereerst ten opzichte van een zoo belangrijk vraagstuk als dat der bestrijding der werkloosheid dienen te worden beheerscht door het Schriftwoord (Jesaja 13 : 12) dat de mensch meer waarde heeft dan het goud, d.w.z. dat in het middelpunt van ons economisch denken steeds dient te worden geplaatst het welzijn van den naaste, en niet daarboven de waarde van het betaalmiddel van goed of goud.

Over „de waarde van den mensch" zegt de Heer Borst:

Ik weet. Mijne Heeren, dat ik hier dingen zeg, waartegen bezwaren zijn, waar tegenover menigeen zeer sceptisch staat, vooral zij, die in hun economisch denken vastzitten aan de economische waarde van het goud en goed, aan de vaste waarde van een betaalmiddel en dat, ongewild, wellicht toch nog hooger stellen dan de waarde van den mensch in zijn goddeüjk beroep. Wie echter boven alles den mensch wil zien als schepsel Gods, als beelddrager Gods, als mensch Gods, bekwamelijk door zijn Schepper toegerust en geplaatst MIDDEN IN DEZE MENSCHENGEMEENSCHAP met de uitdrukkelijke opdracht om in het zweet des aanschijns zijn brood te eten, moet inzien, dat de zedelijke waarde van den arbeid de mogelijkheid om de gelegenheid tot arbeiden te scheppen NIMMER afhankelijk mag zijn of ondergeschikt gemaakt aan het verkrijgen van geld of goed, of het behoud daarvan.

Nuchter hebben wij te bezien, of ons economisch denken en handelen daarmede in overeenstemming is. Zoo bouwen wij in Goddelijke opdracht mee aan den muur van ons economisch leven.

Over „werkverschaffing en overheidsingrijpen":

Werkloosheidsbestrijding door werkverschaffing op groote schaal mag men in dat licht bezien dan niet afkeuren, omdat de z.g. economische doelmatigheid van het werk, zuiver berekend, niet opweegt tegen de kosten. Als aanvulling dient deze werkverschaffing door ieder gewaardeerd en kan b.v. een plan als het z.g. plan-Westhoff, en andere plannen, goede diensten bewijzen.

In hetzelfde blad (14 Pebr. '40) wordt de rede van den Heer Borst „kostelijk" genoemd.

De Heer Straub te Amsterdam schrijft er over:

Een kostelijke rede.

Zóó mogen wij zeker de rede noemen, waarmede de heer A. Borst Pzn, de voorzitter van het verbond van prot.-christelijke werkgevers in Nederland, de jaarvergadering van deze organisatie, welke te Amsterdam werd gehouden, toesprak. (24 Jan. 1940.)

In deze rede klaagde de voorzitter er eerst over, dat in den kring van het verbond de eenheid, die er bestaat in de "dingen van het geestelijk leven, in de practijk van de dingen van eiken dag niet genoegzaam tot uitdrukking komt, waardoor men niet kan komen tot de opstelling van een urgent en practisch program.

Voorts wees hij er op, dat, indien de uitwerking van het christelijk beginsel in de dingen-van-al-dendag blijvend zou worden gemist, daardoor de kracht van het georganiseerd zijn in een eigen prot.-christelijk verbond zou zijn vervallen.

De spreker betreurde voorts, dat wij tot nog toe missen een eigen christelijke economie als wetenschap — wil men breeder: maatschappijleer —• die richtlijnen geeft en houvast biedt aan onze economische en sociale werkers.

Verder drong hij er bij zijn gehoor op aan, dat wij vóór alles te waken hebben tegen negativisme en volgens het verslag in „De Standaard" liet hij hierop volgen:

„Positief zal de opbouw van ons economisch denken en handelen, allereerst ten opzichte van de bestrijding der werkloosheid, dienen te worden beheerscht door het woord der Schrift (Jesaja 13 : 12): dat een man dierbaarder zal zijn dan dicht goud en een mensch dan fijn goud van Ofir."

Wij verheugen ons, dat in dezen werkgeverskring het probleem zóó werd gesteld. In de laatste jaren zijn wij er aan gewend gei-aakt, dat steeds maar weer de economische mogelijkheden het een en het al van de beschouwingen der referenten in onzen kring uitmaakten. Met één fieren slag heeft de heer Borst het roer omgewend en de waarde van den mensch in het centrum onzer economische belangstelUng geplaatst. Was het ook niet wijlen ds J. C. Sikkel, de bekende amsterdamsche predikant, die ons — toen wij nog jong waren — dit woord der Schrift voorhield. Als naar dit woord zou zijn gehandeld, wat zouden er dan een menschenlevens zijn gespaard. Ik denk b.v. aan de onbewaakte overwegen, waar honderden zijn gedood, omdat bewaking een financiëele last op de spoorweg- (lees staats-) financiën leggen zou, die men niet wenschte te torsen.

Wij laten hier nog een stuk van het verslag der rede, ontleend aan „De Standaard", volgen, opdat onze lezers een juist inzicht krijgen in de bedoelingen van den heer Borst.

„Werkloosheidsbestrijding door werkverschaffing op groote schaal m_ag men, gezien in het licht van het Woord des Heeren, dat de mensch meer waarde heeft dan het goud, niet afkeuren, omdat de z.g.n. economische doelmatigheid van het werk, zuiver berekend, niet opweegt tegen de kosten. Als aanvulling dient deze werkverschaffing door ieder gewaardeerd en kan b.v. een plan als het z.g.n. plan-Westhoff en andere plannen goede diensten bewijzen.

Want wij mogen in dezen tijd niet stil blijven staan, maar wij hebben den duren plicht voort te bouwen aan den muur der mogelijkheden, die de omstandigheden bieden, al spreekt het vanzelf, dat wij dan allereerst en allermeest onze aandacht wijden aan de mogelijkheden om binnen den kring van het bedrijfsleven zelf meerderen arbeid te scheppen en arbeid te behouden.

De duidelijk waarneembare structuurveranderingen in onze nationale huishouding zullen 't steeds meer noodig doen blijken, dat al deze maatregelen werden genomen door of in samenwerking met de overheid. Zoo worden talrijke vraagstukken, die voor den staat van groot belang zijn, even belangrijk voor het bedrijfsleven, voor de maatschappij, voor de volksgemeenschap.

De overheidsfinanciën.

Als een der eerste noemde spr. de overheidsfinanciën.

De groote tekorten op de staatsbegrooting en de directe onmogelijkheid om te komen tot een sluitend budget, het verschuiven van lasten naar den kapitaaldienst en 't zoeken naar een niveau voor een sluitend

staatsbudget, raakt zoowel de huishouding van de overheid als die van het volk en van particulieren.

Feit is, dat bij een tekort van zeg goed f 50 millioen op de staatsbegrooting 1940 komt een uitgave van ruim f 600 millioen voor defensie. Deze bedragen moeten er komen. Volgt dus belasting en leening.

Van vele zijden betoogt men thans, dat het volkshuishouden moet worden ingekrompen, men moet komen tot een beperking van het verbruik, men moet sparen.

Daar zijn anderen, die bepleiten sterkere rouleering van geld en goed, aanmoediging van goederenverbruik en productie.

Spr. heeft in vroegere dagen meermalen dit standpunt verdedigd en staat thans nog op dit zelfde standpunt, n.l. dat de snellere productie een snellere consumptie en goederenruil noodzakelijk heeft gemaakt.

Spr. ontveinst zich niet, dat in de omstandigheden, waarin ons land thans verkeert, de mogelijkheid om tot vergroote productie en consumptie te komen, niet in die mate aanwezig is als wenschelijk zou zijn.

Om op grond hiervan echter de verbruiksbeperking te gaan bepleiten, die leiden moet tot het vrijkomen van kapitalen, benoodigd voor defensie, welke beperking echter noodwendig ook leidt tot arbeidsbeperking, tot meerdere werkloosheid dus, tot vermindering van de productieve uit arbeid verkregen inkomens en vermeerdering van de improductieve, de steungelden, daardoor toch uiteindelijk komen tot opsoupeeren van onze vermogens en eveneens niet te verhinderen stijging van onzen schuldenlast, dat wil spr. ook niet, omdat het resultaat daarvan even funest is als men zegt, dat het zijne is, en ook en vooral omdat de zedelijke waarde van den arbeid en het scheppen van arbeid voor spr. hoogere waarde heeft dan de waarde van geld, goud of goed en het behoud daarvan.

De voorstanders van versoberen en beperken willen sparen en bewaren. De voorstanders van rouleeren willen ook sparen en bewaren, en evenmin den pot verteren als de anderen, zij willen door arbeidsstimuleering winst maken en die aanwenden om nieuwen arbeid te scheppen door de consumptiemogelijkheid open te houden; dat willen de menschen van het versoberen en beperken ook en meenen dat op een oude en beproefde manier te kunnen bereiken. De laatsten vergeten echter, naar spr.'s meening, dat wat vroeger mogelijk bleek, in de geweldige verandering van de economische sti'uctuur nu weleens op vermeerdering der werkloosheid en dus op aantasting van hun gespaarde en bewaarde bezit kan uitdraaien, en de bewijzen daarvan hebben wij reeds gedeeltelijk in de deflatieperiode van enkele jaren terug kunnen zien.

Spr. is er echter van overtuigd, dat beide standpunten uiteindelijk bedoelen behoud en stimuleering van onze volkswelvaart en beide het eens zijn, dat deze alleen verkregen wordt door arbeid. Daarom vroeg spr. een beetje meer waardeering voor eikaars standpunt."

Tot zoover het verslag van , , De Standaard". Wij hebben ons een vrij breed citaat veroorloofd, omdat wij deze rede van zoo uitnemend belang achten. Hier vernemen we een geluid, zooals we in de laatste jaren niet hebben gehoord en we voegen er aan toe, dat het ons aangenaam getroffen heeft. Vooral ook omdat het komt uit den werkgeverskring. Er moet toch wat op te vinden zijn om de werkloozen aan den slag te brengen. De geestelijke volkskracht zinkt in indien we jaar in jaar uit honderdduizenden werkloozen steun verleenen, zonder dat arbeid wordt gepresteerd. Indien al deze handen in het productieproces zouden worden ingeschakeld, stijgt de productie en kan dus de consumptie daarmede gelijken tred houden. Wij mogen immers consumeeren wat we kunnen produceeren, behoudens de noodzakelijke reserve benoodigd voor de voortgezette productie en mits we er voor zorgen, dat de grondstoffen niet worden uitgeput, waardoor er voor onze kinderen geen „levensruimte" zou overblijven.

Wij hopen van ganscher harte, dat deze kostelijke rede van den heer Borst niet een ééndagsvlieg moge zijn geweest, doch dat ze velen tot nadenken stemmen moge en zoo de christelijk-sociale beweging vooruit brengen zal.

Stof om na te denken!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1940

De Reformatie | 8 Pagina's